
'Twee^broiïtien voor de geschiedenis van de VQC
Dit ja a r is het 4 0 0 ja a r g e led en dat de
eerste Nederlan d ers voet aan wal hebben
g e ze t in Jap an . In dit a rt ik e l z a l een aantai
van de problemen en su c c e s s e n van de VOC
a ld a a r b es ch re v en worden. De lo tg e v a lle n
van de VOC -dienaren worden gei'llustreerd
aan de hand van een aantai c itaten
a fkom stig uit de boeken van F ra n ço is
Valentyn en E n gelb e rt Kaempfer.
Valentyn was van 1 6 8 5 tot 1 6 9 4 en van
1 7 0 5 tot 1 7 1 3 p redikant te Batavia en
Kaempfer kwam in 1 6 9 0 a ls g e n e e sh e e r in
d ien st van de VOC in Japan en v erb leef ruim
twee ja a r op Deshima. In beide werken, die
a a nw e z ig z ijn in de b ib lio th e ek van Te y lers
Museum, is een s c h a t aan informatie te
vinden over de handel en wandel van de VOC
in het land van de rijze n d e zon.
2 Portret van François Valentyn; kopergravure uit: Valentyn,
Oud en Nieuw Oost-Indien. Eerste Boek (Dordrecht/Amsterdam 1726)
DE EERSTE CONTACTEN In het jaar 1600 kwam het eerste
Nederlandse schip na zware stormen bij toeval in Japan aan.
Omdat de bemanning dacht dat er goede winsten te behalen
zouden zijn door handel te drijven met de Japanners verzollten
de opvarenden om de körnst van meer landgenoten. Pas in
1609 leidde dit tot de opening van een VOC-kantoor te Hirado.
Tot in 1639 hadden de Nederlanders nog concurrentie van de
Portugezen. Omdat de Japanse autoriteiten vreesden dat de
Portugese JezuTetenmissie de eenheid van het land zou onder-
mijnen, werden ze dat jaar het land uitgezet. Na de uitzetting
van de Portugezen moest de factorij van de VOC in 1641 ge-
dwongen verhuizen van Hirado naar het eilandje Deshima in de
baai van Nagasaki. Daar heerste streng toezicht en was er vrij-
wel geen contact met de lokale bevolking, anders dan via de
officiéle kanalen.
Beschrijving van het eilandje Deshima door Valentyn:
‘Dit Eilandje nu is van de Wateipooit a fto t agter toe met
2 reijen zoo woon- ais Pak-huizen betimmerd, waarvoor
de E. Maatschappij jaarlyks aan de Japandeis 19530 gul-
den aan huui betaald, hoewel zy in ‘t eerst of A. 1641 den
25sten October het zelve voor 5500 Thayl, of 8250 gulden
[...] gehuurd hebben. Buiten deze wooningen, de Japanders
toekomende, heeft de E. Maatschappij zelf in eigendom 2
groote schoone Pakhuizen, de Lelie en de Doorn genaamd,
mitsgaders een groote Kombuis, en Botelary, een Tolken-
huis, en een huisje, waar in de gevolmagtigden van den
Stadsvoogd zy n,... ‘
(Valentyn, p. 36)
Alleen het opperhoofd, de dokter, de opperkoopman en soms
een of twee anderen mochten ieder jaar even van het eiland
als zij op hofreis naar de shogun in Tokyo gingen. Tijdens hun
bezoeken overhandigden zij vaak kostbare en bijzondere ge-
í;Schenken:
‘Den 17 Februari [1658] wiert aan den Keizer [shogun] met
veel gènoegen een Vogel-struis geschonken, dog die heeft
zieh in ‘t bywezen van zyn Majesteit (die daar degelyks
met 6 man op liet passen) in een loop met de borst tegen
een p aa l den 14 Juli te bersten geloopen. ’
(Valentyn, p. 9.6)
Omdat Japan een belangrijk handelspartner was deed de VOC
er, ondanks alle beperkingen die ze kreeg opgelegd, alles aan
om goede contacten met de Japanners te onderhouden.
Een van de restricties was dat het de Compagnie verboden
werd goederen in Japan te brengen die op een of andere manier
te maken hadden met het Christendom. Dit gold ook voor
muntgeld, waarop religieuze afbeeldingen en/of teksten kon-
den staan.
