
En toen ineens was er een omslag. Ze zoefden elkaar in ra-
zende vaart tegemoet, totdat ze oog in oog stonden.
Tegenover hem stond een wezen dat exact op hem leek.
Het was zijn dubbelganger. Geschokt stamelde de man:
'Ken ik u ergens van? Kent u mij?'
Waarop de ander zei: 'Nee' - en hem doodsloeg met de stok
die hij in zijn handen had.
Er wordt gezegd dat ze daarna in elkaar vloeiden als twee
nevelslierten die een mistbank vormen.'
Tot zover dit verhaal. Als het Noodlot in het spei is, rieht de
mens zieh tegen zichzelf. De moraal is verder dat het moe-
derland haar kinderen niet graag afstaat, en dat reizen iets is
voor verwende mensen die daarbij zichzelf tegenkomen.
Laten we nu eens naar de tekening van Pieter de With kij-
ken. Wat we hier zien is een landschap dat grote gelijkenis
vertoont met een typische mòliy: licht glooiend, af en toe
wat ruiger, met rotsen, hei en kleine boomgroepen. Met de
rivier op de achtergrond lijkt het inderdaad sterk op de
Klinnyr-streek, waar Petriy Dewyt zieh vestigde.
Rechts op de achtergrond zien we een schetsmatig aangege-
ven bouwwerk, dat een rijk huis of een herenboerderij zou
kunnen voorstellen, maar wellicht toch een mine is - en in
dat geval zou het kunnen symboliseren: hier gaat iets siecht
aflopen (ook Spokaniérs lezen van links naar rechts).
Vanuit die achtergrond verschijnt er een figuur, terwijl we
links in het mòHy-gebied nog zo'n figuur zien gaan, een
stok in de hand. Tussen de figuren in valt de schaduw van
een wolk. U begrijpt waar ik heen wil: dit tafereel heeft veel
weg van de reislustige en zijn dubbelganger.
Maar significanter nog is dat deze figuren elk een gryllä dra-
gen, de breedgerande hoed die ook vandaag de dag populair
is in Spokaniè.
Hèt meest significante echter is toch wel dat de wolk die
boven de rivier hangt een merkwaardige, visachtige vorm
heeft - inderdaad op de noodlot-personifiérende steenhaai
lijkt. De neus is groot uitgevallen (een directe verwijzing
naar zijn Spokanische naam), de rugvin is duidelijk zicht-
baar, terwijl de staart schuilgaat achter het bosschage links.
Me dunkt, zelfs de grootste scepticus zal moeten toegeven
dat deze ciicumstantial evidence dan wel misschien geen
cut-and-dried case oplevert, maar dat het mijn overwegin-
gen toch wel degelijk buiten het domein van de wilde specu-
latie plaatst. Dat de dubbelganger meer vooraan, centraler in
de tekening Staat geeft verder aan dat de scène geheel door
het noodlot wordt beheerst ( jéftiy in het Spokaans). De wolk
in de lucht, de schaduw op de grond, de prominente dubbelganger
- voor een Spokanièr is dit alles direct duidelijk.
De mòliy als inspiratiebron voor de kunstenaar: Petriy
Dewyt alias Pieter de With gebruikte hiervoor zijn teken-
pen, maar talloze Spokaniérs hebben hun schrijfpen ge-
bmikt die de wolken, de schaduwen, de schakeringen van
paars naar geel, van rood naar groen, vastlegde. De gemar-
merde luchten, zwaar van weemoed en volksgeloof.
Ik kan niet nalaten om een van de meest geciteerde mòliy-
schilderingen voor te lezen, het gedieht Àme’fkóbo van de
al eerder genoemde beroemde dichter Lof jec Quüzzt die
leefde van 1782 tot 1841:
Âme’fkôbo
Âme’f kôbo ÿkaqure efnydalanko ur blakdÿtântos
Ur ef chiqursz âmpiym zerre ef bâragruwâs ur nïitrdagers
Âme kâ hâftere
Âme fit fartere,
Kost zûps dus prâcte lef ÿpântos,
Kost base sen fuie tjâg ef cragers,
Râchetelira den efüiyxât,
Ôps sße den ef flâxe...
