
De auteur dankt Dr. J. de Vos voor zijn opbouwende kritiek. De heer
J.G. de Bruijn voor zijn vele hulp bij het zoeken naar de benodigde
bronnen. Mevrouw Dr. L. Touret en de heren J.C. van Veen en L.
Ligtermoet voor hulp en steun bij allerlei met dit stuk verband
houdende zaken.
* Mevrouw Renate Krantz, persoonlijke mededeling
Geraadpleegde literatuur:
Gaudry, A. ( 1862-1866). Animaux fossiles etgeologie de l ’Attique.
Kaup, J.J. (1833). Description d ’Ossements fossiles de Mammifères
inconnus jusqu'à présent qui se trouvent au Muséum grand-
ducal de Darmstadt. Second Cahier. Darmstadt.
Roth, J. und A. Wagner (1854). Die fossilen Knochenüberreste von
Pikermi Abh.bayer. Akad.Wiss. München 7.
Wagner, A. (1839). Fossile Ueberreste von einem Affenschädel und
ändern Säugthieren aus Griechenland. Gelehrte Anzeigen. München
8.
Wagner A, ( 1840). Fossile Ueberreste von einem Affen und einigen
ändern Säugthieren aus Griechenland. Abh.bayer.Akad.Wiss.
München 3.
Wagner, A. (1848). Urweltliche Säugethierreste aus Griechenland.
Abh. bayer.Akad.Wiss. München 5.
Wagner, A. (1857). Neue Beitrage zu r Kenntnis der fossilen
Säugethier-Ueberreste von Pikermi. Abh,bayer. Akad.Wiss.
München 8.
Wagner, A. (1859). Denkrede a u f J. Roth. Gelehrte Anzeigen.
München 48.
Wagner, A. (1860). Z u r Berichtigung einiger Angaben des Herrn
Dr. Lindermayer in Athen in dessen Aussatze über die fossilen
Knochenreste von Pikermi. Sitzungsberichte der bayer. Akad. Wiss.
München 1860.
Winkler, T.C. (1867). Musée Teyler. Catalogue systématique de la
Collection Paléontologique. Tome 6.
Tentoonstelling ‘Germ de Jong, 1886-1967’
Ditvooq'aarvan 12 apriltotenmet22juni, zalindeeerste
schilderijenzaal van het museum een tentoonstelling te
zien zijn van werken van de Schilder Germ de Jong, die
honderd jaar geleden geboren werd. De keuze van
schilderijen en tekeningen bestrijkt de hele loopbaan van
de kunstenaar.
Hoewel Germ de Jong vooral in zijn vroege schilderijen
verwantschap vertoont met schilders uit de Larense en
Bergense School, was hij in feite een eenling die zieh niet
bij een bepaalde stroming of school laat voegen. Zijn leven
lang heeft hij een beperkt aantal thema’s steeds opnieuw
opgenomen en uitgediept: het landschap, het stadsgezicht
-bekend zijn vooral de levendige Parijse boulevard-
scènes - en het stilleven. Kenmerkend voor zijn vroege
période zijn de fors opgezette, in prächtig gebalanceerde
kleuren geschilderde berglandschappen waarin zijn deco-
ratieve gaven ten volle tot uiting komen. Later wordt zijn
palet lichter en zijn schildertoets subtieler. De Jong heeft
veel gereisd en, buiten Nederland, zijn inspiratie ge-
vonden in de heuvellandschappen van Zuid-Frankrijk,
Toscane en Marokko. Daarbij ging zijn belangstelling
vooral naar de weergave van het zonlicht - direct in de
Mediterrane landen, gefilterd op de Amelandse duinen -
op het geaccidenteerde landschap.
Met werken die voor het grootste deel afkomstig zijn uit
particulière verzamelingen wil de tentoonstelling een
beeid oproepen van het veelzijdig talent van Germ de
Jong.
C. van Tuyll
Postzegeltentoonstelling: Canada,
met inbegrip van Newfoundland/Labrador en de
drie Engelse kolonies: New Brunswick, New
Scotland (Nova Scotia) en Prince Edward Island.
Van 3 februari t/m 31 maart vindt de 12de tentoonstelling
van postzegels in het museum plaats. Deze keer is
Canada het onderwerp.
Newfoundland, in 1497 door Giovanni Caboto (John
Cabot) ontdekt, vormt met Labrador de N.O. Atlantische
begrenzing van Canada. De naam Canada is
afgeleid van het Indiaanse Cannatha d.w.z. nederzetting.
