
9 Claes Jansz. Visscher
(1586/7-1652), Het
Kartuizerklooster te
Amsterdam vanuit het
zuidert, pen en penseel
in bruin,
145 x 190 mm.
(Collectie Erven Prof.
I.Q. van Regieren
Altena, Amsterdam,
foto :T dB , Universiteit
van Amsterdam)
kenmerken die een plaatsing van de tekening in de
naaste omgeving van Visscher rechtvaardigen. Het
verfijnde pengebruik, de subtiele licht-donker-
werking als gevolg van de wassingen, het weergeven
van vele details, bijvoorbeeld in de muren en de
grasranden, en de hele atmosfeer doen sterk aan
Visschers getekende gezichten van plaatsen in de
omgeving van Amsterdam en Haarlem denken. De
tekeningen van het Kartuizerklooster in de collecties
Van Eeghen en Van Regieren Altena stammen uit de
jaren 1607/8.9 De tekening uit de verzameling Teding
van Berkhout zal daar wat ontstaansjaar betreft niet
ver vandaan liggen, zij het dat het blad misschien iets
later is getekend, gezien de schijnbaar verslechterde
Staat van de kloostermuur. Het zal misschien altijd
een raadsel blijven wie de kunstenaar is geweest die,
net als Visscher, geboeid werd door dit
schilderachtige, verstilde plekje. In ieder geval is de
Haarlemse landschapstekening een aantrekkelijk
voorbeeld van een vroege tekening ‘naar de natuur’,
een aspect dat zo belangrijk zou worden in de
Nederlandse landschapsschilderkunst van de Gouden
Eeuw.
M. Menalda
Noten
iJ Collectie Teding van Berkhout (Inv. nr. TvB.T:^^).
De in potlood op de achterzijde aangebrachte naam
‘Breughel’ is van een latere hand.
2. B. Bakker, E. Fleurbaay, A.W. Gerlagh, De
verzameling Van Eeghen. Amsterdamse tekeningen
1600-1930, Zwolle, 19 8 8
(Gemeente-archief Amsterdam), nr. 1 , p. 5 7 , 58,
kleurenafb. op p. 49). De op het blad te lezen datering
1667 is later aangebracht en ongegrond.
3. W.F.H. Oldewelt, Een ets waarop een tweetal
cellen van het klooster der Karthuizers van St.
Andries bij Amsterdam is afgebeeld, in: Oud-Holland
Lxviii (19 5 3 ), p. 96 t/m 10 6 ; LH. van Eeghen, Van
Karthuizerklooster tot Karthuizerhof, in: Jaarhoek
Amstelodamum, 8 1 (1989), p. 29 t/m 6 2; Bakker e.a., op.
cit., 19 8 8 , p. 5 7 , 38, 354.
4. Bakker e.a., op. cit., 19 8 8 , pp. 5 7 en 58;
tentoonstellingscatalogus Kabinet van tekeningen. 16een
1 le eeuwse Hollandse en Vlaamse tekeningen uit een
Amsterdamse verzameling, Rotterdam, Museum
Boymans-van Beuningen/Parijs, Institut
Néerlandais/Brussel, Bibliothèque Albert I,
19 7 6 - 19 7 7 , p. 89, 90 nr. 13 0 , afb. op p. 44.
3. Hollstein’s Dutch & Flemish Etchings, Engravings and
Woodcuts ca. 1430-1700, vois. 38/39 (1991), nrs.
140-143: nr. 140.
6. Hollstein, op. cit., nr. 66.
7. Over tekenen vanuit verschillende gezichtspunten,
zie: W. Th. Kloek & J.W. Niemeijer, De
kasteeltekeningen van Roelant Roghman, Alphen aan de
Rijn, 19 9 0 , II, p. 89-90 en afb. 142 en 143.
De in noot 3 genoemde reeks van etsen, met
voorstellingen van het Kartuizerklooster, Kasteel
Kostverloren, een bocht in de weg bij Amstelveen en
de mijlpaal bij Sloten, wordt door B. Bakker en H.
Leeflang verklaard als duidend op de juridische
begrenzing van de stad Amsterdam. Zo lag het
Kartuizerklooster nog juist binnen het gebied van de
stadsvrijheid, waar de rechtspraak van de stad gold (B.
Bakker, H. Leeflang e.a., Nederland naar’t leven.
Landschapsprenten uit de Gouden Eeuw,
tentoonstellingscatalogus, Museum Het
Rembrandthuis, Amsterdam, 1993-94, cat- nr- 9> P-
36-37. De Staten van Holland gaven in 1609
toestemming tot stadsuitbreiding, die in het westen
zou beginnen. Het Kartuizerklooster zou daarmee
binnen de stad komen te liggen, een aspect waar
Visscher ongetwijfeld van op de hoogte zal zijn
geweest.
Een ander punt is dat Visscher door een familierelatie
het klooster kende en derhalve misschien gemakkelijk
op het terrein kon bivakkeren en tekenen; zie Van
Eeghen, op. cit.
8. Hier en daar is Visschers wijze van arceren,
bijvoorbeeld op muren, wat slordiger. Een voorbeeld
is een tekening in het Gemeentearchief Amsterdam
van de Haringpakkerstoren (Inv. nr. K 11-2 2 ) .
9. De vijf voortekeningen van Visscher voor de
belangrijke prentserie Plaisante Plaetsen.... zijn alle
16 0 7 gedateerd (Hollstein, nrs. 13 0 , 1 3 3 , 1 3 4 , 1 3 7 en
139). Een andere tekening in het Gemeentearchief
Amsterdam, de Bergenvaarderskamer (Inv. nr. K 8-17),
is 16 0 8 gedateerd.
