Kew Royal Botanical Gardens
De enige plek die in deze periode kon
wedijveren met Wenen, was de koninklijke
botanische tuin van Kew, bij Londen.
Sinds het begin van de achttiende eeuw
was het landgoed Kew samen met het
naastgeleden Richmond Estate in bezit van
de Engelse koninklijke familie. Met name
de vrouwelijke familieleden speelden een
belangrijke rol bij de inrichting van de tuin.
Befaamde architecten als William Kent en
Capability Brown werden door hen inge-
zet om de tuin vorm te geven volgens de
laatste modes, varierend van de plaatsing
van Griekse o f Chinese tempeltjes en
kluizenaarsgrotten, tot het kappen van
hele delen van de bossen op het landgoed
om wijdse vergezichten te creeren.
De eerste botanische plantencollecties op
Kew werden aangelegd door Frederick, de
toenmalige Prince o f Wales. Ondanks zijn
reeds hoge schulden besteedde hij grote
bedragen aan exotische planten. Zijn zoon,
de latere koning George III, breidde de
plantencollectie enorm uit en legde zo de
basis voor de huidige botanische tuin. De
supervisie over de tuin liet hij vanaf 1773
over aan zijn vriend en adviseur Sir Joseph
Banks (1743-1820), kort nadat deze was
teruggekeerd van James Cooks eerste
expeditie naar de Zuidzee. Banks was zeer
bekend met de plantenwereld en een beter
persoon was voor deze rol niet denkbaar.
Zijn enthousiasme, kennis, contacten en
zeker 00k zijn grote rijkdom zorgden voor
een onophoudelijke stroom van nieuwe
planten naar Kew.
In navolging van Jacquin in Wenen vatte
00k Banks het idee op om rijk ge'illu-
streerde uitgaven te maken van de botanische
collecties van Kew. Hij wist de
getalenteerde Oostenrijkse tekenaar Franz
Andreas Bauer (1758-1840), die al voor
Jacquin had gewerkt, over te halen om naar
Londen te komen. Bauer werd tegen een
vast jaarinkomen van driehonderd pond
aangesteld als ‘Botanick Painter to His
Majesty’. Tot zijn dood werkte hij op Kew
aan een uitzonderlijk oeuvre van zeer fijn-
zinnige botanische aquarellen. Deze vorm-
den onder meer de basis voor het boek
Delineations o f Exotick Plants. Ook maakte
Bauer een prächtige serie tekeningen van
de Strelitzia, de majesteitelijke Zuid-Afri-
kaanse plantensoort die vernoemd was
naar zijn leerling botanisch-tekenen,
koningin Charlotte van Mecklenburg-
Strelitz, de echtgenote van George III
(zie afb. 1). Bauer zag persoonlijk toe op
het omzetten van zijn tekeningen naar
litho’s en kleurde deze vervolgens zelf
met de hand in.
Koning George III had inmiddels steeds
vaker last van een aandoening die zieh uitte
in depressies en hallucinaties. Tijdens deze
aanvallen leefde ‘farmer George’ op zijn
geliefde Kew. Hier kon hij in alle rust en
afzondering herstellen. In 1811 moest hij
echter, in staat van permanente waanzin,
overgebracht worden naar Windsor Castle,
waar hij in 1820 overleed. Daarmee begon
een periode van verväl voor Kew, die pas
onder koningin Victoria gekeerd zou worden
(afb.3). Vandaag de dag is Kew één
van de belangrijkste botanische tuinen
ter wereld.
