
Wetenschappen.) Waarschijnlijk hebben Reinwardt en
vooral Van Marum in deze benoeming de hand gehad.
Op 29 juli 1813 werd hij bevorderd tot geassocieerd
lid van de Eerste Klasse (wiskunde en
natuurwetenschappen), zodat hij zieh met recht lid
van de Académie te Amsterdam kon noemen op het
titelblad van zijn Plantarum japonicarum species
novae (Uppsala 1824). Echter, ‘Van ’s mans letterarbeid
ontving de Classe geene bijzondere bijdragen.’
Conclusies
Thunberg heeft met veel Nederlandse geleerden
contacten onderhouden. De meesten van hen waren
lid van een o f meer genootschappen. De contacten
van Thunberg ontstonden echter vooral via
persoonlijke relaties. Leden van de HMW zijn van
belang geweest bij de organisatie van Thunbergs reis
naar de Oost maar de positie van de Burmannen en
hun relatie met de VOC waren hiervoor bepalend.
Thunberg heeft slechts marginaal bijgedragen aan de
Verhandelingen en de verzamelingen van de
genootschappen. Het voornaamste doel van de
lidmaatschappen was het wederzijds vermeerderen
van status. Alleen het Bataviaasch Genootschap heeft
hij kunnen helpen met het sturen van twee van zijn
leerlingen. Wei zijn Thunbergs verzamelingen van
groot belang geweest voor het kabinet van Houttuyn
en diens encyclopedische werk Natuurlijke Historie.
Verschillende particulière tuinen rond Haarlem
hebben plantmateriaal van hem ontvangen, waaronder
Plantlust van Van Marum.
Linnaeus heeft voor zijn wetenschappelijke loopbaan
veel te danken gehad aan zijn Nederlandse relaties. In
Thunbergs tijd had Nederland zijn leidende positie al
verloren en voor diens carrière heeft Nederland
slechts een ondergeschikte rol gespeeld.
D.O. Wijnands
(Dit artikel is een door M. van Hoorn verkorte versie
van de Kabinetslezing van 12 december 1989.)
Noten
1. C.P. Thunberg, Voyages en Afrique et en Asie,
principalementau Japon• pendant les années 1770- 1779, 2
dln., Paris 1794.
2. Carl Pieter Thunberg, Verhandelingen over de
Japansche natie, haare zeeden, gebruiken en haare munten.
Uit het Sweedsch vertaald, Amsterdam 1780.
3. M. Houttuyn, Natuurlijke historié o f uitvoerige
beschrijving der dieren, planten en mineraalen, volgens het
Samenstel van den H eer Linnaeus, 37 stukken,
Amsterdam 1761-1785.
4. C. Linnaeus, Systema naturae, ed. 12 (1764), ed. 13
(1771).
y. M. Houttuyn, Beschryving van de Malakse tin-erts
en derzelver mijnen, Verb. Zeeuwsch Genootschap
11(178 5 ) 383-389; 00k opgenomen in zijn Natuurlijke
Historie.
6. C.P. Thunberg, Thermometrische waarneemingen,
in Japan gedaan, in de jaren 1775 en 1776, Verb.
HMW 19.3(1780) 1 2 3 - 1 3 ^ ^
7. idem, Beschryving van twee nieuwe soorten van
palmboomachtige gewassen, Verb. HMW 20.2(1782)
419-434.