Een recent on tdekt e i n sekt ev leugel uit
h e t Z u i d l imb u r g s e C a r b o o n
Bij veel Nederlanders bestaat de indruk dat hier ten lande geen bijzondere
fossielen gevonden zijn of worden. De werkelijkheid is anders. De collectie
van Teylers Museum herbergt prächtige voorbeelden van fossielen van
Nederlandse bodem, zoals de zoogdieren uit het Pleistoceen van Tegelen bij
Venlo, de M o sasaurus en talrijke andere fossielen uit het Zuidlimburgse Krijt.
De plantafdrukken uit het Carboon in de Eerste fossielenzaal zijn echter alleen
afkomstig uit de ons omringende landen, wat suggereert dat deze in
Nederland niet te vinden zouden zijn. Niets is minder waar, de Nederlandse
ondergrond heeft wel degelijk plantafdrukken en andere fossielen uit het
Carboon bewaard en ze zijn zelfs nu nog op een enkele piek aan de
oppervlakte te vinden.
Breyeria harlemensis
Binnenkort zal in een Duits tijdschrift een artikel
. door Dr C. Brauckmann en Dr E. Gröning
verschijnen, dat een wetenschappelijke beschrijving
bevat van een fossiele vleugelafdruk van een nooit
eerder gevonden insekt uit het Carboon van Limburg,
behorende tot de uitgestorven familie der Breyeriiden.
De naam die zij aan dit insekt zullen geven is Breyeria
harlemensis. De vondst is gedaan in oktober 1994 op .
de steenstort van de voormalige kolenmijn de Laura
te Eygelshoven (gemeente Kerkrade). Het was een
direkt gevolg van de twee excursies naar Limburg
georganiseerd in 1994 door het Paleontologisch-
Mineralogisch Kabinet in het kader van een
vervolgcursus voor rondleiders in Teylers Museum.
10 Vereenvoudigde
geologische tijdschaal GEOLOGISCHE TIJDSCHAAL
Era Periode
milj.
jaren
Cenozoicum
Kwartaii
Tertiär
Mesozoicum
Krijt
Jura
Trias
Paleozoicum
Perm
Carboon
Devoon
Siluur
Ordovicium
Cambrium
Precambrium
Hol©ceen
Pleistoceen
Plioceen
Mioceen
Oligoceen
Eoceen
Palaeoceen
Dogger
Lias
Tijdvak Tîjd
c Stephanien
c 8 <ü _o Westphalien
0 ('S
« ü . N amu rien
G <13 2O Viséen
-o-fci
OO Toumaisien
Een van de deelnemers aan beide excursies, de heer
B. Vernooij, kreeg de smaak te pakken en is op eigen
houtje verder gegaan met het verzamelen van
fossielen. Enige weken later heeft hij het geluk om
door middel van een fortuinlijke klap met de hamer,
de afdruk van de insektevleugel na ongeveer 300
miljoen jaar het daglicht weer te doen zien.
De ontdekking van een ‘nieuwe’ soort is altijd
fascinerend. In dit geval echter, gaf de bijzondere
betrokkenheid van Teylers Museum aanleiding voor
dit artikel in Teylers Magazijn over de achtergronden
van de vondst van de Breyeria harlemensis
BRAUCKMANN & GRÖNING, 1993. Behandeld
worden de omstandigheden waarin in Nederland
(nog) fossielen uit het Carboon gevonden worden, er
wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de
klas.se der insekten en de plaats hierin van de Breyeria
harlemensis. De soortnaam ‘harlemensis’ is gekozen
met het 00g op het 730-jarig bestaan van de stad
Haarlem. De fossiele afdruk is sinds kort
tentoongesteld in ons museum in de Tweede
fossielenzaal in dezelfde vitrine waarin zieh Teylers
bijzondere fossiele insekte-afdrukken uit Solnhofen
(Jura-tijdperk) bevinden.
De steenberg van de voormalige mijn de Laura
Dankzij de economische betekenis van de
steenkoolwinning zijn er wereldwijd weinig
geologische perioden waarvan de aardlagen zo
grondig zijn afgegraven en onderzocht als die van het
Carboon, 00k in Nederland. De steenkool van
Limburg bestaat uit samengeperste en ingekoolde
resten van dikke veenlagen die hoofdzakelijk zijn
ontstaan tijdens de periode in het Boven-Carboon, die
in West-Europa Westfalien genoemd wordt (fig.10). In
het Carboon bedekten uitgestrekte bosmoerassen
Noordwest-Europa. Behalve steenkool heeft de
weelderige flora en in veel mindere mate 00k de
fauna, haar Sporen nagelaten door afdrukken in de
Sedimenten op en onder deze steenkoollagen.
Wanneer dergelijke fossiele afdrukken in de mijn zelf
gevonden worden, meestal direct boven een
steenkolenlaag, is in principe een nauwkeurige
stratigrafische relatieve ouderdom vast te stellen. Dit
is meestal alleen het geval bij stukken die bij het
hakken in de mijngang al opvallen. De meeste
fossielen komen terecht op een zogenaamde steenberg
of steenstort samen met het overige mijnafval
waaronder zandsteen en fossielloze schalies
(versteende klei). De steenkool zelf bevat meestal geen
waarneembare fossielen.
Aangezien in Nederland sinds eind 1974 geen
kolenmijnen meer in bedrijf zijn, zouden de
steenbergen de enige resterende plaatsen hier ten
lande zijn, waar men fossiele afdrukken uit het
Carboon kan vinden, wäre het niet dat in de loop der
jaren vrijwel alle steenbergen afgegraven zijn. Veel