
werden gevuld met de geinhaleerde lucht waardoor
de dieren makkelijker in de lucht hieven.
Ook het snelle groeien van de dieren is reden om aan
te nemen dat ze warmbloedig waren (Wellnhofer,
1991: 164). Wanneer we kijken naar het huidige
dierenrijk dan zien we dat warmbloedige dieren
sneller groeien dan de koudbloedige.
Leefwijze
De hersenen van vliegende reptielen kunnen evenals
de holle botten ook vogelachtig genoemd worden
(Wellnhofer, 1991:16 5). Net als vogels konden
pterosauriers siecht ruiken omdat het reukgedeelte
van de hersenen siecht ontwikkeld was. Maar
waarschijnlijk konden ze heel goed zien, daar het
optische deel van de hersenen heel goed ontwikkeld
is. Ook bij de huidige vogels blijkt dit het geval te zijn.
De grote overeenkomst tussen de hersenen van vogels
en vliegende reptielen kan ook als voorzichtig bewijs
dienen voor een vogelachtige levenswijze. Maar er zijn
nog geen eieren gevonden, zodat niet uitgesloten moet
worden dat deze dieren levendbarend zijn geweest en
dus dichter bij de zoogdieren staan.
Dat de meeste pterosauriers als viseters worden
bestempeld is niet zo vreemd. Vogels hebben
ongeveer even lang bestaan als pterosauriers. Vogels
hebben een grote diversiteit. Als we ervan uitgaan dat
de diversiteit van vliegende reptielen net zo groot is
geweest als die van de vogels nu, dan is onze kennis
van pterosauriers gelimiteerd aan ongeveer een
procent van de fauna die ooit bestond! Daar het skelet
van deze dieren zeer fragiel is (soms zijn de wanden
van de botten nog geen millemeter dik), kunnen we
ons voorstellen dat ze alleen fossiliseerden onder zeer
günstige voorwaarden. Dit betekent dat ze met name
in de waterrijke gebieden kans liepen bewaard te
blijven. Volgens Wellnhofer (1991:146) is dat te
vergelijken met het alleen kennen van onze kustvogels
van de in totaal 9000 soorten vogels.
Vliegen
Over het vliegen bestaan verschillende theorieen.
Waarschijnlijk hebben in ieder geval de kleine
pterosauriers actief gevlogen, terwijl de grotere
soorten voornamelijk gezweefd hebben. Natuurlijk
heeft dit te maken met de grootte en vorm van de
vleugels. Juist op dit punt verschillen de meningen
van de wetenschappers. Waar zat de vlieghuid aan het
lichaam bevestigd? Volgens Unwin en Bakhurina
(1994: 62) was de vleugelvlieghuid bevestigd aan de
enkel. Ze concluderen dit door de bestudering van
een langstaart-pterosaurier en zeggen dat dit
universeel is voor alle pterosauriers. Wellnhofer
(1991: 15 1) echter zegt dat de vleugelvlieghuid
halverwege aan het onderbeen is bevestigd. Hij komt
tot deze conclusie door de bestudering van de
kortstaart-pterosauriërs. Een mogelijkheid bestaat dat
beide partijen gelijk hebben: ze hebben andere dieren
bekeken die een totaal ander uiterlijk hebben gehad
met verschillende vleugelvormen.
Duidelijk is dat nog veel onderzoek nodig is om de
vele vragen over deze intrigerende dieren te kunnen
beantwoorden. Wellicht kunnen de exemplaren uit
Teylers Museum hierbij nog een rol speien. Zij
behoren tot de best bewaard gebleven fossielen van
pterosauriërs uit Solnhofen. Daarnaast is het fossiel
van de Archeopterix een van de zeven exemplaren ter
wereld die op dit moment bekend zijn van deze
oervogel.
A.J. Veldmeijer
Literatuur
AJ . Desmond, De warmbloedige dinosauriërs: een nieuwe
k ijk op prehistorie, De Fontein b.v., 1978, p. 1-277.
C. McGowan, Dinosaurs; spitfires & seadragons, Harvard
University Press, 1-991; p. 1-365.
H. von Meyer, Pterodactylus spectabilis aus dem
lithographischen Schiefer von Eichstätt,
Palaeontographica 10 ,18 6 1, p. 1-10, taf. 1, fig. 1 en 2.
D.M. Unwin en N.N. Bakhurina, Sordespilosus and the
nature of the pterosaur flight apparatus, Nature 371,
1941, p. 62-64.
A.J. Veldmeijer, The Teyler specimen of Pterodactylus,
onderzoekverslag N.N.M. Leiden, 1994, p. 1-34.
P. Wellnhofer, Die Pterodactyloidea (Pterosauria) der
Oberjura-Plattenkalke Süddeutschlands, Verlag der
Bayerischen Akademie der Wissenschaften, 1970, p. 1-133.
P. Wellnhofer, The illustrated encyclopedia o f Pterosaurs,
Salamander Books Ltd, 1991, p. 1-192.
T.C. Winkler, Description d ’un nouvel exemplaire de
Pterodactylus micronyx du musée Teyler, Haarlem 1870,
p. i- i 8.
