
Een schilderij van Hermanus van Brussel 10
AI behoort de in 1763 in Haarlem geboren Hermanus van Brussel niet tot de
grote namen van de Nederlandse schilderkunst, toch genoot hij onder zijn
tijdgenoten een gedegen reputatie als Schilder van landschappen,
'binnenhuisjes' en stadsgezichten, als tekenaar en etser, en vooral als schilder
van toneeldecors. (1) Een daarvan had hij vervaardigd voor het Haarlemse
theatergezelschap 'Kunstliefde', waarvan hij zelf lid was. Ook voor de
Amsterdamse Schouwburg en voor het theatertje dat Koning Lodewijk
Napoleon op Het Loo liet inrichten, leverde Van Brussel geschilderde
decorstukken. Helaas is toneeldecors zelden een lang leven beschoren: niet
een van Van Brussels verrichtingen op dit gebied is bewaard gebleven. Ook
schilderijen van zijn hand zijn uiterst schaars. Tegenwoordig is de kunstenaar
dan ook voornamelijk nog bekend als tekenaar en als etser. De meeste
prentenkabinetten in Nederland bezitten wel enige werken op papier van zijn
hand. Zo ook Teylers Museum, waar de Kunstverzamelingen een drietal
tekeningen en enkele reeksen landschapsetsen van de kunstenaar bewaren.
De drie tekeningen zijn door Van Brussels tijdgenoot, Teylers kastelein
Wybrand Hendriks, voor het museum verworven.
De twee kunstenaars hebben elkaar goed gekend: het
■ is niet onmogelijk dat de bijna twintig jaar jongere
Van Brussel nog enige tijd bij Hendriks in de leer is
geweest, nadat laatstgenoemde in 1776 vanuit
Amsterdam naar Haarlem gekomen was. Ook binnen
de Teekenacademie en later in het Teekencollegie
zullen zij elkaar dikwijls ontmoet hebben; Hendriks
portretteerde zijn jongere collega in het groepsportret
dat hij van de leden van het laatstgenoemde
gezelschap maakte. (2) In 1810 verhuisde Van Brussel
naar Utrecht, waar hij vijf jaar later overleed.
Is Van Brussel als tekenaar en etser naar waarde te
schatten, als schilder is hij nagenoeg onbekend. De
theaterdecors zijn, zoals gezegd, verdwenen en ook
van zijn zelfstandige schilderijen zijn er nu nog maar
weinige aan te wijzen, niet een in Nederlands
openbaar bezit. Des te opmerkelijker was dan ook het
recente verschijnen in de Amsterdamse kunsthandel
van een ‘Landschap bij stormachtig weer’ op doek, dat
Van Brussels monogram ‘HvB’ draagt en de datering
1794. Dank zij de steun van de Vereniging Rembrandt
heeft het museum dit zeldzame en boeiende werk
onlangs kunnen verwerven. Sinds kort is het in de
tweede schilderijenzaal tentoongesteld, waar het,
geflankeerd door werken van Hendriks, een plaats
gekregen heeft. (3)
Alleen al uit hoofde van de zeldzaamheid zou deze
aanwinst vermeldenswaar zijn, maar bovendien toont
het schilderij ons een betrekkelijk onbekend facet van
de laat achttiende-eeuwse landschapschilderkunst in
Nederland. Het is een fraai voorbeeld van de relatief
körte ‘pittoreske’ of proto-romantische fase in de
Hollandse landschapsvisie, toen dramatische
intensiteit en theatrale effecten niet geschuwd werden.
Met dit schilderij betoont Van Brussel zieh een van de
voorvechters die in de laatste decennia van de
achttiende eeuw de vaderlandse schilderkunst nieuw
leven in trachtten te blazen.
Er werd in die dagen in de Republiek hevig
gedebatteerd over het verval van de Hollandse kunst
en de verwording van de ‘nationale smaak’. Bezinning
op het verleden -en dan specifiek de zeventiende
eeuw, steeds meer als een echte Gouden Eeuw
beschouwd- zou, zo meende men, een uitweg moeten
bieden. In plaats van onnatuurlijke, decoratieve ra
landschappen te schilderen, compleet met herders,
nimfen en tempeltjes en andere pseudo-klassieke
stoffage, zouden schilders zieh weer moeten toeleggen
op het eigen, Hollandse landschap en zieh richten op
de even ‘Hollandse’ tradities van de zeventiende eeuw.
Het ‘Landschap bij stormachtig weer’ toont aan dat
Van Brussel zieh dergelijke adviezen ter harte nam.
