
6 He li os t aa t van
G.J. ’s Gravensande,
afgebeeld in diens
Pby sices elemento
mathematica’, derde
druk 1742.
talen, zoals de culturen waarvan zij een uiting zijn,
benadrukken sterk het begrip tijd.
Het kan ook anders. Bertalanffy beschrijft de
hypothese van Whorf in een hoofdstuk, getiteld ‘The
relativity o f categories’. Als voorbeeld worden de talen
en de belevingswereld van de Hopi- en
Nootka-indianen gebruikt, die een verleden en
toekomende tijd niet kennen. Deze indianen
percipieren onze categorieen tijd en ruimte niet. Wat
zij in hun Universum waarnemen, is te beschrijven als
‘manifest’ en ‘niet manifest’ (in de gedachte) en zij
meten de waarheid van een verklaring dan ook af aan
begrippen als feit, geheugen, verwachting en
gewoonte.
De betrekkelijkheid van categorieën
Ons begrip tijd is een denk-categorie, een produkt van
ons westerse bewijstzijn. Men kan zo’n categorie
zichtbaar maken door haar naar de grens van
waarschijnlijkheid te voeren. Door bijvoorbeeld te
zeggen ‘time is money’. Wanneer men gevoel krijgt
voor de dwaasheid van deze verklaring en voor de
gevolgen ervan in de praktijk, ontvangt men gratis
inzicht in de betrekkelijkheid van de tijd
R.O. Fock
B.C. Sliggers
De relat ies van de Zweedse
b o ta n icu s /n a tu r a l is t Car l Pet ter
Thunberg (1743-1828) met Neder landse
genootschappen
De Zweedse geleerde Carl Petter Thunberg was een leerling van de in
Nederland goed bekende Carolus Linnaeus (1707-1778). In dienst van de
Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) heeft Thunberg zeven jaar in de
Oost verbleven. In 1778 keerde hij in Nederland terug. Het wetenschappelijk
genootschapsleven ontwikkelde zich in die tijd voorspoedig. In 1752 was als
eerste grote genootschap de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen
(HMW) opgericht, gevolgd door een reeks van andere. Vele hiervan waren
vooral op de liefhebbers gericht; het aantal 'werk'genootschappen van
geleerden bleef beperkt. In de tweede helft van de 19de eeuw verdwenen de
genootschappen weer grotendeels. Slechts enkelezijn tot op heden blijven
bestaan. Thunberg werd lid van v ijf Nederlandse genootschappen. In dit
artikel wil ik de relaties tussen Thunberg en Nederland schetsen en daarbij
nagaan in hoeverre zijn lidmaatschap van genootschappen van betekenis is
geweest.
7 Port ret van C.P.
Thunberg,
Frontisp.ice van
diens reisverslag (zie
noot i).
Carolus Linnaeus geldt als de grondlegger van de
hedendaagse nomenclatuur van planten. Zijn korte
verblijf van drie jaar in Nederland (1735-1738) was
het begin van een indrukwekkende carrière. Hij
promoveerde in Harderwijk en werkte in de
vooraanstaande botanische centra van die tijd, de
Botanische Tuinen van Amsterdam en Leiden. Als
lijfarts en collectiebeheerder van de Hollandse
bankier George Clifford werkte hij op diens
buitenplaats de Hartekamp in Heemstede. Terug in
Zweden onderhield hij een briefwisseling met zijn
Nederlandse vrienden zoals de hoogleraren Van
Royen te Leiden en Johannes Burman in Amsterdam.
Burmans zoon en opvolger Nikolaas Laurens
studeerde bij Linnaeus in Uppsala, en volgde zijn
vader op als hoogleraar.
Thunberg
Toen Thunberg in 1770 was afgestudeerd bij Linnaeus
ging hij op reis om zieh in Parijs verder te bekwamen.
In Parijs werkte hij vooral als arts maar legde er ook
contacten met de botanici in de Jardin du Roi, zoals
De Jussieu en Thouin.
Op weg naar Frankrijk ging hij op bezoek bij
Nederlandse botanici die hem als leerling van hun
vriend Linnaeus hartelijk ontvingen. Na zijn stage in
Parijs begaf hij zieh opnieuw naar Amsterdam.
Burman had daar geregeld dat Thunberg in dienst van
de VOC als chirurgijn naar Zuid-Afrika kon gaan en
mogelijk ook verder naar de Oost (Java, Japan,
Ceylon). De Hortus Botanicus van Amsterdam en de
particulière tuinbezitters Jean Deutz, Jan van de Poll
Pietersz. en David ten Hoven zouden plantmateriaal
van Thunberg ontvangen en daarvoor betalen. Ook
enkele niet-Nederlanders zoals de Zweed PJ. Bergius
traden zo als sponsor op. Vader en zoon Burman
kregen ook een deel van het door Thunberg
verzamelde materiaal maar van hen zijn geen
betalingen bekend; mogelijk ontvingen zij een en
ander als dank voor bewezen diensten. Al het
materiaal werd verzonden naar de Amsterdamse
Hortus om problemen bij de inklaring te omzeilen;
daar werd in aanwezigheid van de sponsors het pakket
geopend en de inhoud verdeeld.
Thunbergs reis
In december 17 71 vertrok
Thunberg van Texel met de ”Schoonzicht” en verbleef
in Zuid-Afrika van 16 april 1772 tot 2 maart 1775. Hij
leerde er Nederlands aangezien hij in Japan voor
Nederlander door moest kunnen gaan en maakte er
drie grote verzamelreizen. Zijn verblijf had een
moeizame start. Zijn komst was vanuit Nederland
voorbereid in overleg met Baron van Reede van
Oudtshoorn, de beoogde opvolger van gouverneur
Rijk Tulbagh die op n augustus 17 7 1 overleden was.
Maar ook Oudtshoorn was al voor Thunbergs
aankomst gestorven. De nieuwe gouverneur, Van
Plettenberg, moest nog overtuigd worden van het
belang van Thunbergs missie. Na zijn Zuidafrikaanse
verzamelexpedities vertrok Thunberg naar Java waar
hij voornamelijk zijn reis naar Japan voorbereidde.