
Afb. 3. Wijbrand Hendriks (1747-1831 ), HetMelkmeisje. Olieverf
op doek.
Het geromantiseerde, idyllische beeid dat veel negentien-
de-eeuwse tekeningen en aquarellen geven van lichame-
lijke arbeid, moet tegen het einde van die eeuw wijken voor
een visie waarbij de kunstenaar meer begrip blijkt te
hebben voor de zware inspanning die bijvoorbeeld het
boerenbestaan vereiste, zoals Anton Mauve laat zien in
zijn aquarel van een ploegende boer. Slechts weinig
kunstenaars echter hebben industriele arbeid in beeid
gebracht.
In de tentoonstelling zijn werken opgenomen van meesters
als Hendrick Goltzius, Rembrandt, Vincent van der
Vinne, Caspar Luyken, Jacobus van Looy en Joseph
Teixeira de Mattos.
De tentoonstelling duurt van 18 november tot en met 15
februari 1987.
Afb. 4. Anton Mauve (1838-1888), Ploegende boer. Zwart krijt,
penseel in waterverf en dekverf.
Afgietsels van fossiele mensachtigen in
Teylers Museum: Homo sapiens sapiens
Inleiding
Van Homo sapiens sapiens, de mens die nu nog leeft, zijn
slechts twee incomplete schedels te zien in de collectie
van Teylers Museum1. Eén betreft een afgietsel van de
schedel van een Cro-Magnon-mens, gevonden bij Engis
(België). De ander is geen afgietsel maar een origineel en
kan worden toegeschreven aan een z.g. ‘Rivierdal-mens’.
Deze schedel werd gevonden bij Rees (West-Duits-
land).
In dit artikel zullen beide vondsten worden beschreven.
Daamaast zal aandacht worden besteed aan anatomie en
cultuur van met name de Cro-Magnons. Het artikel wordt
besloten met een stukje over de verwerving van de
schedels en een slotwoord ter afsluiting van de serie
artikelen ‘Afgietsels van fossiele mensachtigen in Teylers
Museum’.
Engis
Niet ver van Luik (België) liggen de plaatsjes Engis en
Engigoul en hier vindt men ook een aantal grotten. De van
oorsprong Nederlandse arts Philippe Charles Schmerling
vond in deze grotten zeven mensenschedels en een aantal
mensenbeenderen, samen met o.a. primitieve vuurstenen
voorwerpen en overblijfselen van mammoeten. De vondst
werd gedaan in 1830. In 1856 werd de eerste Neandertaler
gevonden en in 1866 ontdekte men fossiele resten
van mensen in een rotsschuilplaats met de naam Cro-
Magnon. Deze naam is een verbastering van de naam van
een kluizenaar die daar ooit woonde, Magnou. De mensen
die hier in het verre verleden leefden kregen de naam Cro-
Magnons. Overeenkomende fossiele resten, zoals die van
Engis, kregen dezelfde naam.
Het onderzoek naar de prehistorische mens stond
eigenlijk nog maar in de kinderschoenen. Er was wel iets
te bespeuren van enige interesse, maar de meeste oud-
heidkundigen richtten zieh op de klassieke en middel-
eeuwse beschavingen. Met de vondst van de Neandertalers
begon het onderzoek op gang te komen. De meeste
vondsten werden echter nog steeds per toeval gedaan.
Eugène Dubois was de eerste die gericht op zoek ging,
(van 1887 tot 1895 op Sumatra en Java).
Rees
Voor de Rijn Nederland binnenstroomt, komt hij längs
Rees (West-Duitsland). Het was hier dat men, begin
■ november 1962, bezig was met baggeren. Er werd een
■ gedeelte van een fossiele menselijke schedel opgebaggerd.
Op dezelfde plek of vlakbij zijn in deze période nog een
aantal andere fossielen boven water gehaald, waaronder
een bijna complete onderkaak van een mammoet.
Vöör de hierboven vermelde vondst waren op dezelfde
plaats of in de nabijheid al andere fossiele schedels
Afb. 5. Links: afgietsel van een Cro-Magnon-schedel (Engis);
gevonden. Al deze schedels vertonen dezelfde kenmerken
en in een publikatie, met een beschrijving, geven Erd-
brink en Tacoma (1968) deze de naam Rivierdal-mens.
De fossielen van de Rivierdal-mens zijnjonger dan die van
de Cro-Magnons; beiden worden tot Homo sapiens
sapiens gerekend.
Kenmerken van de Cro-Magnons
Eigenlijk is het ondoenlijk om in te gaan op de anatomie
van de Cro-Magnons. Ze kwamen zeer verspreid voor en
hun beenderen verschillen per vindplaats. Toch zijn er
gemeenschappelijke kenmerken. De gevonden beenderen
zijn anatomisch modem, dat wil zeggen dat ze gelijkenis
vertonen met de beenderen van de nu levende mensen. De
beenderen hebben in de regel gemeen dat ze lichter zijn
dan die van mensen voor hen.
De Cro-Magnons waren behoorlijk groot, vaak langer dan
1,80 m. Het skelet stemt overeen met de grote bouw en
geeft een opmerkelijke lichaamskracht weer (B. Vander-
meersch in De evolutie van de mens). De schedel is
gelijkvormig aan die van de huidige mens: duidelijke kin,
hoog voorhoofd, kleine tanden en een schedelinhoud die
in ieder geval gelijk is aan die van de huidige mens (ca.
1400 cc.), terwijl voor het type-exemplaar een inhoud van
1590 cc. is gemeten.
In het artikel over Homo erectus2 is de zone van Broca ter
sprake gekomen; deze coördineert de spieren van mond,
tong en keel bij het spreken. Van belang is daamaast ook
de plaats van het strottehoofd en de vorm van de schedel-
basis. Als we de schedelbasis van mensen en die van apen
en mensapen vergelijken, zien we dat de schedelbasis bij
de laatste nogal vlak is en dat die bij mensen een
kromming vertoont. Apen en mensapen kunnen niet
praten, althans niet zoals wij. De vorm van de schedelrechts:
de schedel van een Rivierdal-mens (Rees).
basis zou een goede indicatie kunnen zijn om te bepalen of
prehistorische mensen konden praten3.
Qua uiterlijk zullen de Cro-Magnons er niet opmerkelijk
anders uit hebben gezien dan de huidige mens.
Afb. 6. Een bewerkte dieretand, mogelijk gebruikt als hanger o f in
een kettfng.
Cultuur en vaardigheden
Het ambacht van steenbewerken (werktuigen) werd door
de Cro-Magnons naar daarvoor ongekende hoogten
getild. Ze kenden een grotere diversiteit in werktuigtypen
dan de Neandertalers. De Cro-Magnons hebben in veel
grotere mate benen, hertshoomen (gewei) en ivoren
werktuigen gemaakt. Men leerde het vuur beter beheersen
en de inrichting van onderkomens werd verbeterd.
Ook de jagers van de Cro-Magnons waren beter onderlegd
dan die voor hen. Hierdoor konden grotere gebieden van
de aarde worden betreden en nieuwe voedselbronnen
aangeboord. Uiteindelijk waren ze in staat gewassen te