
[ To fa'#paye 18.
% h
Ih B
10
Orchis mascula
Charles Darwin. On the
various contrivances by O R C H IS M A S t’ lM .A .
which British and Foreign
orchids are fertilised by
insects (._). London. 1862
dan ook veel tijd aan het bestuderen
van de familie der Orchidaceae. Zo
observeerde hij in de buurt van zijn
huis te Kent op de nabij gelegen kalk-
helling de bijenorchis. De eerder ge-
noemde Hooker voorzag hem van
diverse soorten, en leende aan Darwin
het prächtig boek van Franz Bauer,
Illustrations of Orchidaceous Plants,
(1830-1838) uit. In mei 1862 publi-
ceerde Darwin een 176 pagina's teilend
boek, getiteld On the various contrivances
by which british and foreign
Orchids are fertilised by insects, and
on the good effects of intercrossing. In
de introductie zegt Darwin: 'The object
of the following work is to show
that the contrivances by which
Orchids are fertilised, are as varied and
almost as perfect as any of the most
beautiful adaptations in the animal
kingdom,- and secondly to show that
these contrivances have for their main
object the fertilisation of each flower
by the pollen of another flower.'
Darwin beschrijft de vele hulpmidde-
len waarmee orchideeën hun bestui-
ving regelen. Bloemen hebben in de
loop van de tijd insecten verleid hun
bestuiving u it te voeren. Sommigen
lokken bijen, anderen vlinders of
vleesetende vliegen. Sinds h et Krijt is
de relatie tussen insecten en bloemen
to t een complex geheel geëvolueerd.
En een van de grootste verleiders in
het groene rijk is de Orchidee.
Sommige soorten zijn zo 'gespeciali-
seerd' dat ze slechts door één bepaald
insect bestoven kunnen worden. Zo is
de pijlstaartvlinder (Xanthopan mor-
gani praedicta) h et enige insect dat de
nectar u it de dertig centimeter diepe
buis van de orchidee Agraecum sesquipedale
kan krijgen. Waarom deze
vlinder 'praedicta' als achtervoegsel
heeft? Omdat Darwin het al voorspel-
de toen hij de plant zag: ergens op de
wereld moest een vlinder zijn m et een
enorme roltong van dertig centimeter.
En hij kreeg gelijk! De m eeste insecten
hoeven evenwel n iet te beschik-
ken over zo'n tong om bij de honing te
kunnen komen.
Maar gebruikt worden ze, die insecten.
Mannetjes worden aangetrokken
door h et parfum van een vrouwtje, de
zogenaamde lokstoffen of feromonen.
Vlak voor de paringstijd, op h et moment
dat de mannetjes 'op scherp'
staan, verspreiden orchideeën deze
lokstof. Andere orchideeën hebben
het uiterlijk van een vrouwtje. En als
het m annet je dan landt op het label-
lum, de aanvliegplank, en wil aanvan-
gen m et copuleren wordt hij bijvoor-
beeld beschoten door pakketjes m et
pollen. Of krijgt hij met een 'floraha-
mer' te maken: Drakaea livida hamert
de pollen op 't lijf van de wesp. Dat
zal de lusten leren!
Darwin liet één ding duidelijk zien in
zijn boek: planten doen zeker niet onder
voor dieren als h et op aanpassing
aan komt.
Charles Darwin had weinig contact
met de orchideeënkoning John
Lindley (1799-1865). Slechts twee
brieven van Darwin zijn aan hem ge-
richt. Lindley op zijn beurt stuurde
Darwin enkele gedroogde orchideeën.
En er was natuurlijk het boek van
Franz Bauer (1758-1840) waar Lindley
de tekst voor geschreven had. John
Lindley was door zijn onderzoek en
vele publicaties -de Index Kewensis
te lt 252 ingangen op publicaties van
Lindley- gedurende een période van
ruim veertig jaar dé specialist op het
gebied van orchideeën. Hij correspon-
deerde m et bekende botanisten als
William Hooker, Robert Brown en de
invloedrijke Joseph Banks. En ontving
planten van over de hele wereld. In
The genera and species of
Orchidaceous Plants (1830-1840)
schets hij een basis classificatie van
de familie der orchideeën. In dezelfde
tijd werkte hij aan een boek dat het
toenemend aantal orchideeënliefheb-
bers zou aanspreken, Sertum
Orchidaceum or a Wreath of the m ost
beautiful Orchidaceous Flowers
(1837-1841). Het boek bevat 49 ge-
kleurde litho's. Negenendertig illus-
traties zijn afkomstig van Sarah Anne
Drake (1803-1857). Hoewel veel teke-
ningen en schilderijen vaak anoniem
werden vervaardigd door vrouwen,
springt Drake er u it door haar detail-
lering en compositie. Zij werkte veel
voor Lindley en illustreerde eveneens
voor het tijdschrift Botanical Register.