Jardin du Château de la Malmaison
De meest persoonlijke band tussen vorst
en tuin rond 1800 treffen we aan in Frank-
rijk. Daar kocht Marie-Joseph-Rose de
Beauharnais - door haar man Joséphine
genoemd - in 1798 in de buurt van Parijs
het landgoed Malmaison. Zij deed dit
buiten medeweten van haar echtgenoot,
Napoleon Bonaparte, en deels met geleend
geld. Napoleon was op dat moment als
generaal van het leger op expeditie in
3
Kassen in de Royal Kew Gardens
Uit: Curtis’s Botanical Magazine,
London 1867
“ The earth* 8 embroidery then have ye eyed,
And smile o f blossoms, purple, red, and w hite ;
¿Their vernal-tinctured leaves, luxurious, dyed
In Flora’ s livery, painted by the ligh t.”
W. Thomson.
'//to'/'. '////¿yy/
Egypte en absoluut niet in staat de vijftien-
duizend francs te betalen die zij op zijn
naam had gesteld. De schuldeiser zou tot
het volgende jaar moeten wachten, toen
Napoleon na een staatsgreep de eerste
consul van Frankrijk werd en contrôle
kreég over de nationale schatkist.
Dit financiële avontuur tekent de tomeloze
inzet waarmee Joséphine te werk ging. Ze
spaarde kosten noch moeite om de tuin tot
de meest vooraanstaande van het Franse
rijk te maken, zo niet van de wereld. In de
hierop volgende jaren werden ruim 3,5 mil-
joen francs in het landgoed gestoken, deels
afkomstig uit de staatskas en deels uit
Napoleons persoonlijke financiën.
Joséphine wist het landgoed in omväng
bijna te verdriedubbelen en te voorzien van
een enorme verzameling exotische planten.
Hieronder bevonden zieh ruim tweehon-
derd tot dan onbekende soorten, waarvan
zeker vijftig door haar toedoen in Frankrijk
werden geïntroduceerd. Hiervoor liet
ze uiteraard fraaie kassen bouwen. Van
over de hele wereld werden planten en
dieren per schip naar Frankrijk gebracht,
ook uit vijandelijk gebied. Ondanks de
oorlog met Engeland had Joséphine bij-
voorbeeld contact met Engelse botanici.
Eén kreeg zelfs een speciaal paspoort
om met zaden te mögen reizen door de
blokkades van haar man.
Kort na haar kroning stelde Joséphine in
1804 Pierre-Joseph Redouté (1759-1840)
aan als keizerlijke ‘Peintre des Fleurs’.
Deze voormalige hofschilder van de ont-
hoofde koningin Marie-Antoinette was
één van de grootmeesters van de botanische
tekenkunst. Zijn tekeningen van de
collectie van Malmaison voirmden de basis
voor botanische boeken van uitzonderlijke
kwaliteit, zoals de achtdelige serie Les
Liliacées. Eén van de hoogtepunten hierin
is Redouté’s afbeelding van een prächtige,
bloeiende Amaryllis Josephinea (afb. 4),
natuurlijk zo genoemd ter ere van de
Franse keizerin.
Ondanks de financiële problemen die
Joséphines tuin hem regelmatig bezorgde,
was Napoleon niet ongevoelig voor het
belang er van. Ruim tweehonderd exem-
plaren van Les Liliacées werden bijvoor-
4
Amaryllis Josephinea
Pierre-Joseph Redouté, Les Liliacées,
1802-1815. dl. 7
beeid in zijn opdracht verspreid onder
vooraanstaande machthebbers en weten-
schappers buiten het Franse rijk, om zo
te tonen dat de intellectuele en artistieke
kracht van Frankrijk met gemak de militaire
macht evenaarde.
Verderlezen
Maria Petz-Grabenbauer, ‘Nikolaus
Jacquin und die botanischen Gärten
in Wien’, Österreichische Zeitschrift für
Kunst und Denkmalpflege, jrg. 57 (2003),
nr- 3/4 . PP- 498-507-
Ray Desmond, Kew. The history o f the
Royal Botanic Gardens, Londen 2007
H.W. Lack, Jardin de la Malmaison. Empress
Josephine’s garden, München 2004
www.schoenbrunn.at
www.kew.org
www.chateau-malmaison.fr