
enkele duizenden weggelopen slaven en indianen in de binnenlanden.
3 Een kleine witte minderheid hield dus een
grote zwarte meerderheid in slavernij. Suriname had al
heel wat geld en goederen opgeleverd; suiker, koffie, cacao
en tabak. De bloei van de Republiek was grotendeels te
danken aan onze handelskolonien. Holländers profiteerden
van de grote welvaart, maar dat deze rijkdom was verkre-
gen met bloed, zweet en tränen van vele duizenden slaven
was lang niet ieder bekend. Zi) die dit wel wisten gaven er
niet om, staken hun kop in het zand en wasten hun handen
in onschuld. De grote bloeitijd van de Surinaamse plan-
tage-economie was nu evenwel voorbij en een crisis op de
beurs in 1773 had vele plantage-eigenaren gedwongen hun
bezittingen te verkopen. Een gröot deel van de plantages
kwam in bezit van Amsterdamse handelshuizen, die admi-
nistrateurs in Paramaribo aanstelden om hun belangen te
behartigen. De samenleving was opgedeeld in rangen en
standen. Blanken stonden bovenaan de maatschappelijke
ladder en zwarte slaven helemaal onderaan. Daartussen
ontstond een steeds grotere groep van kleurlingen; kinde-
ren van blanke opzichters en directeuren en hun 'huis-
houdsters', missies genaamd. Het 'Surinaamse huwelijk'
was populair, de niet-officiele verbintenis tussen blanke
mannen en creoolse vrouwen. Kinderen uit dit 'huwelijk'
werden als slaaf geboren, tenzij de moeder vrijgekocht, ge-
manumitteerd, was.
DECORATIEF Naast de diorama's van Schouten geven te-
keningen van tijdgenoten, te zien op de tentoonstelling,
het dagelijks leven weer. Het werk van Winkels (1818- na
1891), geeft een aardige kijk op het 19de-eeuwse Suriname;
letterlijk aardige, want gemoedelijke plaatjes van huise-
lijke momenten en kleurrijke straatscenes Een missie, die
wordt bediend door haar dienster, het slavenechtpaar Kadet
en Madeleintje, een slavin die haar kind te drinken geeft;
het zijn verhalende tekeningen die ons een indruk geven
van het dagelijkse leven. Een heel eenzijdige indruk, we-
derom. De zware kant van het slavenbestaan komt niet aan
bod; het harde werken op de velden of in de fabrieken, de
zware straffen die plantage-eigenaren hun slaven konden
opleggen bij het minste of geringste vergrijp en het armoe-
dige leven in de slavenhutten. Winkels kijk op Suriname is
die van een blanke koloniaal, die vanuit zijn positie, hoog
op de maatschappelijke ladder, om zieh heen ziet en noteert.
Toch was zijn positie, die van blankofficier op een
katoenplantage, niet erg benijdenswaardig. Een blankoffi-
Een jonge slavin die
een boeket draagt
voor een feest; links
een missie of huis-
houdster in volornaat;
rechts een oude missie,
litho Benoit, 1839
Een plantagedirecteur met huisslavin en
foetoeboy (jonge huisslaaf), litho Bray, 1850
cier, de blanke opzichter, Staat tussen de directeur en de
'bastiaan', de zwarte opzichter van de slaven. Hij rappor-
teert aan de directeur en geeft bevelen aan de bastiaan. Met
geen van beiden heeft hij een vertrouwensrelatie. In een satirisch
boekje neemt Winkels dan ook zijn eigen functie op
de hak. Humoristisch is het blad Luimen uit 1853, duide-
lijk bedoeld als omslag voor een satirisch album. In dit blad,
met karikaturaal zelfportret, neemt Winkels de rassenmen-
ging op de korrel. Vrouwenkoppen, mannenkoppen en be-
nen in allerlei kleurschakeringen zijn hier te zien. De af-
beeldingen passen geheel in de 19de-eeuwse traditie van
humoristische of satirische tekeningen die als voorlopers
van de strips of cartoons kunnen worden beschouwd.
