Ridderschap, op voorwaarde dat de gron-
den eigendom van de Ridderschap, maar
de planten eigendom van Fagel zouden
blijven. Het feit alleen al dat dit in 1681
zo werd vastgelegd, zegt veel. En dan te
bedenken dat Fagel v66r 1685 nog niet over
een stookkas beschikte en dus nog amper
tropische planten gehad kon hebben! Dat
Fagels collectie bijzonder gerenommeerd
was, blijkt 00k nog eens uit het boek
Prodromus fasciculi rariorumplantarum...
(1680-89), dat over zeldzame planten handelt,
geschreven door de Poolse botanicus
Jacob Breyne. Fagel wordt er om de haver-
klap in genoemd. Tenslotte kennen we via
Paradisus Batavus nog de namen van Philips
de Flines van de buitenplaats Sparenhout
aan het Spaarne en van Magdalena Poulle
van de buitenplaats Gunterstein in Breuke-
len. De tuinen en parken van de paleizen
Honselaarsdijk (afb. 2) en Het Loo, en
van de huizen Sorgvliet, Leeuwenhorst
en Gunterstein bestaan nog steeds, maar
herbergen helaas geen uitzonderlijke botanische
collecties meer, die te vergelijken
zijn met de collecties uit de dagen van
Willem III. Voor zo’n verscheidenheid
aan planten kan men tegenwoordig alleen
nog terecht in botanische tuinen.
Een Koninklijke p lantencollectie
Van alle genoemde verzamelaars had
stadhouder Willem III, die vanaf 1688
00k koning van Engeland was, uiteraard de
meeste mogelijkheden om te tuinieren en
te verzamelen. Hij heeft dat 00k op vorste-
Hjke schaal gedaan in diverse paleistuinen
zoals in Dieren, Honselaarsdijk, Ter
Nieuwburgh, Soestdijk en Het Loo (we
beperken ons hier tot zijn Nederlandse
verblijven). Behalve in planten — we lazen
al over de ‘kaneelboomkens’ - was de
stadhouder 00k bijzonder geinteresseerd
in de aanleg van de tuinen en dan met
name in de waterwerken.
Een van de tuinmannen van Willem III
was de Haagse hovenier Jan van der
Groen. Deze schreef in 1669 al een boek
over het verzorgen van planten in tuinen:
Den Nederlandtsen Hovenier; beschrijvende
alderhande Pringelijke en Heerlijke Lusthoven
en Hof-steden, en hoe men deselve, met
veelderley uytnemende Boomen, Bloemen en
Kruyden, kan beplanten, bezaeijen, en vergie-
ren. Dit boek was rond 1700 een bestseller;
het werd tot 1721 minstens 15 maal her-
drukt. En tegenwoordig vervult het 00k
weer een functie omdat de 40 pagina’s
beschrijvingen van planten (in 1985 omge-
zet in de huidige naamgeving) tot leidraad
hebben gediend bij de reconstructie van
de tuinen van Paleis Het Loo.
Bijzonder interessant is dat Willem III
in 1685 de kunstenaar Stephan Cousijns
de opdracht gaf om de planten van Caspar
Fagel op diens buitenplaats de Leeuwenhorst
te tekenen (afbn. 1,4). Was dit uit
botanische interesse of was het een blijk
van vriendschap? O f is het in een later
Stadium een vriendschappelijk gebaar
geworden omdat Fagel ernstig ziek werd?
Is die mogelijk veranderde opzet de oor-
zaak van de verschillende nummeringen
op de pagina’s? Vragen waarop vooralsnog
geen antwoorden zijn. Maar Cousijns
heeft het werk in november 1688 gestaakt
omdat Fagel ernstig ziek was; een maand
later zou deze overlijden. Uiteindelijk is
de serie aquarellen in bezit gekomen
van de stadhouder, die er in 1692 een
aparte titelpagina voor Het maken door
Bartholomeus Brandon (afb. 3), waarop
trots in goud genoteerd Staat: Hortus
regius Honselaerdicensis (KoninkHjke tum
Honselaarsdijk). En dat klopt in zoverre,
omdat Willem in dat jaar 00k de planten-
Paleis en tuinen van
Paleis Honselaarsdijk.