De ingredienten waaruit het schilderij is opgebouwd
-een licht glooiend landschap, enkele grillige eiken,
het halfverscholen rieten dak van een schuur, een
boerin die haar vee over een zandpad voortdrijft, en
in de verte het profiel van een stad- zijn op zichzelf
niet vernieuwend. De kunstenaar kan ze ontleend
hebben aan schetsjes, gemaakt tijdens zijn
wandelingen in de omgeving van Haarlem, maar als
beeldcomponenten zijn ze tegelijkertijd stevig
geworteld in de tradities van het zeventiende-eeuwse
landschap. Wat Van Brussels doek zo persoonlijk
maakt is de belangstelling die eruit spreekt voor
hevige, kortstondige natuureffecten. Zware, loodgrijze
wolken worden door de wind voortgejaagd; de eiken
krommen zieh, door een gat in de wolken valt een
feile straal zonlicht midden in de voorstelling en
belicht de groep op de zandweg en de half-kale eik
ernaast; een tweede breuk in de wolken doet aan de
horizon het stadsprofiel oplichten. In die .
belangstelling voor dramatische effecten wijkt het
schilderij wel heel sterk af van wat tot dusverre in de
achttiende eeuw de gangbare toonzetting van het
Nederlandse landschap was: vreedzaam en welvarend,
om niet te zeggen gezapig; een ordentelijke omgeving
waarin mens en dier in harmonie leven in een keurig
aangeharkte en gecultiveerde natuur. De instabiele,
aan het natuurgeweld onderhevige wereld van het
‘Landschap bij stormachtig weer’ is van een heel
andere aard. Van Brussels liefde voor het theater en
zijn ervaring als schilder van toneeldecors hebben
mogelijk een rol gespeeld in zijn keuze om een
dergelijk geladen moment weer te geven; de opbouw
van het landschap met de zware, coulisse-achtige
boomgroep in de linker voorgrond doet in ieder geval
toneelmatig aan. Maar ook hiervoor bestonden goede
zeventiende-eeuwse voorbeelden, zoals in het werk
van Jacob van Ruisdael of Aelbert Cuyp. Ruisdaels
woeste berglandschappen, dikwijls in Scandinavie of
Duitsland gesitueerd, waren van grote betekenis voor
de ontwikkeling van het ‘sublieme’ landschap tegen
het einde van de achttiende eeuw, en het is duidelijk
dat Van Brussel zieh erdoor heeft laten inspireren.
Toch is zijn schilderij niet een slaafse imitatie van
7 Hermanus van
Brussel, Landschap bij
stormachtig weer,
1794, olieverf op doek,
60 x 70 cm. (foto P. de
Vries)
zeventiende-eeuwse voorbeelden: integendeel, in zijn
tijd moet het dank zij de gedurfde combinatie van een
herkenbaar-Hollands landschap met een kortstondig
en dramatisch lichteffect, een opvallend ‘modern’
werk geweest zijn.
Vergelijkbare proto-romantische trekken treft men
ook aan in sommige contemporaine werken van Van
Brussels tijdgenoten Gérard van Nijmegen en Egbert
van Drielst. Echt voet aan de grond kreeg deze
‘romantische’ opvatting in Nederland echter niet: de
toenmalige kunstkritiek verwierp al snel een
dergelijke dramatische landschapsopvatting, die men
als gemaakt en onwaarachtig karakteriseerde. Een
tijdlozer, vrediger beeid van het Hollandse land werd
realistischer geacht dan de aan verandering
onderhevige wereld die Van Brussel in dit doek uit
1794 had willen oproepen. Men kan het ‘Landschap
bij stormachtig weer’ zien als een eerste, voorzichtige
manifestatie van romantische ideeen in de
Nederlandse schilderkunst; ideeen die in dit land
gedoemd waren een vroege dood te sterven. Ook om
die reden biedt het schilderij een bijzonder welkome
aanvulling op het beeid dat de
schilderijenverzameling van Teylers Museum biedt
van de Nederlandse schilderkunst na 1780.
Carel van Tuyll
Noten
1. R. van Eynden en A. van der Willigen, Geschiedenis
der Vaderlandsche Schilderkunst, II, Haarlem, 1817, pp.
454-37; J. Immerzeel, De levens en werken der
Holländische en Vlaamsche Kunstschilders.., Amsterdam
1855, p. 112 ; I.Q. van Regteren Altena, Herman van
Brussel als figuurschilder, in: Nederland Kunsthistorisch
Jaarboek, 1970, pp. 309-17.
2. Zie Teylers Museum Magazijn 20, 1988, pp. 17-18.
3. Inv. KS 1992:1. Olieverf op doek, 59,5 x 69,5 cm.
Afkomstig uit Nederlands particulier bezit; verworven
van Kunsthandel Drs. John H. Schlichte Bergen,
Amsterdam. Zie: (Eveline Koolhaas-Grosfeld)
Hermanus van Brussel, Stormy Landscape, in: Drs.
John H. Schlichte Bergen, Master Paintings and Drawings
1992, pp. 32-33.