
KIN DISTEE SPOOKSOLIY
N
20 « km
Het vlakke môliy-landschap in het
kustgebied van Noordwest-Liftka
(gebied in lichte cirkel)
Natuurlijk is zo'n ontmoeting ook een kwestie van samen-
spel. Ons oog dient in orde te zijn, en we moeten ontvanke-
lijk kunnen kijken. We moeten kortom 'meedoen'. Maar
veel moeite kost dat niet - want het zijn aartsverleiders,
die voorvaderen van ons.
Misschien klinkt dat woordje 'voorvaderen' wat aanmati-
gend - het suggereert een directe genetische band met deze
Vlamingen en Nederlanders van weleer - maar het is natuurlijk
onze trots die hier spreekt. Ons cultuurgebied ex-
celleert in die schijnbaar moeiteloze detailrijkdom, in die
aandacht voor het dagelijkse. En dan is er nog de nieuws-
gierigheid, die ervoor zorgde dat deze kunstenaars uitzwier-
ven over stad en land, tot ver buiten onze grenzen - noem
het maar ondememingslust. Ook daarmee hebben wij nog
steeds affiniteit.
Reizen en ondememingslust - die kemwoorden maken het
heel logisch dat de tentoonstelling en catalogus mede zijn
gerealiseerd door een onderneming als BCD Holdings bij
hun 25-jarig jubileum. Een organisatie uit de reiswereld
heeft misschien een natuurlijke invalshoek wat betreft reizen
door stad en land. Maar niet elke organisatie heeft de be-
reidheid en de goede smaak om haar jubileum op deze ma-
nier te vieren: namelijk door voor het grote publiek werken
toegankelijk te maken die vaak niet eerder te zien waren.
En dan de prächtige catalogus! (Die u hopelijk nu allemaal
al heeft, of straks zult kopen). Niet alleen zijn alle subtiele
kleurnuances prächtig overgekomen, maar ook de diep-
gaande en toch zeer heldere tekst van Hans Verbeek en
Robert-Jan te Rijdt zorgt ervoor dat zowel leek als vakman
er blijvend plezier van zullen hebben.
Maar zelfs de meest complete catalogus zal noodgedwon-
gen met hiaten blijven zitten. De tijd is tenslotte de grote
verwoester, en wat gisteren nog algemeen bekend was is
vandaag reeds in nevelen gehuld. En natuurlijk zijn ziens-
wijzen in de kunsthistorie ook net zo aan ontwikkeling on-
derhevig als in andere takken van wetenschap. Een van die
hiaten bijvoorbeeld is dat er niets bekend is over het leven
van Pieter de With. Van hem hangt hier onder andere het
prächtige Panoramic river landscape with travelers
(catalogusnummer 40).
Voor mij als Spocanist kwam deze tekening een paar dagen
geleden, toen ik de tentoonstelling op voorhand mocht be-
kijken, als een grote verrassing. Het is niet iedere dag dat
men in Nederland iets aantreft dat zo duidelijk uit een
Spokanische context afkomstig lijkt.
Mijn volgende beweringen zijn slechts tentatief, want ik
heb alles nog niet geheel kunnen natrekken. Maar toch
meen ik hier een kleine bijdrage te kunnen leveren aan de
biografie van deze interessante figuur Pieter de With, van
wie we alleen weten dat hij omstreeks 1650 actief was en
na 1689 is gestorven.
Maar wat Spokaniers weten, is dat er tussen 1670 en 1680
in de buurt van Seftaliy op het eiland Liftka een schilder
werkte van wie ik sterk vermoed dat hij wel eens een en
dezelfde zou kunnen zijn als Pieter de With. Er zijn niet
veel werken van hem bekend, maar hij viel in zijn tijd zeer
op als buitenlander in Spokanie. Dat Spokaniers het bui-
tenland als 'een pot nat' beschouwen en eigenlijk nauwe-
lijks geinteresseerd zijn in waar een vreemdeling vandaan
komt, was in die tijd ook al zo. Er is sprake van ene Petriy
Dewyt die in de schaarse bronnen beurtelings omschreven
wordt als van origine een Duitser, Vlaming, Holländer of
Fransman. Van hem wordt gezegd dat hij zieh in het
Spokaans uitdrukte als een kind van vier, dat hij de rare ge-
woonte had om zijn verf te pigmenteren met roet, en dat
hij op zekere dag verdwenen was, spoorloos opgelost in het
niets. Zijn verdwijning werd in verband gebracht met zijn
voorliefde voor de möliys, de heuvelachtige heidegebieden
die in die tijd golden als onherbergzaam en weinig pluis -
wat veel Spokaniers overigens nog steeds vinden.