Âme’f zvitra fences cye'f o’icrâ jakâms ur latijiysos
Ur eflofâ caribare e flittit môliys tjâg wâvet sçiâlos
Âme kâ hâftere
Âme fit fartere,
Kost aderm gârpje fes eft fiysos,
Kost eits Xafe lôf ipâlos,
ogpetelira den gress gvârcât
ef baso, gress melde bâxe...
Als de zon de blauwe koepel en de witte \
schaapsvellen inneemt
En de stralen teder de paar se heidevelden enj&è
gele stranden strelen
Als dat gebeurt
Als het zo gaat
Dan slaat mijn hart met tochtvlagen
Mijn borst vult zieh m et kraaien
Die krassen dat het orïecht is .
Zij sissen dat het niet deugt...
Als de zwoele windvlagen de okeren velden
en groene kruinen kammen
En de lente de roze môliys m et zachte warmte toedekt ' ;
Als dat gebeurt
Als het zô gaat
Dan klemt mijn adem zichin een schroef vast
Mijn ogen verdrinken bij het gedool
dat fluistert dat ik moet zoeken
naar de reden, waarom ik geen oordeel heb
Terug naar onze expositie: wij treffen Pieter de With hier
dus niet alleen aan als. de maker van een van de weinige ou-
de tekeningen van het overgangsgebied waar de Klinnÿr de
bergen verlaat en zijn weg door de môliys naar zee zoekt
(en dat is op zieh al bijzonder genoeg), maar ook als illu-
strator van een Spokanische volksvertelling! Maar, zoals
dat gewoonlijk gaat, wie één puzzelstukje vindt komt met
meer vragen dan antwoorden te zitteri. Hoe is Pieter de
With in Spokanië beland? Heeft hijzelf misschien de naam
van Rembrandt op de tekening gezet uit nostalgie naar zijn
voormalige leermeester? Wat is er daar nog van zijn werk
te vinden? Hoe is hij weer terug geraakt in de Lage Landen?
- Een ding is echter zeker: bij deze is de waarde van de
With's tekening flink gestegen op de Spokanische markt.
Dames en heren, genoeg gepraat! Elke minuut die ik verder
nog aan het woord ben, gaat af van de tijd die u veel
plezieriger kunt doorbrengen met het bekijken van deze
wonderschone tentoonstelling. Er wachten daar meer dan
70 oude kunstenaars om door uw blik weer tot leven ge-
wekt te worden. ■
\
A.D. Fokker, neef van de luchtvaartpionier, had zieh als theoretisch
natuurkundige gespecialiseerd in de relativiteitstheo-
rie. Zijn prille professoraat aan de Technische Hogeschool in
Delft gaf hij in 1927 op voor het curatorschap van Teylers
Natuurkundig Laboratorium in combinatie met de Teyler leer-
stoel in de natuurkunde aan de universiteit van Leiden. In die
hoedanigheden was hij de opvolger van H.A. Lorentz’. Hij ont-
wikkelde zieh tot een vooraanstaande figuur binnen de
Nederlandse natuurkundige gemeenschap, niet in het minst
door zijn organisatorische en redactionele activiteit
Een praktisch aandachtsveld binnen de geluidsleer was voor
hem al vroeg de akoestiek van zalen. Voor tal van bestaande en
nieuwe concert- en theaterzalen trad hij op als adviseur. Ook
kerken deden in dit verband regelmatig een beroep op hem.