Na uitroeiing van de oorspronkelijke bevolking (de
Algonkin) werd het land voomamelijk door Franse en
Engelse kolonisten bevolkt. Beide naties trachtten daar zo
mächtig mogelijk te worden, maar bij de Vrede van
Utrecht in 1713 moest Frankrijk zieh ten aanzien van
Engeland terugtrekken, zodat Newfoundland een typisch
Engelse kolonie werd, die de daarvoor bekende ontwik-
keling doormaakte. In 1855 kreeg de kolonie volledig
zelfbestuur en in 1857 eigen postzegels. De eerste drie
series, droegen als landsnaam nog: St. John’s new found
land (naar de hoofdplaats St. John), maar ook de Engelse
bloemsymbolen Roos, Distel en Klaver. De zegels van
deze series zijn zeer zeldzaam.
De volgende series dragen het opschrift Newfoundland en
voomamelijk afbeeldingen van de Engelse koningsfa-
milie, afgewisseld door enkele economisch belangrijke
dieren: Kabeljauw, Zeehond en Newfoundland-hond.
Natuurlijk prijkt Victoria aan het hoofd van iedere serie.
Die van 1897 is gewijd aan de ontdekking van Newfoundland
door Caboto en geeft afbeeldingen van de activiteiten
der kolonisten. De serie van 1910 Staat in het teken van de
300-jarige koloniale herdenking.
In 1911 werd een hele serie gewijd aan de kroning van
koning George V. Met de kop van de Caribou, het
Canadese hert, werden in 1919 de troepen herdacht, die in
de oorlog 1914-1918 in Europa hun aandeel hadden
geleverd.
In 1912 verscheen een zeer mooie landschapsserie, die in
1928 wederom door een activiteitenserie werd gevolgd.
Tot slot van de koloniale période werd in 1933 een serie
uitgegeven met moderne afbeeldingen van alle reeds
voorafgegane.
In 1933 werd Newfoundland zelfstandig, d.w.z. een
‘dominion’ binnen het Engels imperium. Dit feit werd
herdacht met een serie postzegels, die tevens het 350-jarig
‘bezit’ van Newfoundland door Engeland memoreerde.
Voor het 25-jarig jubileum van koning George V werd een
herdenkingsserie in 1935 uitgegeven, in 1937 gevolgd
door een kroningsserie voor koning George VI.
Als laatste serie verscheen in dat jaar een kleine serie met
afbeeldingen van de Engelse koninklijke familie. Nog één
zegel, met het portret van de huidige koningin Elizabeth II
als Princes werd in 1947 uitgegeven, tegelijk met als
allerlaatste een zegel voor de 450-jarige herdenking van
de ontdekking van Newfoundland door Caboto. In 1949
sloten Newfoundland en Labrador zieh bij Canada aan.
Beide gebruiken thans de postzegels van dat land.
De drie overige Engelse kolonies, deel uitmakend van de
huidige Canadese provincie Quebec: New Brunswick,
New Scotland (Nova Scotia) en Prince Edward Island
gaven tussen respectievelijk 1851-1861, 1851-1868 en
1861-1873 eigen postzegels uit. Ook hiervan zijn de
eerste series buitengewoon zeldzaam, en, vooral gebruikt,
onbetaalbaar.
Twee ervan zijn in Teylers verzameling aanwezig (zie
foto). De latere series zijn door een aantal zegels, meest in
ongebruikte Staat, vertegenwoordigd.
A. van der Werff
Afb. 14. Eerste, nog ongetande, zegels van Canada met bever en
portret Cartier.
Tentoonstelling, ‘Sauriers in Oost Nederland’
Van 15 maart tot en met 2 juni zal in de bovenzaal van het
museum een tentoonstelling te zien zijn over Sauriers die
ooit voortkwamen in een gebied dat nu de Achterhoek
heet.
In ons land komen weinig vaste gesteenten aan de
oppervlakte. Het meest bekend zijn de Krijt-afzettingen
van vele tientallen meters dikte in Zuid-Limburg.
Deze Krijt-afzettingen zijn zo’n 100 miljoen jaren geleden
in een tropische zee gevormd en bevatten tal van resten
(fossielen) van dieren die in deze tijd geleefd hebben.
Velen zullen de fraaie zeeegels en schelpen kennen die in
de Limburgse steengroeven gevonden zijn en waar-
schijnlijk ook de spectaculaire resten van de Mosasaurus,
een grote roofhagedis die wel 15 meter lang kon worden.