Als ik me slechts zou baseren op wat zieh laat aanzien als
een naamsverbastering dan zou dat maar een zwak argument
zijn voor mijn theorie dat Petriy Dewyt dezelfde is
als Pieter de With. Er is echter méér aan de hand.
Om dit aan te tonen ga ik u zo meteen een verhaaltje voor-
lezen. Maar voor een goed begrip hiervan moet u eerst wat
weten over Spokanische cultuur.
Zoals vele levensbeschouwingen maakt de Spokanische
Ergynne, de oorspronkelijke religie van deze Atlantische
archipel, graag gebruik van personificatie.
Hierbij wordt het noodlot soms als een zwerfhoiid voorge-
steld, soms als een dreigende wolk (zie de anekdote over de
dichter Lofjec Quûzzt in mijn boek Spokanië: Berref), soms
als een steenhaai of ruwe haai (Galeorhinus galeus in het
Latijn) die längs de westkust van Spokanië veel voorkomt
en daar läsiynes-haje heet, ofwel 'kokkerd-haai'. De snuit
lijkt inderdaad, zoals bij de meeste haaien, op een wat nuf-
fige mensenneus m et duidelijke neusgaten. Het belang van
het Lot binnen de Ergynne is door sommigen wel in verband
gebracht met Viking-invloeden, die tot een soort van
Schicksalsfrommigkeit geleid zouden hebben (het begrip
stamt van de Nederlandse Oudgermanist Jan de Vries),
maar dit lijkt me ver gezöcht.
Nu volgt het volksverhaaltje in een moderne versie, zo'n
30 jaar geleden opgetekend door Manes Larden-Sapiy, en te
vinden in zijn boek Clajotelira Wertys (Bloeiende Overlevering)
uit 1968.
'Het noodlot heeft zelden een vrije dag. Nee, het noodlot
maakt doorgaans overuren. En met vakantie gaat het noodlot
al helemaal niet. Het is altijd waakzaam - en waar din-
gen goed dreigen te gaan, daar slaat het noodlot onverbid-
delijk toe. Het begoochelt de zinnen of likt je hand als een
hond - om er daarna in te bijten.
In het dorpje Crelco aan de rivier de Klinnyr woonde een
man die alles had vergaard wat hij maar wenste.
Zijn geld was niet te teilen, zijn huwelijk was gelukkig, hij
was gerespecteerd en bezat macht in het hele gebied tussen
de Klinnyr en de Ygge. Hij had het Koninkrijk Spokanie bij-
na van A tot Z bereisd, maar nu - in zijn gelukzalige toe-
stand - rees het verlangen om ook eens overzee te gaan kijken,
in de streek die tegenwoordig Europa heet.
Dat werd hem natuurlijk van alle kanten afgeraden.
Volgens de een was Europa een rovershol waarvan de god-
heid Erget allang zijn handen had afgetrokken. Volgens de
ander was de lucht daar nauwelijks om in te ademen, en
zou een mens nog beter gedijen op de meest woeste möliy.
Om nu te bewijzen dat hij Europa best zou overleven ging
de man de weddenschap aan dat hij de Huron-möliy kon
oversteken, iets wat hij nog nooit gedaan had. De voettocht
zou een dag duren en hem tenslotte in het dorp Zuyka aan
de noordkust van Liftka brengen. Als alles goed ging was
hij daarna klaar om naar Europa te vertrekken.
Dus verliet de reislustige 's morgens in stilte zijn huis, wel
degelijk doordrongen van de ernst van zijn onderneming.
Op de grens van de möliy gekomen, keek hij nog eenmaal 13
achterom naar de brede Klinnyr, die hem zoveel geluk en
welstand had gebracht. Daarna stapte hij het zanderige gebied
binnen.
Net had hij zijn eerste schrede gezet of een enorme scha-
duw viel over zijn pad. Het was een donkere wolk die vanaf
de rivier aan kwam drijven. De man werd bevangen door
een onbehaaglijk gevoel, maar stapte toch dapper door. Hij
liep en liep, maar hoe hij ook liep, hij scheen weinig op te
schieten. Het leek wel of hij elke stap dubbel moest doen.
Toen begon de avond al te vallen, terwijl'hij het idee had
dat hij nog maar net de möliy had betreden. Gelukkig
doemde er uit tegenovergestelde richting een andere gestalte
op. De man verheugde zieh om een reiziger te treffen
met wie hij een woord zou künnen wisselen over de traag-
heid van de weg. Hij versnelde zijn pas, maar hoe hij zieh
ook haastte het leek wel of hij een fractie boven de weg
hing en in de lucht gewoon niet vooruit kwam. Zijn benen
maalden in het niets, en de tijd verstreek alsof er duizend
jaar vergingen.
iTEYLERSl
Pieter de With,
Panoramisch
rivierlandschap met
reizigers, pen en
bruine inkt,
88 x 290 mm