Curieus in dit boek is plaat nummer
13. Deze is afkomstig van de Creoolse
kunstenaar G errit Schouten (1779-
1839). De tekening was in het bezit
van de gouverneur Lance te
Paramaribo.
In Botanical Register schreef John
Lindley overigens ook over het kwe-
ken van orchideeën, een bezigheid die
meer en m eer professioneel en com-
mercieel zou worden beoefend door
kwekers. De eerste gekweekte hybride
werd ook door Lindley beschreven,
en wel in Botanical Magazine van
1858. Het betreft een kruising tussen
Calanthe furcata en C alanthe masuca.
John Dominy, de voorman van de
kweker James Veitch & Sons te Exeter
in Devon, lukte het als eerste om
twee soorten te kruisen en de gekruis-
te zaailingen te laten bloeien.
De plant werd naar hem vernoemd,
Calanthe dominii.
Naast wilde, in de n atuur voorkomen-
de planten die Europa binnenkwamen
via handelaren en orchideeënjagers
ontstonden nu de bewust gekweekte
kruisingen. Steeds m eer kwekers leg-
den zieh hier op toe.
FREDERICK SANDER. ORCHIDEEËN-
KWEKER De laatste twee decennia
van de 19e eeuw waren de hoogtijda-
gen van de orchi-mania in Engeland.
De m éthode voor het kweken van tropische
epifyten was sterk verbeterd,
en nieuwe orchideeën van over de
hele wereld bleven naar Engeland komen.
Er waren prächtige collecties en
gerenommeerde kwekers als Veitch &
Sons, Low 8k co. te Clapton, en Sander
8k Sons te St. Albans. Al die collecties
werden vastgelegd in boeken als
R. Warner's The Orchid Album (1882-
1897), William C urtis's tijdschrift Botanical
Magazine, en Reichenbachia.
Dit laatste boek is van Henry Frederick
Conrad Sander (1847-1920), een
van de grootste handelskwekers. In St.
Albans (Engeland) stonden 60 kassen
op 2 hectare grond. Orchideeënkwe-
kerijen waren arbeidsintensief. Naast
kwekers waren ketellappers, stokers,
timmerlieden en leerjongens in
dienst. Sanders' kwekerij bezat een
speciale ruimte waar wilde orchideeën
tentoongesteld werden in hun
'natuurlijke omgeving'. Via veilingen
kochten kwekers en orchideeënverza-
melaars nieuwe import. Kwekers als
Sander hadden ook hun eigen orchi-
deeënjagers in dienst. Zo'n beroep was
niet altijd van gevaar ontbloot. Onbe-
kendheid met de gewoonten van de
oorspronkelijke bevolking, tropische
ziekten... Er wilde nog wel eens iemand
verdwijnen. Een bekend plan-
ten jager was Benedict Roezl, een
Tsjech van geboorte. Tussen 1830 en
1870 verbleef hij in de tropen. Hij ont-
dekte 800 nieuwe planten, overigens
niet allemaal orchideeën. Een andere
botanist op plantenjacht was Joseph
Hooker. Hij vond de legendarische
blauwe orchidee (Vanda coerulea).
Deze orchidee groeide in de Khasi-
heuvels in het noorden van India onder
extreme températuurwisselingen:
overdag in de feile zon en 's nachts be-
dekt met rijp.
Uiteraard werd met het zaad van de
wilde orchideeën geëxperimenteerd.
Hierdoor nam het aantal gekweekte
hybriden enorm toe. Frederick Sander
besloot om een register bij te houden.
Zo ontstond de List of Orchid Hybrids.
Tegenwoordig zijn er meer dan 100.000
gekweekte hybriden geregistreerd. In
de 19e eeuw waren de nieuwe soorten
veelal bestemd voor de handel. De ver-
koop van kwekershuizen vond plaats
via catalogi. Om de handel te bevorde-
11
Cypripedium saüieri.
J. Linden. Lindenia:
iconographie des
Orchidees. London.
1885-1901