
De kwalen van Van Marum
Uit het dagboek van Adriaan van der Willigen (1831 -1839)
De Haarlemse verzamelaar, historicus en kunstenaarsbiograaf Adriaan van der
Willigen (1766-1841) hield een dagboek bij. Over zijn verblijf in Tilburg werd
reeds uitvoerig gepubliceerd (1), maar over zijn belevenissen in Haarlem is tot
nu toe nog nauwelijks gerept.(2) Als lid van Teylers Tweede Genootschap en
vriend van Martinus van Marum was in zijn dagboeken en aantekeningen wel
iets te verwachten over Teylers Museum. Van der Willigen stelt ons niet
teleur. Vooral door zijn kritische geest vertrouwde hij zaken toe aan het papier
die menig tijdgenoot hem niet in dank zal hebben afgenomen.
Na een körte introductie over de schrijver van de dagboeken, laten we
Adriaan van der Willigen zelf aan het woord.
6 Silhouetvan
Adriaan van der
Willigen, archief
Democriet, Teylers
Stichling.
reizen door Europa ondernam. Menig reisverslag
werd door de Haarlemse uitgever P. Loosjes
uitgegeven. Uiteindelijk streek Van der Willigen in
Haarlem neer en ‘stortte’ zieh aldaar in het
genootschapsleven: Democriet, Maatschappij tot Nut
van’t Algemeen, Oefening en Wetenschappen, de
Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij, Trou
moet Blijcken en Teylers Tweede Genootschap (1812).
In 1808 was bij dit genootschap zijn verhandeling
over het kleine aantal historieschilders in Nederland
met zilver bekroond.
Op den duur legde Van der Willligen zieh geheel toe
op het schrijven over en het handelen in kunst. In
1816 verscheen, aanvankelijk in samenwerking met R.
van der Eynden, de Geschiedenis der Vaderlandsche
Schilderkunst sedert de helft der X V III eeuw. Op 74 jarige
leeftijd voltooide Van der Willigen het vierde deel. Op
17 januari 1841 overleed hij toch nog onverwacht.
Zijn uitgebreide verzameling Nederlandse
dichtwerkeri en toneelspelen legateerde hij aan de
Haarlemse stadsbibliotheek. Zijn neef en naamgenoot
erfde de kunstverzameling.
De Ovale Zaal
Naast de dagboeken is een omslag bewaard gebleven
met aantekeningen over Teylers Tweede Genootschap,
waaruit blijkt dat Van der Willigen actief bij het
uitschrijven en beoordelen van de prijsvragen was
betrokken. Zijn kritische geschiedschrijving van de
stichting laten we hier integraal volgen.
‘Teylers Stichting. In het laatst van 1778 werd
daarmede eene aanvang gemaakt door het uitschrijven
van prijsvragen (Zie de voorrede voor de
Verhandelingen van Teylers Tweede Genootschap,
eerste stuk, blz. 2 e.V.). Vervolgens werd het museum
meer kostbaar dan geschikt tot het doen van van
physische proeven gebouwd (Door den beroemde
bouwmeester Jacob Otten Husly.G) Of echter de
overtollige sieraden bestaande uit zeer kostbaar
snijwerk in hout door den beeldsnijder Woortman
volgens het bestek van dezeri bouwmeester zijn, wordt
betwijffeld; dit toch valt in het kleingeestige). Rortdom
werden kassen met glazen deuren voor physische
instrumenten geplaatst en in het midden eene lange
tafel om teekeningen en prenten te bezigtigen die in
geslotene kastjes onder dezelven geborgen waren.
Naderhand zijn op deze tafel kastjes met mineralen,
bestaande uit bijzonder fraaije exemplaren, onder glas
geplaatst en daar door het oorspronkelijk doel
verhinderd geworden. In latere jaren heeft men
wegens de vochtigheid die teekeningen en prenten
daar uitgenomen en elders geplaatst. Tot denselven
behoorden echter de leden van beide collegien zoo
wel als tot de boekerij ten allen tijde vrijen toegang,
mits gaders behandeling en gebruik te hebben (Zoo
luiden de woorden van het testament en zij gelden
Adriaan van der Willigen
Adriaan werd op 12 mei 1766 in Rotterdam geboren,
maar werd door de dood van zijn moeder bij haar
zuster in Haarlem opgevoed. Aangezien zijn vader
wenste dat hij de handel in zou gaan, werd Adriaan
vervolgens op een koopmanskantoor in Rotterdam
geplaatst. Hij koos daarna echter voor een militaire
loopbaan, die hij vanwege de rellen tussen patriotten
en prinsgezinden in 1789 beeindigde. Omdat hij in
zijn garnizoenstijd Brabant had leren kennen als een
aantrekkelijke en goedkope streek, trok hij daar naar
toe en vestigde zieh eerst te Oss en vervolgens te
Tilburg, waar hij politiek actief was. Zijn grote liefde
was echter kunst en wetenschap, waartoe hij vele
: : Ips Wybrand Hendriks,
Martinus van Marum
in de Ovale Zaal, uit
een serie van 13
momenten uit het leven
van Van Marum,
Gemeentearchief
Haarlem.
mede ten aanzien der penningen. Deze kunnen echter
niet dan zeer moeijelijk bezigtigd worden, moetende
twee directeuren daarbij tegenwoordig zijn, naar het
schijnt, want het gedeelte des testaments ter onzer
kennis gekomen, maakt hier van geene melding).