De litho's van Benoit (1782-1854) en Bray (1818-1877) geven
ons ook een beeid van het dagelijkse leven; het stadsleven,
gezien door de ogen van Benoit, en het plantageleven zoals
Bray ons voorspiegelt. De reiziger Benoit, van Belgische af-
komst, bezocht Suriname waarschijnlijk in 1830. Een zeer
gedetailleerd reisverslag van dit bezoek verscheen, voorzien
van honderd litho's, in het Frans in 1839. Hoezeer hij ook
onder de indruk was van de schitterende natuur van
Suriname, Benoit werd vooral getroffen door het leven in
Paramaribo; de markten, de winkeltjes, de schoenmakersa-
teliers, maar ook de handel en wandel van de wasvrouwen,
de verkoopsters en de missies. Hem valt van de creolen en
slaven de 'zucht naar opschik en vermaak' op. En allen leg-
gen 'levendigheid, intelligentie en aanleg om te leren aan de
dag', maar 'ze neigen tot luiheid en zijn bang voor het geringste
werk dat hen zou kunnen vermoeien'. Benoit is
hiermee een typische vertolker van een 19de-eeuwse be-
voogdende visie op andere culturen. De zwarte kant van het
slavenleven werd door Benoit niet ontkend, zware straffen
als de brandstapel en onthoofding bleven bij hem niet on-
vermeld, ook zei hij expliciet dat voor slaven het 'aards be-
staan alleen maar bestaat uit arbeid, verdriet en lijden'. In
de afbeeldingen zien we daar evenwel niets van terug, 'zo-
dat Voyage ä Surinam wordt gekenmerkt door een eigenaar-
dige discrepantie tussen tekst en tekeningen.'4
Zijn landgenoot Bray, die in 1841 naar Suriname trok, ken-
de uit hoofde van zijn functie, eerst als blankofficier, later
als plantage-eigenaar, het plantageleven waarschijnlijk beter
dan het stadsleven. In 1850 bracht hij onder de titel
Surinaamsche schetsen en typen een map m et 25 handge-
kleurde litho's uit, waarvan de meeste het plantageleven
weerspiegelen. Bray toont de slaven bezig met het kappen
van suikerriet of het bewerken van hun kostgrondje. Ook
was hij gelnteresseerd in het familieleven van de slaven,
getuige afbeeldingen van een Neger familie, Plantaadje
Negerinnen, een kinder oppaster (kreoolen mama) en de
prent en van zwangere vrouwen. Het album, gedrukt in
Paramaribo was, evenais de diorama's van Schouten, bedoeld
voor Europeanen ter herinnering aan Suriname.
TEGENHANGER Een tegenhanger van de decoratieve ver-
beelding van het slavenleven is te vinden in het eind 18de-
eeuwse werk van Stedman. John Gabriel Stedman (1744-
1797), geboren in Zeeuws-Viaanderen als zoon van een
officier bij de Schotse Brigade, vertrok in 1772 naar Suriname
om tegen de marrons, de weggelopen slaven, te vech-
ten. Vijf jaar zou hij in Suriname verblijven. Een verslag
van deze periode, van de barre tochten door de moerassen
op zoek naar de marrons, verscheen in 1792. Ook verhaalt
hij hierin van zijn liefde voor de mooie slavin Joanna, en
van de gruwelijkheden de slaven aangedaan. Slaven en sla-
vinnen werden voor de kleinste vergrijpen gegeseld. Als
straf op vluchten stond het doorsnijden van de achilles-
pees. Radbraken, levend verbranden en ophangen aan een
door de ribben gestoken haak waren officiele straffen van
de justitie in Paramaribo. Stedman is getuige geweest van
martelingen van slaven en hij stelt de enorme wreedheid
van de Hollanders en andere blanke kolonisten aan de
kaak. Vooral gravures van de befaamde Engelse schilder,
dichter en boekillustrator William Blake (1757-1827), van-
wege de gruwelijkheid van diens voorstellingen, onder-
steunden zijn aanklacht. Stedman was echter niet pertinent
tegen de slavernij, maar hij pleitte voor een
menswaardiger behandeling van slaven. In de 19de eeuw
verdwijnt met het werk van Benoit, Bray en Winkels het
slavenleed naar de achtergrond. Toch drongen getuigenis-
sen van misstanden ook langzamerhand in Europa door, en
abolitionisten, voorstanders van afschaffing van slavernij,
begonnen zieh te roeren. Het zou echter nog tot 1863 duren
voor de slavernij door Nederland daadwerkelijk werd afge-
schaft. En dan nog werden de voormalige slaven verplicht
om tien jaar onder staatstoezicht op de plantages te werken.