Honderd jaar radio
Marconi-apparatuur uit 1897 in Teylers Museum
Uitvmdmgen en ontdekkingen hangen vaak in de lucht en worden op
verschillende plaatsen tegelijk opgeèist. Over een groot deel van de wereld
geldt Marconi als de grondlegger van de radio in 1895, maar in Rusland is dat
Popov en een aantal Fransen houdt het op Branly.
Nu, honderd jaar later, wordt de uitvinding van de radio herdacht met
congressen, tentoonstellingen, speciale uitgaven en bijzondere postzegels.
Ook Teylers Museum schenkt aandacht aan honderd jaar radio. In het
museum zijn een aantal fraaie objecten aanwezig die de ontwikkeling van de
telecommunicatie in de vorige eeuw illustreren.
Wetenschap en techniek werden vanuit het museum gevolgd en
gepopulariseerd. De spectaculaire proeven van Hertz uit 1887, die
demonstreerden dat de door Maxwell in 1864 voorspelde electromagnetische
golven dezelfde eigenschappen hebben als licht, brachten een nieuw veld
van onderzoek naar voren.
Marconi
13 Factuurvoor Marconi, een leerling van professor Righi te Bologna
Teylers Museum voor in Italie, deed zijn eerste proeven reeds in 1890. In
deaanschafvan 1895 slaagde Marconi erin morseseinen over körte
Marconi’s afstand over te brengen via ‘telegrafìe zonder draad’.
instrumentarium', In Italie kreeg Marconi aanvankelijk geen voet aan de
15 december 1897. grond en ging daarom naar familie met relaties in
(Teylers Museum) - Londen.
lr.LmtH.M-M****:
MARIUS . UTK ROST.
T«l»f»o«»u<noi«r
/ i T Asís
II
vÆTENSCHAPPËLUKe ;|g í
•; 1 1 St I¡ ¡ ¡
Kwtol tnwM \a>Mrntua l*s*.
Ou
Atelier voor Kunst-Qis
t e a a „ J. C. T!1 MARIUS.
De op <’> factum* utrekeude
emhaUaz« kan, luidens prljscou.
raut coutiltién, ai»;; tcniggeao>
men worden.
/ r $ '
In die prille tijd rond 1896/1897 gaf Marconi
kennelijk toestemming of licentie aan Erich Ernecke
in Berlijn om zijn apparatuur na te bouwen en te
verkopen. Eveneens gebeurde dat voor de door hem
verbeterde apparatuur voor de demonstratie van
‘Hertz’sche golven’.
Teylers Museum kocht regelmatig instrumenten
gemaakt door Ernecke via de instrumentenhandel van
Marius te Utrecht. In 1897 kocht conservator Van der
Ven daar ‘instrumentarium ter verduidelijking der
Hertz’sche golven’ en ‘Marconi’s instrumenten’. De
facturen van 19 november respectievelijk 15
december 1897 zijn in het archief aanwezig. (afb. 13)
Het Hertz’ instrumentarium in twee kisten kostte bij
elkaar/122,20 en Marconi’s instrumentarium, ook in
twee kisten, kostte/i 75325.
De eerste radio-zenders en ontvangers
In de beginperiode van wat we nu ‘radio’ noemen,
gaven niet de zenders, maar juist de ontvangers de
grootste uitdaging tot verbeteringen.
De eerste zenders waren vonkzenders. Alternerende
ontladingen of gewoonweg electrische vonken, geven
electromagnetische golven af. Deze vonkzenders zijn
te vergelijken met een niet-ontstoorde bromfiets die
knetterend over de gehele AM-radioband te horen is.
In Duitsland spreekt men nog over ‘Rundfunk’.
De ontvanger die Hertz in 1887 gebruikte bestond uit
een resonatorring met een kleine vonkbrug, gelijkend
op een gezondheidsarmband die af en toe in de mode
is. Kwam de resonatorring in resonantie, dan
sprongen er vonkjes over de brug. Deze resonator was
betrekkelijk ongevoelig. Je moest dicht bij de zender
blijven om effecten te kunnen waarnemen.
De ‘coherer’ van Branly betekende een grote
verbetering. Deze detector voor electromagnetische
golven bestaat uit een glazen buisje met een diameter
van ongeveer 5 mm, waarin twee electroden
ingesmolten zijn; het buisje is gevuld met fijn
metaalvijlsel van ijzer, koper en aluminium. De
werking van deze detector berust erop dat in gewone
toestand het metaalvijlsel als isolator is te
beschouwen: een galvanometer in een circuit met de
coherer opgenomen slaat niet uit. Zodra echter de
coherer getroffen wordt door electromagnetische
stealing ordenen zich de metaaldeeltjes in reeksen,
kleven aan elkaar en aan de electroden, en de
weerstand van het metaalvijlsel zakt van oneindig naar
5 á 6 Ohm: de galvanometer slaat uit. De samenhang
van het metaalvijlsel blijft bestaan als het
electromagnetische veld verdwijnt. De
oorspronkelijke toestand is te verkrijgen door de
coherer af te tikken.