Fokkers interesse in de microtonale muziek werd gewekt door
Christiaan Huygens * Lettre touchant le cycle harmonique uit
1691. Hij las dit stuk over het 31-toonsstelsel rond 1940 en
raakte erdoor gefascineerd. Hij deed nader onderzoek naar deze
verdeling van het octaaf, publiceerde erover, gaf lezingen,
en was voortdurend bezig componisten en musici ervoor te in-
teresseren. Na experimenten met een prototype (1943) ont-
wierp hij in de daaropvolgende jaren hetgecompliceerde ins-
trument, dat in 1950 werd voltooid. De orgelbouwer werd al
genoemd maar niet onvermeld mag blijven dat ook de amanu-,«
ensis van Teylers laboratorium, J.M. Verbeek, nauw betrokken
was bij het projekt. Naar zijn zeggen had het gros van zijh
werkzaamheden in de jaren veertig te maken met de orgel-
bouw.
Uit correspondentie met het Amsterdamse gemeentebestuur
blijkt dat het Fokkers intentie was voor zijn orgel een prominente
plaats te vinden in de hoofdstad. Dit lukte echter niet en
vervolgens kwam het museum als locatie in beeid. De twee
klavieren kwamen op het vloergedeelte van de rotonde ter
hoogte van het balkon, de orgelpijpen, bedrading en verdere
toebehoren “verdwenen” in een grote kastruimte, waarvan de
deuren bij concerten zo wijd mogelijk werden opengezet.
Anton de Beer, die enkele jaren geleden overleed, werd de vaste
bespeler en zou dattientallen jaren blijven. Bij de maande-
lijkse uitvoeringen - tot halverwege de jaren negentig steevast
des zondags om 3 uur - bevond het publiek zieh verspreid
over de rotonde en het voorzaaltje van de aula. In de beginja-
ren vonden er ook demonstraties plaats op een speeltafel in de
aula, met behulp van microfoons die werden opgehangen in de
orgelkast. De toenemende drukte en de. geluiden van de elektronische
kassa maakten het noodzakelijk het aanvangstijdstip
te verplaatsen naar de zondagochtend.
In 1960 richtte Fokker de Stichting Nauwluisterendheid op,
die het orgel ging beheren. Deze naam werd in 1967 gewijzigd
in Stichting Huygens-Fokker. De doelstelling verruimde men in
1988 tot de bevordering van de microtonale muziek in het al-
gemeen. Wat Fokker ooit begon uit persoonlijke liefhebberij
heeft zieh ontwikkeld tot een springlevende, internationale
beweging. Het valt te hopen dat het orgel te zijner tijd in
Amsterdam zal fungeren als een monumentale herinnering aan
zijn pionierswerk. Om de klank vast te houden bracht de
Stichting in 1999 een CD uit, waarop vaste bespeler Joop van
Goozen stukken uitvoert van Peter Schat, Henk Badings, Ivan
Wyschnegradsky en Jos Zwaanenburg. ■
- Voor Fokker zie: Biografisch Woordenboek van Nederland (BWN),
dl 3 (1989), p. 174-175.
- Voor het orgel zie: A.D. Fokker (1887-1972), selected musical
compositions (1948-1972), R. Rasch ed., Utrecht: The Diapason
Press, 1987.
- Website Stichting Huygens-Fokker: http://www.xs4all.nl/ huygensf
Fokker-orgel
ontmanteld
FotO:
Martijn Zegel
In de tweede week van Oktober kwam er een einde aan een
période van p re c ie s v ijftig ja a r, gedurende welke het 3 1 -
toonsorgel van professor Adriaan Daniël Fokker (1 8 8 7 -
1 9 7 2 ) de b lik van ge r was op de rotonde boven de entree van
Te ylers Museum. Het moest plaa ts maken in verband met de
voorgenomen a an p a s s in g en van deze entree. Dezelfde firma
P e ls en Van Leeuwen, die in 1 9 5 0 het o rgel bouwde
verzorgde nu de demontage en de o p s la g . Het lig t in de
b edoeling het orge l, eigendom van de S tich tin g Huygens-
Fokker, over enige jaren op te stellen in de nieuw te
betrekken lo ca tie van de S tich tin g , die thans nog ge vestigd
is in Muziekcentrum De IJsb re k e r W eespe rzijde 2 3 , te
Amsterdam.