1762, 26 jaar na zijn leermeester. Evenals Fahrenheit
vervaardigde hij fraaie en nauwkeurige thermometers, die
bij tijdgenoten het grootste respect afdwongen. Omdat een
aantal van deze instrumenten in musea en particulière
verzamelingen bewaard is gebleven, lijkt het waar-
schijnlijk dat hij er veel meer heeft vervaardigd dan
Fahrenheit. Eén Prins thermometer bevindt zieh thans in
Bologna. Deze komt uit het voormalige bezit van Paus
Benedictus de Veertiende. Een andere is momenteel in
Edinburgh. Nederland is relatief rijk aan deze thermometers.
Er zijn er twee in het Museum Boerhaave te
Leiden en vier (!) in het Universiteitsmuseum te Utrecht.
Tenslotte heeft het Fysisch Kabinet van Teylers Museum
één Prins thermometer in bezit Deze is identiek met één
der Utrechtse exemplaren, maar de laatste mist de
oorspronkelijke glazen capillair. Alle thermometers van
Prins hebben een ffaai karakteristiek, peervormig reservoir.
De Prins-thermometer in Teylers Museum is waarschijn-
lijk tussen 1742 en 1748 gemaakt. Immers op het
instrument staat aangegeven dat in 1742 te Parijs 5°F
(—15°C) gemeten werd. De thermometer is dus later
vervaardigd. De enorme koude van St. Petersburg in 1748
is echter niet vermeld. De temperatuur daalde toen tot
—28°F (—33°C), wat latere thermometers aangeven.
Dit maakt het aannemelijk dat deze thermometer voor
1748 voltooid was. De laagste temperaturen die op dit
instrument genoemd worden zijn: B4 2 °F (—41°C) en
E 5 0 °F (—46°C). De eerste temperatuur werd in 1737 te
Tomea in Lapland geregistreerd. Een groep leden van de
Académie Royale des Sciences was in gezelschap van de
Zweedse hoogleraar Anders Celsius daarheen gegaan om
metingen over de vorm van de aarde te verrichten. De
tweede temperatuur was gemeten tijdens de expedtie
onder leiding van Vitus Bering bij een exploratie van de
tegenwoordige Beringzee. Deze ontdekkingsreis duurde
van 1733 tot 1743. Bering kwam zelf om bij een
schipbreuk in 1741. De expeditie was vanuit het schier-
eiland Kamchatka begonnen. Op de thermometer Staat
daarom ‘Voyage de Kamchaxa’.
De Haarlemse thermometer is volgens drie schalen
verdeeld. Twee zijn de bekende van Fahrenheit en
Reaumur. De derde is een ‘universele’ verdeling (sic) die
nergens anders te vinden is dan op de duplicaat thermometer
uit Utrecht. Het schijnt een vondst van Prins zelf te
zijn.
De 18de eeuw gaf een overvloed aan temperatuur
verdelingen: meer dan zeventig schalen kunnen genoemd
worden! Veelal had men deze schalen voor eigen gebruik
ontworpen, maar soms vond zo’n schaal een meer
algemene toepassing. Twee noemen we hier met name.
De éne is van Pieter de la Court van der Voort (1664-
1739). Hij genoot bekendheid als schilderijen verzame-
laar, maar ook als kweker van tropische planten in het
bijzonder van ananassen.
Zijn boek Bijzondere aanmerkingen over het aanleggen
van pragtigen en gemeente landhuizen en lusthoven
verscheen in 17 37 te Leiden. De kasthermometer vond in
de Nederlanden een algemene toepassing.
Uit dezelfde tijd dateert de Hortus Cliffortianus van
Iinnaeus, een catalogus van de planten in de Hartekamp
te Bennebroek. Dit buiten was het bezit van de puissant
rijke bewindhebber van de Oost-Indische Comapgnie,
George Clifford. De Hartekamp, die niet meer bestaat,
lag in de nabijheid van de huidige Linnaeushof, aan de
andere zijde van de weg. De ffontispice van de Hortus
Afb. 11. De titelplaat van de Hortus Cliffortianus - van Linnaeus:
rechts onder een putto met een thermometer.' .,
Cliffortianus is een indrukwekkende gravure van J.
Wandelaar. In de rechter beneden hoek houdt een putto
een thermometer vast. De afgebeelde temperatuurschaal
van dit instrument is waarschijnlijk die van Fowler, een
Engels instrumentmaker. Deze schaal vond in die tijd een
mime toepassing bij kasthermometers in Engeland.
