
8 Titelpagina van
Thunbergs artikel in
de Verbandelingen
van de Holländische
Maatschappij der
Wetenschappen
(20/2, 1782).
Hierbij was J.C.M. Radermacher, raad extra-ordinarius
van Indie, behulpzaam maar zeker 00k de arts J.P.
Hoffmann. Laatstgenoemde zorgde 00k voor
Thunbergs financiele belangen in Batavia tijdens het
verblijf in Japan. Hij verkocht Japanse goederen zoals
serviesgoed dat Thunberg had overgestuurd en
stuurde handelswaar voor Thunberg naar Japan, met
name ‘eenhoorn’ (gemalen hoektand van de narwal
Btedz. 4 19
B E S C H R Y V I N G
VAN TWEE NIEUWE SOOSTEN VAN
PALM BOOM ACHT IßE
G E W A S S E N ,
Uic Ja p in en van de Kaap der Goede Hefe j
met eenige Äänfflerkingen omtrent de
BLOEMEN v a n d e VARENS
EN DERCELVKE PLANTEN ( * ) ;
a o a a
KAREL PIETER THUN BERG.
© © ©
T T oew el h et, in de tegenwoordige Eeuw,
1 1 genoegzaam is beweeasr, dat de Sexe
der Planten algemeen zy, en wy het SamenM
van t Planten - Ryk , door wylen den Koning •
lyken Lyf- Arts en Ridder L innäus, op dien
grondilag gevestigd befchouwen; bleef echter
nog
^ L vsn den Heer T a u n s e r g ntt het
r\ m. H Ä T T i t , , I U » * S
D d 1
werd in Japan met groot profijt als afrodisiacum
verkocht). Van augustus 1775 tot november 1776 was
Thunberg werkzaam in Japan. Via Java (januari — juni
1777), Ceylon (juli 1777 - februari 1778) en
Zuid-Afrika (24 april — 15 mei 1778) arriveerde hij in
oktober 1778 weer in Nederland. Vervolgens verbleef
hij enkele maanden in Engeland (december —
januari), gewapend met introductiebrieven van
Burman. In maart 1779 was hij weer in zijn vaderland
Zweden terug.1
Waarnemingen en verzamelingen
Thunberg deed wat men van een bioloog mag
verwachten: hij verzamelde planten en dieren. Zijn
belangrijkste collecties bevinden zieh thans in
Uppsala en Stockholm maar 00k buiten Zweden is
veel van zijn materiaal aanwezig. In zijn reisverslag
toont hij belangstelling voor vele andere, niet strikt
biologische zaken. Zijn verhandeling over het Japanse
geld trok sterk de aandacht en werd snel in het
Nederlands vertaald.2 In Japan deed hij 00k
meteorologische waarnemingen, die versehenen in de
Verhandelingen van de HMW en later 00k in de
Franse editie van zijn reisboek. Hij gebruikte hiervoor
een thermometer met een schaalverdeling van 112
graden, gemaakt door de Amsterdamse
instrumentmaker Prins. (Een thermometer van deze
Prins, met een andere verdeling — er waren
toentertijd meer dan 100 temperatuurschalen in
omloop — bevindt zieh in het Fysisch Kabinet van
Teylers Museum.)
Een belangrijk aspect vormde het verzamelen van
levende planten en zaden. Hiervoor werd hij immers
betaald door zijn sponsors. De commissarissen van de
Amsterdamse Hortus wensten nadrukkelijk ‘alleen
planten bollen en saeden die ongemeen raar sijn, en
anders niet’, zoals hun secretaris Egbert de Vrij
Temminck op 20 augustus 17 7 3 aan Thunberg op de
Kaap schreef. Andere zaken wenste de Hortus niet:
‘de gesondene drooge voogels, torren etc. die sullen
wij overlaeten aen d’Heeren van de Poll, ten Hoven,
Deutz en de beyde Heeren Professoren Burman.’
Deze vermaning heeft niet echt geholpen want op 2 3
november 1773 schrijft Temminck opnieuw: ‘Gelieft
voor de Hortus Medicus aen d ’Heeren
Commissarissen niet anders te sende als planten
bollen en saeden, wij maeken nergens anders een
collectie van, dus 00k niet van een droge herbarius,’
Thunberg bleef echter herbarium sturen dat de
Hortus niet wilde (dat was immers de enige manier
om het Nederland binnen te krijgen); zijn Japanse
herbarium heeft de Hortus in 1779 aan hem
geretourneerd.