‘De.29sten Juni [1641] wierd, in ‘t doorzoeken van een
Tsjineesche Jonk, een Hollandsche dubbele stuiver gevon-
den, en alzoo ‘er gedacht wierd, dat dit Portugeesch geld
was, moest het by de Hollanders vertoond, en des zelfs be-
teekening, en waardy, door een Schryver opgeteeckend
werden. Over dit werk wierden de Tsjineesen in de tronk
[gevangenis] gezet, en zouden, zoo het Portugeesche munt
geweest was, Jonk en goederen verloren, en ‘t hoofd der
zelve zou dat zekerlyk zyn hals gekost hebben. ’
(Valentyn, p. 83)
Vooral door de export van zijde naar Japan verkreeg de VOC
grote hoeveelheden zilver eh later ook goud uit dit land. Deze
metalen uit Japan waren, naast de importen uit Europa, de be-
langrijkste financiele bron voor het onderhouden en uitbreiden
van de handel in Azië.
3 De baai van Nagasaki met in het
midden het waaiervormige eilandje
Deshima; kopergravure uit: E. Kaempfer,
De beschrijving van Japan (Amsterdam
1733)
HET JAPANSE GELDSYSTEEM In het Japanse muntstelsel
waren aanvankelijk vijf verschillende muntsoorten opgenomeo;,
dé oban, koban ejfffchibu-kin van goud en de cho-gin en ma-
meita-gin van zilver. In 1697 werd nog een gouden munt aan
B ie t bestaande systeem toegevoegd: de nishlrkin (= 1/2
ichibu-kin). Dit stelsél vormde tot 1870 de grondslag van het
Japanse geldsysteem. De ryö was de standaard rekeneenheid
waarop het systeem was gebaseerd. De belangrijkste munt, de
koban, had een waarde van 1 ryo. De zilveren munten waren
alleen na weging te gebruiken in het dagelijks betalingsver-
keer, hun waarde werd bepaald door de massa. Hiernaast waren
als pasmunt nog koperen geldstukken in gebruik .
HAND E LSRE S T ICT IES In de periode dat de Nederlanders in
Hirado verbleven konden alle goederen vrij verhandeld worden.
Na de verhuizing naarDeshima jf jl6 4 1 veranderde dit. Zijde,
B e t belangrijkste product dat de VOC in Japan aanbood, moest
nu en masse verkocht worden tegen een van te voren door de Japanners
vastgestelde prijs. In 1672 werd vervolgens door de Japanners
verordonneerd dat de prijzen van alle goederen van de
VOC voortaan zonder inmenging van de Nederlanders door de
jap an n e rs zelf zouden worden vastgesteld. Deze prijzen werden
jaar na jaar lager. De Nederlanders spraken van taxatiehandel.
De Japanners zagen door hun handel inet de Chinezen en de
VOC grote hoeveelheden metaal het land uitstromen. Als reactie
hierop werd in 1685 bepaald dat er een grens werd gesteld aan
het volume van de goederen dat verhandeld mocht worden. Dit
betekende voor de VOC dat zij na 1685 goederen met een maxiii
male tegenwaarde van maar 1.050.000 gulden mocht invoererfi
Als doekje voor het bloeden kwam er wel een einde aan de taxatiehandel,
waarvan zijde echter werd uitgezonderd . Valentyn ci-
teert een brief van 25 juni 1707 van de Opperhoofden en Raad
te Japan, hierin wordt duidelijk dat men de Japanse tolken te
Deshima als oorzaak van de Problemen zag:
‘[... ] doch deze Tolken, loos en sinsiter zynde, hebben met
‘er tyd de Regenten [Japanse machthebbers] doen begry-
pen, dat uit de groote overwinst der vreemdelingen
[Nederlanders en Chinezen] hun land verarmde, en dat dit
hun ingezetenen zeer schadelyk was, om ‘t welk te hersteilen,
zoo heeft den handel der Vreemdelingen moeten last
lyden. Waar van die Compagnie een smertelyk gevoelen
gehad heeft. A. 1672 met den invoer van de schadelyke
taxatie-handel. Daar op is A. 1685 gevolgd die naauwe be-
paling, van jaarlyks niet meer, dan 300000 Thayl [=, te we-
ten 2/3 aan stuk en pondgoederen, en 1/3 aan zyde, te mögen
vernegotieeeren [verhandelen], [...]’
(Valentyn, p. Í2 7 )