Intusschen is een opzigter over deze teekeningen en
prenten aangesteld geworden die daarvan den sleutel
heeft en daarvoor verantwoordelijk schijnt te zijn.
§ i §
S w :
mjSSm 1
¡ ¡ B m
m U t k
f l H D
4 1 1 4
w u t
®L
| M
l i i
e " / ’*/ —
Over de boekerij, behalven de oude classici, meestal
uit natuurkundige werken bestaande, heeft de heer
Van Marum het opzigt. Zonderling is mij de plaatsing
dezer boekerij voorgekomen: uit het museum gaat ,
men längs een breede en fraaije trap naar eene smalle
galerij met een ijzer staketzel, rondom deze zaal
loopende; en hier zijn de boeken in geslotene kassen,
de deuren met gevlochten koperdraad, geplaatst.
Stoelen of tafels kunnen daar niet geplaatst worden en
men is alzoo verpligt, van de boeken gebruik willende
maken, om die hoewel veelal zeer groot zijnde, mede
te dragen naar een van de twee kleine kamertjes aan
het eind van deze galerij, waar de gelegenheid echter
00k niet zeer geschikt is. Aan het gemelde ijzer
staketzel of de leuning van de galerij hangen wel eene
soort van lessenaars die men op kan slaan om er de
boeken op te leggen; doch wat groot zijnde loopen zij
gevaar om beneden in het museum te vallen en aldaar
schade aan te rigten. Behalven dit ongemak moet men
op die wijze altijd staande lezen. Deze boekerij nog
gedurig uitgebreid wordende, is de catalogus slechts
geschreven.’
Openbare lessen
‘Meermalen hoorde ik aanmerken dat hier alles meer
schijnt ingerigt om te pronken, dan om nut te stichten,
en waarlijk ik kon het niet geheel tegenspreken (Als
men in Teylers zoogen. fundatiehuis om zieh heen ziet
en met die inrigting bekend is, moet natuurlijk de
vraag ontstaan: zou er met de verbazende sommen
welke hier besteed zijn en nog dagelijks besteed
worden, niet veel meer nut kunnen gedaan zijn en nog
kunnen gedaan worden. Intusschen heeft toch de
stichter wiens doel het was om na zijn dood van hem
te doen spreken, het geen anders wel niet geschied
wäre, dit doel bereikt), echter gaf de heer Van Marum
meermalen zeer belangrijke natuurkundige lessen,
maar voor een zeer bepaald auditorium in de kamer
voor deze lessen dienende. In 1804 werd het lid des
Tweede Genootschap, A. van den Ende, tot praelector
in de physica aangesteld en gaf daar in, aan zijn huis
les gedurende eenige jaren in de wintermaanden,
doende daarbij proeven met de werktuigen uit Teylers
Museum. Eene geregelde cursus werd daarbij echter
niet gevolgd en velen der genen aan wien men
kaartjes gaf, kwamen 00k inderdaad meer met
oogmerk om den avond door te brengen dan om
nuttige handigheden op te doen (De heer Van den
Ende, inspecteur van het lager onderwijs zijnde, werd
verhinderd deze door ampsbezigheden om deze zijne
werkzaamheden bij Teyler voort te zetten en eindelijk
bedankt). De heer Van Marum door den president
directeur gedurig gedwarsboomd wordende,
bemoeide zieh minder en minder met de beoeffening
der physica en weldra stonden zoovele kostbare
werktuigen bijna nutteloos.
Een ander lid van het Tweede Genootschap, dr. G.
Bakker, werd tot praelector in de vergelijkende
ontleedkunde aangesteld en gaf daar in mede
gedurende de wintermaanden les in het Stedelijk
Theatrum Anatomicum, daartoe op kosten van Teylers
Stichting beter ingerigt. Deze lessen troffen bijzonder
doel; ongunstige tijdsomstandigheden echter,
aanleiding gevende tot bezuinigingen bij deze
stichting, werd deze laatste inrigting daar onder
begrepen (wordende Dr. Bakker 00k als hoogleraar
naar Groningen beroepen alwaar hij ettelijke jaren
later overleed).’
Nieuwbouw
‘Ons vaderland in 1813 weder een zelfstandig bestaan
gekregen hebbende en daarvan den günstigen invloed