Niet alle zendingen zijn volledig aangekomen. In 1776
ging bij het overladen in Batavia een deel overboord,
zodat de kisten vrijwel leeg in Amsterdam
aankwamen. Ook verloor Thunberg een groot deel
van zijn levende planten bij een storm in het Kanaal
9 Ligustrum toen zijn thuisreis bijna voltooid was. Van maar weinig
(Thunberg Flora planten staat vast dat ze door Thunbergs introducties
japónica, Leipzig in de Hortus zijn gearriveerd. E r zijn geen lijsten van
1784, tab. 1). verzonden soorten beschikbaar, zodat we zijn
aangewezen op toevallige mededelingen. Zo staat op
een herbariumvel in Uppsala van Eucomis comosa te
lezen: ‘cult, in H. Amstelodamensi e bulbo e Cap.
allato per Th.’ De bloemen uit de Amsterdamse
Hortus op grond waarvan Maarten Houttuyn (zie
verderop) het genus Massonia beschreef, moeten wel
van een door Thunberg gestuurde plant afkomstig zijn
geweest. Hij heeft zeker ook Hydrangea macrophylla in
Europa gei'ntroduceerd blijkens een geannoteerd
herbariumvel in Uppsala; o f de Nederlanders deze
plant ook ontvingen, is niet bekend. Ook de Parijse
Jardin des Plantes ontving levende planten van
Thunberg maar deze zijn in de winter van 1789-1790
alle bevroren.
Correspondenten
Ten Hoven, een zwager van Temminck, verlangde van
Thunberg vooral ‘uitlandse boomen om die hier voor
timmer en werkhout te cultiveeren’. In de duinen van
Heemstede-Vogelenzang plantte hij op zijn
buitenplaats Woestduin vooral ‘Pinus, Abies,
Cupressus, Cedrus en Juniperus’. Op 6 november
1773 schreef hij aan Thunberg dat hij uit de zak met
zaden die op de Hortus geopend was 118 soorten had
gekregen; hiervan waren drie soorten ‘Pinus’ al
gekiemd.Jan van de Poll wenste winterharde
bloemheesters voor zijn buiten Velzeroog. (Deze
buitenplaats is verdwenen bij het graven van het
Noordzeekanaal in de jaren i863-i873.)Jean Deutz
bezat het buiten Roos-en-Beek te Velzen. Zijn wensen
waren: droge planten en zoveel mogelijk zaden. Ook
verlangde hij inlichtingen over Tusage economique’
en over grassen. Nikolaas Laurens Burman meldt in
oktober 1784: ‘D e Aucuba en Cycas die wij door Ued
in de Hortus gekregen hebben groeien volmaakt
schoon niet bloeiende, deze doen mij dikwijls aan
Ued indagtig zijn, het is jammer dat de overigen niet
beeter zijn voorgekomen.’Japanse en Kaapse
introducties van Thunberg kwamen ook in een
handelskwekerij terecht. De Duitse botanicus Ehrhart
bezocht in 1782 Nederland en zag ze op de kwekerij
Tulpenburg van de Utrechtse kweker Zacharias
BrakeD;.^
De laatste actieve Nederlandse correspondent van
Thunberg was de gelijknamige zoon van voornoemde
Burman. Hij opent de correspondence op 22
december 1820 met een uiteenzetting over de eilende
waarin het vaderland en de familie Burman geraakt
zijn; hierdoor heeft de familie de prächtige
bibliotheek en herbaria moeten verkopen. Nu het wat
beter gaat wil hij weer met de botanie beginnen en
vraagt Thunberg om literatuur; de Nederlandse
boekverkopers doen namelijk niets meer aan
botanische werken. Ook steh het botanisch onderzoek
in Nederland niets meer voor; alleen van Reinwardt
(zie verderop) verwacht men veel voor de toekomst.
Op zoologisch gebied is Temminck in Leiden wel
actief.
Burman had blijkbaar goede contacten met Reinwardt
want in 1820 stuurde hij Thunberg zaden die
Reinwardt op Java had verzameld. Ook had Burman
goede contacten aan de Kaap, hij biedt Thunberg via
een correspondent op de Kaap onder andere te koop