Het is in dit geval ironisch dat Linnaeus zelf, als een der
eersten, een andere temperatuurverdeling gebruikte, van
een landgenoot van hem... Celsius. Aan de enorme
verwarring, die door de veelheid van schalen ontstaan
was, moest natuurlijk wel een einde komen.
Vanaf 1770 werden pogingen ondemomen om tot een
standaardisatie te komen. Jean H. van Swinden (1746-
1823), eerst hoogleraar in Franeker, later in Amsterdam,
verrichtte hierbij baanbrekend werk. Ook Père Cotte in
Parijs en Jean André de Luc in Londen beijverden zieh om
meer eenheid te krijgen.
In 1780 werd de Societas Metereologia Palatina gesticht
met het doel om gecentraliseerd (tempertuur)metingen te
registreren. Dit gezelschap kreeg een aanmerkelijke
invloed. Van Swinden publiceerde zijn ideeën in zijn
Dissertation sur la comparaison des thermomètres
(1778). Hij begint daarin met de ietwat droevige consta-
tering ‘De tous les instrumens de Physique, il n’y en a pas
de plus universellement employés que les Thermomètres,
& peut-être n’en est-il pas qui soient moins bien connus’
(deze, voor natief Franssprekenden bijna onbegrijpelijke
zin, betekent ongeveer: Van aile natuurkundige instrumenten
vinden de thermometers wel de meest algemene
toepassing, jammer is het daarom dat ze met zo weinig
begrip behandeld worden).
Van Swindens boek is een zorgvuldige beschouwing van
280 pagina’s met aan het eind een enorme tabel waarin
zijn bevindingen zijn samengevat. Dit werk genoot een
groot gezag en het had zijn gevolgen. Aan het begin van de
19de eeuw waren nog slechts drie schalen in gebruik:
Fahrenheit, Reaumur en Celsius.
In de loop van die eeuw ging men ook beter inzien wat het
begrip temperatuur inhoudt, maar de thermometer verloor
de bekoorlijkheid en pracht uit de dagen van Fahrenheit
en Prins.
J. Bumett
Literatuur
Van der Star, P. (ed.) Fahrenheit's letters to Leibnitz and
Boerhaave. (1983), Rodopi, Amsterdam.
Knowles Middleton, W.E., A history o f the thermometer and its
uses in metereorology (1966), The Johns Hopkins Press, Baltimore.
Toelichting
De auteur, curator in het Science Museum te Londen, maakt een
Studie van de thermometer in de 18de eeuw. Tot op heden heeft hij
het bestaan van ongeveer honderddertig exemplaren achterhaald.
Een veertigtal ervan bevindt zieh in Teylers Museum!
Bij een studiebezoek aan het museum bleek de heer Bumett niet
alleen bereid tot het schrijven van een artikel voor het Magazijn, hij
was zelfs zeer enthousiast voor dit idee. We zijn hem hiervoor zeer
erkentelijk. (A.W.)
Postzegeltentoonstelling: Australie
(tweede deel) en Nieuw Zeeland
Van 1 Oktober tot en met 2 januari wordt de 11 de
tentoonstelling van postzegels in het museum gehouden.
Te zien zijn een tweede gedeelte van de Australische
zegels en postzegels uit Nieuw Zeeland vanaf de eerste
uitgaven.
Bij de recente en tegenwoordige postzegels worden de
portretten van Koning George V van Engeland opgevolgd
door die van George VI en zijn gemahn Elizabeth en deze
op hun beurt door zegels met afbeeldingen van Koningin
Elizabeth II. Zegels met industriele afbeeldingen wisselen
af met herdenkingszegels van personen en gebeurtenissen.
Af en toe verschijnen ook zegels met afbeeldingen van
inheemse bloemen en planten en van vogels en andere
dieren.
In de laatste jaren zijn ook zegels uitgegeven met
afbeeldingen van nationale en andere architectuur en
schilderkunst.
Afb. 12. Een selectie van de postzegels van NNieuw Zeeland.
Afbeeldingen van links naar rechts en van boven naar beneden:
I en 2 Eerste ongetande en tweede getande uitgave met Victoria,
3 Victoria, 4 Lands chap. 5 Kiwi, 6 Vaartuig met Maori’s, 7 Berg-
landschap met Lake Wakatipu, 8 Elizabeth II, 9 Edward VII,
eerste zegel van de Dominion of New Zealand, 10 George V en
I I George VI.