8. De Bibliotheek van Teylers Museum, waarin die
van de HMW is opgenomen, bezit de volgende
werken van Thunberg: Flora japonica, Leipzig 1784;
leones plantarum japonicarum, 5 din.,-Uppsala
1 794-1 805 ; Voyages de C.P. Thunberg au Japon p ar le Cap
de Bonne-Espérance, les isles de la Sonde etc., 2 din., Paris
[1796]; een verzameling dissertaties, te Uppsala
verdedigd onder de professoren Thunberg en
Linnaeus jr. In het Van Marum-archief van de HMW
bevinden zieh zeven brieven van Thunberg aan Van
Marum; ze beslaan de jaren 1793-1805. De
Handschriftenafdeling van de Universiteitsbibliotheek
van Uppsala bezit elf brieven van Van Marum aan
Thunberg uit de période 1792-1806. Ook de
geciteerde brieven van anderen aan Thunberg
bevinden zieh daar. De brieven van Houttuyn aan
Thunberg zijn gepubliceerd: D.O. Wijnands, The
letters o f Maarten Houttuyn to Carl Petter Thunberg
(1780-1790), Proc. Kon. Ned. Ckad. Wetensch.-, Ser. C93:
77-87, 1990. Thunbergs Japanse planten zijn
behandeld in: D.O. Wijnands, Correct author citation
for the species described on material collected by
Thunberg in Japan, Thunbergia 12: 1-50. Uppsala,
1990.
Agenda
Medede l ingen
Tentoonstellingen
t/m 50-9-1990:
Augustijn Claterbos (1750-1828) en zijn
kunstzinnige nalatenschap (eerste
schilderijenzaal)
22-0 t/m 2 5 - 1 1-199 0 :
Op Wieken. Een tentoonstelling in beeid, en
rijm over de vogel als boodschapper, waarin
de oervogel, de Archaeopteryx, uit Teylers
Museum centraal staat (voorzaal aula)
6-10 t/m 16-12-1990:
Vleugels en Vinnen. Een tentoonstelling n.a.v.
het verschijnen van de nieuwe Teyler agenda
1991 met als thema vogels en vissen (eerste
schilderijenzaal)
Zaterdagochtendlezingen ‘Tijd in Teyler’
Tot en met aprii 1991 zal in een serie van
zeven voordrachten in de aula van Teylers
Museum het thema T IJD centraal staán (zie
bijdrage R.O. Fock en B.C. Sliggers in dit
Teylers Magazijn). De lezingen over
‘Waarnemen’, ‘Communicatie’ en ‘Chaos’
werden georganiseerd onder auspiciën van de
Vereniging voor Onderwijs, Kunst en
Wetenschap, afdeling Haarlem, in
samenwerking met het museum. Vanaf heden
ligt de organisatie bij Teylers Museum.De
lezingen worden gehouden in de aula van het
museum. Vanaf 10.30 uur bestaat de
gelegenheid een kopje koffie of thee te
drinken. Voordrachten van 11.00 ■§|h2.3o
uur, inclusief ongeveer een half uur discussie.
Toegangsprijs bedraagt voor een abonnement
f 85,-, voor OKW-leden f 60,-, of per enkele
voordracht resp. f 15,- en f 10,-. De kaarten
zijn in het museum verkrijgbaar of door het
verschuldigde bedrag over te maken op *
bankrekeningnummer 56 00 50 550 (ABN
Haarlem, girorek. 4000) t.n.v. Stichting Teylers
Museum inzake Teylerlezingen, onder
vermelding van de gewenste lezing(en).
Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij het
museum (B.C.Sliggers, 023-319010):
Programma:
zaterdag 13 oktober 1990 —
Prof. dr. J. van der Hoeven: Wijsgerige
reflectie op de tijd
zaterdag 17 november 1990 —
Prof. Dr. H.J. Boersma: De tijd in de
natuurkunde
zaterdag 15 december 1990 —
Prof. Dr. C.A. van Swigchem: Bouwkunst en
tijdsbesef
zaterdag 12 januari 1991
Prof. Dr. S.A. Varga: Tijd in de literatuur
zaterdag 9 februari 1991 —
Prof. Dr. WJ. Rietveld: Onze bioklok. H oe ’
ritmen in de natuur ons welzijn bepàlen
zaterdag 9 maart 1991 —
Ir. G.P. van der Schoot (MBA): Management
en tijd
zaterdag 13 aprili990(^7#
H.A. van Wijnen: De krant, een preoccupatie
met de tijd
Over de sprekers:
Prof. Dr. J. van der Hoeven
Studeerde theologie in Kampen enwijsbegeerte in
Leiden. Doceert sinds 1963 wijsbegeerle aan de
VU te Amsterdam.
