
5 OmslágTeyler
Agenda 19 9 1,
thema “Vleugelsen
Vinnen’.
Ti jd in Teyler
Zeven lezingen over tijd
Opnieuw organiseert Teylers Museum een cyclus lezingen, waarin dit keer het
thema '1IIID' centraal Staat. Na 'Waarnemen', 'Communicatie' en 'Chaos'
zullen een zevental sprekers het körnende seizoen d it veelzijdige thema bij U
inleiden. Prof. Dr. J. van der Hoeven opent op 13 Oktober a.s. de cyclus met
'W ijsgerige reflectie op de tijd', op 17 november a.s. Prof. Dr. H.J. Boersma
met 'De tijd in de natuurkunde en op 15 december a.s. Prof. Dr. C.A. van
Swigchem met 'Bouwkunst en tijdsbesef'. Op 12 januari 1991 spreekt Prof. Dr.
S.A. Varga over 'Tijd in de literatuur', op 9 februari 1991 Prof. Dr. W.J. Rietveld
over 'Onze bioklok. Hoe ritmen in de natuur ons welzijn bepalen', en op 9
maart 1991 Ir. G.P. van der Schoot (MBA) over 'Management en tijd'. De
cyclus wordt afgesloten op 13 april 1991 door H.A. van Wijnen over 'De krant,
een preoccupatie met de tijd'.Het uitvoerige programma met aanvangstijden,
reserveringsmogelijkheden en gegevens over de sprekers tre ft U in de
Agenda van dit Teylers Magazijn aan, evenals in de bijgesloten folder.
Onderstaande tekst is een inleiding op het onderwerp en belicht enkele
facetten van het thema 'tijd'.
Over tijd
is iemand wanneer hij niet op het afgesproken tijdstip
levert, ergens is o f een verwachte funktie vervult. De
betekenis van tijd in deze uitdrukking is die van
‘kritisch moment’, een ogenblik waarop iets gebeurt
dat van betekenis is. Over tijd wil zeggen: men is te
laat met iets te presteren, op een afspraak o f met de
menstruatie.
E r zijn in het spraakgebruik meer van die
betekenissen van tijd. Tegenover tijd-als-moment is er
een begrip van tijd dat duur aangeeft. We hebben
genoeg tijd van leven. Het duurt nog een hele tijd
voordat de laatste trein vertrekt. We hebben dus nog
genoeg tijd om ons gesprek a f te maken.
Waar gaat het in zo’n cafegesprek dan dikwijls over?
Over de tijden en de zeden, die samen ons
tijdsgewricht vormen, de tijd waarin wij leven, een
Scharnier tussen verleden en toekomst. Zo is de tijd
een soort toestand, een toestand waarin wij ons
bevinden en waarover wij oordelen kunnen
uitspreken. Deze tijd is decadent o f juist niet, hij is
günstig om te zaaien o f te oogsten, om nieuwe dingen
te beginnen o f oude dingen a f te maken, een tijd voor
veranderingen of een tijd van hetzelfde.
Wanneer men op zo’n manier over tijd zit te praten,
een moment, een duur of een toestand, dan is men
niet ver meer weg van het ogenblik waarop men aan
tijd een zelfstandige werking gaat toekennen. Tijd als
iets dat handelt o f iets teweeg brengt. Dat noemt men
gepersonifieerde tijd. Die tijd is de tijd die alle
wonden heelt, de tijd die snel gaat. Van zo’n
constatering gaat rust uit. Het is het aanroepen van de
tijd-als-continuüm, waarin het menselijk handelen zo
betrekkelijk is dat wij er somtijds zelfs de
verantwoordelijkheid voor mögen laten vieren. De tijd
die alle wonden heelt is dezelfde Supermacht als in
het Spaanse spreekwoord: God geneest de patient, de
dokter schrijft de rekening.
Misschien is de tijd als Supermacht wel de veroorzaker
vaft het meest gehoorde excuus voor eigen
tekortkomen: ‘ik heb/had geen tijd.’ Men beroept zieh
Op het verstrijken van de tijd om zieh te
verontschuldigen voor het niet doen van iets, dat wel
had moeten gebeuren. Een hogere macht ontslaat ons '
van onze verplichting. Tijd!
Tijd en ruimte
Voor Kant waren dit de beide aan alles voorafgaande
Anschauungsforme, menselijke zintuigelijke
categorieën. Dat wil zeggen dat de mens alles wat hij
waarneemt bekleedt met ruimte en tijd. De opvatting
van Kant is een subjectieve opvatting van tijd en
ruimte tegenover de bijvoorbeeld bij Newton
gebruikelijke objectieve opvatting van tijd als
abstráete tijd, welke onafhankelijk van de mensen is.
In het spraakgebruik komt tijd overigens veel meer
voor dan ruimte. Misschien komt dat omdat de
mensen altijd over gebeurtenissen praten, en voor het
vastleggen daarvan (en van beweging in het algemeen)
is tijd niet te missen. Ruimte is te vatten in drie
dimensies. Wil men een in die ruimte optredend
voorval vastleggen, dan moet men de dimensie ‘tijd’
toevoegen. Een dergelijke verzameling van vier
coördinaten wordt het ruimte-tijd-continuüm
genoemd. Dit begrip werd al gebruikt in de klassieke
natuurkunde maar het heeft voor de algemene
relativiteitstheorie tot een ordeningssysteem geleid en
waarschijnlijk daardoor algemene bekendheid
gekregen.
Binnen het begrip tijd-als-duur kan men onderscheid
maken tussen tijd als cyclisch verschijnsel (l’histoire se
répète) en tijd als progressie. Het cyclische tijdsbesef,
dat men kan aanduiden door een cirkel, wordt
merkwaardig genoeg in stand gehouden door de klok,
00k een rond ding dat het steeds weer twaalf uur laat
worden. De tijd als progressie kan men aanduiden
door een lijn. Dit besef hoort thuis in een cultuur die
het vooruitgangsdenken voortbrengt. Cyclus en
progressie ontmoeten elkaar in de evolutieleer: men
kan déze combinatie van tijdsbegrippen aanduiden als
een spiraal. In woorden: vooruitgaan en toch steeds
weer op zijn uitgangspunten terugkomen.
Een dergelijk kurketrekker-universum is voorstelbaar
in de categorieën van het westerse denken: materie,
kracht, massa, energie, tijd, ruimte. Volgens de
hypothese van Whorf wordt de waarneming van het
individu bepaald door de patronen van zijn taal. De
westerse, indo-europese talen nu, zijn opgebouwd uit
grammatische eenheden, zoals zelfstandige
naamwoorden, adjectieven en werkwoorden, die
volgens regels gecombineerd die talen vormen. Die