Teylers Museum bezit een schitterende collectie van deze
krijtfossielen met een grote historische waarde. Deze
verzameling is permanent in het museum te zien. Daarbij
bevind zieh o.a. de eerstgevonden kaken (1766) van de
Mosasaurus, door Martinus van Marum aangeschaft en
beschreven.
Toch is het Krijt niet het enige dat Nederland aan
fossielen te bieden heeft. In Oost-Nederland in de
omgeving van Winterswijk komen gesteenten aan de
oppervlakte, nog veel ouder dan de Limburgse Krijt-
lagen, n.l. de Muschelkalk uit het Trias. Deze afzettingen
zijn ca. 225 miljoen jaren oud.
Het is een tot kalkgesteente verharde laag, welke eveneens
ontstaan is onder warme, tropische omstandigheden in
een ondiep waddenzeeachtig gebied en welke de resten
bevat van schelpdieren, kreeftachtigen, etc.. Doch, wat
nog veel interessanter is, in dit gesteente worden soms de
resten van voorlopers van de reuzenreptielen uit het Krijt
aangetrofen. In het Winterswijkse liepen aan de oevers
van een ondiep zeebekken kleine sauriers op zoek naar
voedsel.
Zij werden nog niet zo groot, hoogstens anderhalve meter
lang. In de Winterswijkse steengroeve zijn veel versteende
botresten gevonden, waaruit verschillende typen sauriers
gereconstrueerd konden worden. Nög meer dan botresten
zijn in de groeve voetafdrukken van deze reptielen
gevonden, welke zij in de weke modder achterlieten. Zelfs
de huidstruktuur onder de voet is veelal waameembaar!
Tot de expositie behoort ook een voetafdruk van ongeveer
20 centimeter lengte die toebehoort aan de eerst aange-
troffen dinosaurusachtige (Isochirotherium) in Nederland.
Het opmerkelijke is tevens dat deze afdruk behoort tot de
oudste categorie dinosauriers ter wereld daterend uit het
zogenaamde geboortetijdperk der dinosauriers.
Grotendeels is dit te danken aan het intensieve speurwerk
van de heer H.W. Oosterink te Winterswijk. Deze
amateur-geoloog heeft de aandacht op de vroeger weinig
gewaardeerde kalksteengroeve gevestigd, waardoor deze
nu internationale aandacht krijgt.
W. M. Oosterhof
‘Sauriers in Oost Nederland’ is samengesteld door medewerkers van
het Museum Schokland. Daar was deze tentoonstelling ook eerder te
zien.
Mededelingen
Lezingen Paieontologisch en Mineralogisch
Kabinet op dinsdagavonden:
‘De IJstijden, het Pleistoceen in Nederland’.
De IJstijden vormen het onderwerp van de serie
lezingen, welke het Paleontologisch en Mineralogisch
Kabinet in 1986 organiseert. Bij elke lezing
zal een ander aspect van dit tijdvak, het Pleistoceen,
aan de orde komen met bijzondere aandacht
voor het gebied dat nu Nederland heet.
Dinsdag 18 maart om 20.00 uur zal drs. W. Roebroeks
(Instituut voor Prehistorie, Rijksuniversi-
teit Leiden) een voordracht houden over 'De
Pleistocene mens in Nederland’.
Het onderzoek naar de Pleistocene mens in
Nederland is de afgelopen jaren in een stroomver-
sneliing terecht gekomen. Spreker zal na een
beknopt överzicht van de resultaten van dit
onderzoek vooral ingaan op het onderzoek in de
Belvedere-groeve te Maastricht; hier wordt door
een multi-disciplinair team gewerkt aan de bestu-
derlng van menselijke activiteiten van ca. 300.000
tot ca. 50.000 jaar geleden. Twee vondstniveaus
uit deze groeve zullen gedetailleerd aan de orde
komen, omdat zij informaüe opleveren m.b.t
menselijk gedrag in twee totaal verschillende
Perioden. Het eerste vondstniveau dateert van ca.
250.000 jaar geleden, toen in een warm klimaat
voorlopers van de Neanderthalers herhaaldelijk de
oevers van de Maas bezochten, en daar o.a.
vuurstenen artefacten en slachtaival achterlieten.
Door gedetailleerd onderzoek kunnen we een goed
beeid krijgen van de activiteiten van deze Midden
Pleistocene mensen en hun natuurlijke omgeving.
Aanzienlijk jonger (ca. 100.000 tot 70.000 jaar
geleden) zijn de vondsten in töss uit de laatste
ijstijd, die in de groeve gedaan zijn. Blijkens het