Prof. Dr. H.J. Boersma
Studeerde aan de VU te Amsterdam aan de
faculteit van de Wiskunde en
Natuurwetenschappen. Promoveerde er in 1963 op
een proefschrift over de polarisatie van neulronen
en kemreacties. Was lector en werd in 1980 aan de
VU benoemd tot hoogleraar in de Theoretische
Natuurkunde.
Prof. Dr. C.A. van Swigchem
Emeritus hoogleraar aan de VU in de geschiedenis
van de bouwkunst. Studeerde rechten te Leiden en
aan de VU, en geschiedenis aan de VU.
Promoveerde in 1965 te Utrecht op een proefschrift
over Abraham van der Hart. Was jarenlang
verbonden aan de stafvan de Rijksdienst voor de
Monumenienzorg.
Prof. Dr. S.A. Varga
Geboren in Hongarije, sinds 1948 in Nederland.
Sinds 1966 hoogleraar Franse letterkunde (eerst
UvA, sinds 1971 aan de VU). Gastdocent aan
universiteiten in de VS, Marokko en Hongarije.
Publiceerde voornamelijk in het Frans over
rhetoriek, woord- en beeldrelaties, meestal in de
17de- eeuwse of contemporaine literatuur.
Prof. Dr. WJ. Rietveld
Studeerde geneeskunde in Leiden en promoveerde
aldaar op een proefschrift over electrische
hersenactiviteit en visuele waameming. Is
hoogleraar in de Fysiologie en Fysiologische
Psychologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden.
Ir. G.P. van der Schoot Msc (Bus.Admin.)
Studeerde wiskunde in Delft en behaalde een
MBA aan de universiteit van British Columbia.
Doceerde aldaar twee jaar statistiek en
beslissingstheorie. Sinds 1981 als
organisatie-adviseur bij McKinsey & Company,
alwaar hij tal van projecten heeft geleid. Sedert
enkele jaren tevens als Director of Professional
Staff verantwoordelijk voor een aantal interne
taken.
H.A. van Wijnen
Chef opiniepagina NRC-Handelsblad
Winnaar architectuurprijsvraag
Op 14 juni jl. werd in een propvolle aula van
het museum de uitslag bekend gemaakt van
de architectuurprijsvraag. De eerste prijs werd
toegekend aan Hubert-Jan Henket voor zijn
inzending onder het motto ‘Rode Letters’.
Henket, tegenwoordig hoogleraar aan de
Technische Universiteit van Eindhoven, is
sinds 1976 werkzaam als zelfstandig architect
te Boxtel. De tweede prijs, onder het motto
‘Vierkamp’, ging naar Casper Schuuring, Rob
Hulst, Martin Wijnen en Lisi Ferkov. De
derde prijs werd gewonnen door Babet Gallis
die Zijn ontwerp onder het motto ‘M ’ in zond.
Nog acht andere inzendingen haalden de
laatste beoordelingsronde: Maarten Hindriks,
bureau H. Versluys b.v./Prosper Klop en Ivo
Jozef Mentink/bureau Holvast en Van
Woerden/John Swagten/Emma Sambeek,
bureau Van Sambeek en Van Veen/H.J
Spreeuwenberg/John Körmeling/W.
Suselbeek.
Aan Henket is onlangs gevraagd eerst een
verbouwingsplan voor Gebouw Zegelwaarden
te maken. Wanneer de aanpassing van dit
gebouw gereed is, kan een begin worden
gemaakt met de nieuwbouw aan de rand van
de museumtuin. De bedoeling is dat alle
plannen medio 1993/94 gerealiseerd zijn.
Onder de titel Teylers Museum -Plannen voor
uitbreiding 1990 verscheen een catalogus met
een overzicht van de 1 1 genominbeerde
inzendingen, waaronder het juryrapport en
enkele andere beschouwende artikelen. Het
boekje, onder redactie van
wedstrijdcoördinator H.D. de Haan, is voor
10 gulden verkrijgbaar in het museum.