ca. 1684
Abraham Bloteling
Koninklijk Huisarchief,
Den Haag
binnenshuis, een rijke verzameUng die aan-
zien en macht uitstraalde, zowel nationaal
als internationaal en die vriend en vijand
moest imponeren. Zoals Willem III de
fontein in de tuin van paleis Het Loo hoger
wilde laten spuiten dan de fonteinen van
Lodewijk XIV in Versailles, zo moest 00k
zijn exotische plantenverzameling uit de
Oost en de West, die van andere heersers
der aarde overtreffen.
Om verder te lezen
D.O. Wijnands. ‘Hortus auriaci: de tuinen
van Oranje en hun plaats in de tuinbouw
en plantkunde van de late zeventiende
eeuw’. The Anglo-Dutch garden in the age
o f William and Mary / De gouden eeuw
van de Hollandse tuinkunst. Apeldoorn /
London, 1988. p. 61-86. Tentoonstel-
lingscatalogus. (00k versehenen als uit-
gave van Journal
o f Garden History, 1988, vol. 8, nos 2 & 3)
J. Kuijlen, C.S. Oldenburger-Ebbers,
D.O. Wijnands. Paradisus Batavus:
bibliografe vanplantencatalogi van
onderwijstuinen, particulière tuinen en
kwekerscollecties in de Noordelijke en
Zuidelijke Nederlanden (1550-1829 )■
Wageningen, 1983
www.historischetuinen.nl
3
Titelpagina door B [ar tholomeusl Brandon
Aquarel uit codex: Hortus Regius
Honselaerdicensis, 1692
Biblioteca Nazionale, Florence
verzameling van Fagels erfgenamen had
gekocht. Vermoedelijk zijn de planten in
de tussenhggende periode, 1688-92, overgebracht
naar Honselaarsdijk en daar ver-
zorgd totdat de definitieve koop gesloten
was. Dat zou 00k de titelpagina verklären.
Logischer was namelijk geweest als daar
Hampton Court Palace had gestaan,
yrant daar zijn de planten niet zo lang
na de aankoop naar toe verscheept.
Behalve dat de precieze ontstaans- en
bezitsgeschiedenis van de codex Honselaerdicensis
nog onduideHjk is, zijn er 00k
nog vraagtekens bij de latere geschiedenis.
Op een bepaald moment heeft de familie
Van Oranje nameHjk afstand gedaan van
dit bijzondere boek. Wanneer en waarom
is niet bekend, maar in 1824 werd het te
koop aangeboden in de veilingcatalogus
BibHotheca Meermanniana (nalatenschap
Johan Meerman, waar Museum Meer-
manno Westreenianum deels naar is
genoemd). De koper was de Parijse anti-
quair Jules Renouard. Deze heeft de codex
hoogstwaarschijnUjk (tussen 1827 en 1834)
verkocht aan Giuseppe Molini, bibHothe-
caris van de BibHotheca Palatina, want de
titel komt voor in de ‘manoscritti Palatini’
van deze bibHotheek vanaf 1834. In 1861
werd de BibHotheca Palatina onderdeel
van de BibHotheca Nazionale Centrale
Firenze (onderzoeksnotities van wijlen
dr. D. O. Wijnands, Instituut Plantentaxo-
nomie Wageningen Universiteit).
Ook al bestaan er nog enkele mysteries
rond de codex Hortus Regius Honselaerdicensis,
door de schitterende aquareUen
hebben we nu in ieder geval een goed beeld
van een rijke Nederlandse plantenverzameling
uit de zeventiende eeuw en weten we
welke rol zo’n coHectie speelde in die tijd.
Het is dezelfde rol als een kunstkabinet
Afb. 4
Vaasje met Kaapseplanten, v.l.n.r.
Dorotheanthes bellidiformis; Agapanthus
africanus; Conicasia spec., (folio 72) door
Stephan Cousijns
Aquarel uit codex: Hortus regius
Honselaerdicensis, 1692
Biblioteca Nazionale, Florence