4
Æ m m
m ¡ m
Ç I
\ V v . * 1 7 4 m ¡
H »
........... ........-
¡ P \ p *
Keizerlijk
tuinieren
Schönbrunn, Kew en Malmaison
Terry van Druten
In het Europa van de achttiende eeuw ontstond een enorme drang om de wereld te
doorgronden en te beheersen. Ontdekkingsreizen naar de ‘nieuwe wereld’ en de
opbouw van koloniale rijken zorgden voor een ongekende toestroom van onbekende
plantensoorten. Exotische zaden, vruchten, stekjes, struiken en bomen werden vol
passie verzameld. Aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende
eeuw maakte de botanische tekenkunst een grote bloeiperiode door. Rond 1800
werden schitterende bloemenboeken uitgegeven. Een groot deel hiervan is gevuld
met illustraties van de allerbeste botanische kunstenaars, zoals Franz Bauer (afb. 1)
en Pierre-Joseph Redouté. In opdracht van de mächtigste vorsten van Europa werkten
zij in de paleistuinen van Wenen, Londen en Parijs. Zonder een botanische tuin
telde je op dat moment als vorst niet mee.
De Holländische Garten van Schloss
Schönbrunn
In de jaren veertig van de achttiende eeuw
betrok de jonge Habsburgse keizerin
Maria Theresia samen met haar echtge-
noot Franz Stephan von Lothringen het
paleis Schönbrunn, niet ver buiten Wenen.
Het landgoed was al eeuwen in bezit van
de Habsburgers, maar had tot die tijd
nauwelijks een rol van betekenis gespeeld.
Dit veranderde echter snel toen het pas-
gekroonde keizerlijke paar Schönbrunn
koos als zomerresidentie.
Zowel Maria Theresia als Franz Stephan
waren grote liefhebbers van tuinieren en
botanie. Bovendien zagen zij het grote
politieke en economische belang in van
nieuwe plantensoorten als tabak en cacao.
Franz Stephan had in 1731 al een bezoek
gebracht aan de Leidse hortus en daar
onder meer Boerhaave en Linnaeus leren
kennen, met wie hij sindsdien contact was
blijven onderhouden.
Het is dan 00k niet verwonderlijk dat, toen
Schönbrunn in 1753 werd uitgebreid met
een eigen botanische tuin, deze de naam
‘Holländische Garten’ kreeg. Bovendien
werd de uit Leiden afkomstige Adriaan
Steckhoven als tuinman aangesteld.
Alles werd in het werk gesteld om van de
tuin ‘eine botanische Schatzkammer’ te
maken, ‘ein wahrhaft kaiserliches lebendiges
Pflanzenkabinett’. De keizer bracht
zowat iedere dag een bezoek en nam volop
deel aan de vorstelijke wedloop om de
meest exotische en zeldzame soorten bij-
een te brengen. Om deze reden kreeg de
<1
Strelitzia regina
Uit: Franz Bauer, Strelitzia depicta, 1818
jonge — eveneens uit Leiden afkomstige —
Nikolaus Joseph von Jacquin (1727-1817)
de opdracht een expeditie te leiden naar
het Caraibisch gebied om daar bijzondere
planten en bloemen te verzamelen.
Jacquins Caralbische expeditie was een
groot succes. Hij bracht een ongekende
hoeveelheid planten mee terug, waar-
onder cactussen, orchideeén en bromelia’s
(afb. 2). De expeditie legde de basis voor
een lange en succesvolle carrière. Jacquins
komst naar Wenen luidde de bloeitijd in
van het Habsburgse hof als centrum van de
botanie. Als hoogleraar en directeur van
zowel de universiteitstuin als de botanische
tuin van Schönbrunn wist Jacquin het
niveau van Franz Stephans botanische tuin
op het hoogste niveau te tillen. Daarnaast
vormde zijn salon iedere woensdagavond
hét trefpunt voor de Weense intellectuele
elite; Mozart was er bijvoorbeeld een veel-
geziene gast.
Geen botanicus kon tippen aan de hoeveelheid
botanische prachtwerken die onder
Jacquins hoede versehenen. De kroon op
dit werk is ongetwijfeld de vierdelige serie
boeken die hij na zijn pensioen uitbracht
met daarin vijfhonderd handgekleurde
gravures van de zeldzaamste planten uit
de keizerlijke tuin van Schönbrunn (afb. 2).
Bromelia chrysantha
Uit: Nikolaus Joseph Jacquins Plantarum
Rariorum Horti Caesari Schoenbrunnensis,
1797-1804, dl. i