In de periode die volgde ging men naarstig op zoek
naar nieuwe arbeidskrachten; Hindostanen uit Brits-Indie,
Javanen uit Nederlands-Indie, Chinezen, Libanezen. Tegen-
woordig is Suriname een smeltkroes van culturen; ver-
schillende groepen, allen met hun eigen identiteit. Allen
Surinamers.
Gravüre William Blake, in Stedmans Reize
naar Surinam en en door de binnenste ge de eiten
van Guiana. Opnieuw uitgegeven naar de
oorspronkelijke editie Amsterdam 1799-1800,
Emmering, Amsterdam, 1974
Stedman noteert uit de mond van een oogge-
tuige over een veroordeelde slaaf: ‘Het is nog
niet lang geleden (...) dat ik een Neger levendig
heb zien hangen aan een galg, en wel door
de ribben, waar door men eerst door middel
van een mes een opening gemaakt had, om ‘er
een yzeren haak, aan een ketting vast gemaakt,
door te steeken. De ongelukkige leef-
de op die manier drie dagen, met het hoofd en
de voeten naar den grond hangende. Om het
vuur, het welk hem inwendig verteerde, te verzagten,
poogde hy de droppelen water, (het
was in het regen-saisoen) die längs de kreu-
ken van zijn ontvlamden borst afdroopen, met
zyne tong op te vangen’
BEWUSTWORDING Een verweerd ANWB-bord bij vlieg-
veld Zanderij, ten zuiden van Paramaribo, geeft de afstand
tot Amsterdam aan: 7520 kilometer. Ons verblijf was ten
einde. Niet onmiddellijk, maar gaandeweg heeft Suriname
me overrompeld, verleid. De natuur, de zinderende hitte,
de bevolking. Een band werd zichtbaar. Een band werd
voelbaar. Een band, meer dan 300 jaar geleden gesmeed. Ik
realiseer me dat de geschiedenis van Suriname en Nederland
onlosmakelijk met elkaar verbonden is. In Suriname
is dat besef springlevend. Hier in Nederland lijkt dat niet
het geval; er is eerder sprake van een collectieve verdrin-
ging van ons koloniaal verleden. De tentoonstelling kan,
met het zichtbaar maken van een stukje geschiedenis, wel-
licht bijdragen tot bewustwording van ons gezamenlijk verleden
en het wederzijds begrip tussen de Surinaamse en de
Nederlandse cultuur bevorderen. ■
1 Zie kader
2 Clazien Medendorp beschreef Schoutens leven en werk en
bracht alle nu bekende tekeningen en diorama’s in een catalo-
gus bijeen, getiteld Gerrit Schouten (1779-1839), Botanische
tekeningen en diorama’s uit Suriname, (Amsterdam, KIT, 1999),
verkrijgbaar in bet museum
3 Alex van Stipriaan, Surinaams contrast; roofbouw en overleven in
een Caraibische plantagekolonie, 1750-1863, Leiden, KITLV, 1993
4 Elmer Kofin, Van de slavenzweep en de Muze, Leiden,
KITLV, 1997, p. 62
De Stichting Surinaams Museum, opgericht in 1947, beschikt over een eersteklas collectie met betrekking tot de cultuur en geschiedenis van
Suriname. Dit cultureel erfgoed, van groot belang ook voor de Nederlandse geschiedenis, wordt met voortduring bedreigd door vocht, hitte en onge-
dierte, te wijten aan het klimaat van Suriname. Met hulp van de Nederlandse regering probeert het museum, sinds enige tijd, een nieuw geklimati-
seerd depot te verwezenlijken. Het project maakte deel uit van het Raamprogramma Welzijn en Cultuur. Door het verlopen van de termijn, overeenge-
komen in het Raamverdrag en door het stopzetten van de financiele steun aan Suriname door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, kwam
het Surinaams Museum in grote financiele Problemen. De bouw van het depot was reeds gestalt, toen de geldstroom werd stopgezet. Regenwater en
termieten hebben inmiddels bezit genomen van het halfgebouwde depot. Het is te hopen dat, met de veranderde politieke situatie na de verkiezingen
waarbij Ronald Venetiaan President werd, geldelijke ondersteuning weer op gang komt. Opdat ons gemeenschappelijke erfgoed behouden blijft.