
De beschrijvingen en tekeningen van de
planten en dieren, die deze eerste expeditie
(1768-1771) van Cook opleverde, veroor-
zaakten in Europa een sensatie. Binnen
40 jaar stuurden verschillende landen
expedities naar dit gebied om Australische
soorten te onderzoeken en mee naar huis
te nemen.
Toen Engeland haar kolonie in Amerika
verloor zocht het naar een andere moge-
lijkheid om criminelen naar een ver oord
te verbannen. In 1788 werd op advies van
James Cook in de omgeving van Botany
Bay door Arthur Phillip de eerste Engelse
Strafkolonie gesticht. Phillip werd de eerste
gouverneur en correspondeerde uitvoerig
met Banks over de mensen, de planten en
de dieren die hij aantrof rondom de baai
en voegde soms tekeningen toe. Nu het
land door westerlingen bewoond werd
kwam de ontdekking van de fauna van
Australie pas echt op gang. Men trof er
hele bijzondere dieren aan, die nergens
anders op aarde te vinden waren. Het was
een land van voornamelijk buideldieren.
Maar het meest bizarre dier dat werd
aangetroffen, was het vogelbekdier, de
enige overlevende van de vogelsnavelige
zoogdieren. Het vogelbekdier baart niet,
maar legt eieren. Bovendien is het een
zogenaamde monotreem: deze heeft
een uitgang voor paren, eieren leggen
en ontlasten. Het vogelbekdier heeft
de bek en poten van een eend, de staart
van een bever en het lijf van een mol.
J.F. Blumenbach was de eerste die over
dit merkwaardige dier publiceerde. Van
Joseph Banks had hij een geprepareerd
exemplaar ontvangen. Het zou weten-
schappers meer dan 150 jaar kosten voor-
dat ze begrepen waarom de Australische
dieren zo verschilden van die van de rest
van de wereld.
Expedities van Flinders, Peron, de boeken
van George Bennett en de rijk ge'illustreer-
de werken van de Engelse ornitholoog
John Gould Heten Europeanen kennis-
maken met een wereld die bevolkt was
door diverse soorten kangoeroes, de
koalabeer, de buidelwolf, buidelmarter,
de buidel eekhoorn, de kraaghagedis, de
hervogel en prieelvogel. Hoe kwam het
nu dat deze vreemde dieren alleen hier
leefden, hoe was deze andere fauna tot
stand gekomen?
In een ver verleden lagen de verschillende
continenten nog dicht bijeen, maar gelei-
deüjk aan vielen ze uiteen (de zogenaamde
‘continental drift’). Na de vroege buideldieren
ontstonden er placentadieren.
Dit waren geduchte concurrenten; zij
verdreven bijna alle buideldieren. Zuid-
Amerika, Antarctica en AustraHë lagen
echter ge'isoleerd van de rest van de wereld
en hier leefden buideldieren nog onge-
stoord verder. Maar in de IJstijd van drie
miljoen jaar geleden ontstond er een ver-
binding tussen Noord-Amerika en Zuid-
Amerika. Daarmee ging de opmars van
de placentadieren verder (alleen de opossum
heeft dit overleefd en komt nog voor
in Zuid-Amerika). De placentadieren
stuitten echter op Antarctica dat onder het
ijs bedolven was geraakt. Hierdoor werd
hun doorgang naar AustraHë geblokkeerd.
Bovendien dreef AustraHë steeds verder
van Antarctica a f en raakte het in de StiUe
Oceaan voUedig geüsoleerd. Zo konden
de buideldieren in AustraHë zonder de
concurrentie van placentadieren vrijeHjk
evolueren. Daardoor heeft er in AustraHë
een andere evolutie plaatsgevonden. AUe
hoger ontwikkelde orden onder de zoogdieren
ontbreken er vrijwel geheel en haar
dierenrijk is eigenHjk een zeer oude zijtak
aan de evolutionaire stamboom.
3 •
John Gould, The
Mammals o f Australia,
London 1863 Vol. I
Koala (Phascolarctas
Cinereus)
4
John Gould, The
Mammals o f Australia,
London 1863 Vol. II
Filander (Dorcopsis
Bruni)
Lumières!
In de BibHothèque nationale de France was tot 28 mei een
tentoonstelüng te zien met de titel Lumières! Un héritage pour
demain. In het voorwoord van de catalogus vertelt de président
van de bibHotheek Jean-Noël Jeannenay dat het idee voor deze
expositie kort na de dramatische gebeurtenissen op 11 september
2001 is ontstaan. Hij betoogt dat de westerse samenleving,
gebaseerd op de principes van de VerHchting, van twee kanten
wordt bedreigd. In het Westen zelf zijn vage filosofieën als het
creationisme, new âge en ‘... idéologies ésotérico-conspirationis-
tes, magnifiées par des best seUers arrongants’ ontstaan, die niets
met de rede te maken hebben. Vanuit het Oosten is de aanval
op het Westen geopend door een gelegenheidscombinatie van
fundamentaHsten, poHtieke activisten die meer démocratie in
hun eigen land nastreven, terroristen en bijgelovigen. In de loop
van de tijd zijn de toen ontwikkelde ideeën op aUerlei manieren
gedeformeerd geraakt, soms zelfs onherkenbaar veranderd en
tot nieuwe rigide dogma’s verworden.
Daarom is het goed terug te gaan naar de VerHchting zelf, naar
de bron. AJleen op die manier kan de westerse samenleving, die
gestoeld is op het filosofische en poHtieke gedachtegoed uit deze
période, zichzelf versterken en vernieuwen, zo is de gedachte.
De tentoonstelüng gaat in op onderwerpen als reHgie en athéisme,
wetenschap en onderwijs, mondiaHsering, oost- en west verhou-
dingen, emancipatie, concepten van universaHteit, individuaHsme
en poHtieke organisatie.
Tenslotte wordt gekeken o f er elementen van het VerHchtings-
denken zijn terug te vinden in culturen buiten Europa: in Afrika,
China, India en Amerika.
Tentoonstellingen met een dergeHjke poHtiek-filosofische stelüng-
name zijn in Nederland ongehoord. Komt het omdat de tentoon-
stelling niet door een museum, maar door een bibHotheek wordt
georganiseerd? O f heeft het meer te maken met het feit dat de
VerHchting zo’n belangrijke plaats inneemt in de Franse geschie-
denis, dat een aanval op de VerHchting beschouwd wordt als een
aanval op Frankrijk zelf?
Op 10 juni openen we de tentoonstelüng over Pieter Teyler, de
man die wel eens de personificatie van de Nederlandse christeHjke
VerHchting is genoemd. Hij leefde in een opwindende tijd, waarin
veel nieuwe ontdekkingen werden gedaan. In hoog tempo werden
de laatste stukjes van de wereld in kaart gebracht. De natuur-
wetenschappen bloeiden. Op het snijpunt van de filosofie en
de poütiek kwamen ideeen tot ontwikkeling, die tot een nieuwe
visie op de Staat en de regering leidden. Teyler had de tijd en
de gelegenheid om al deze vernieuwingen tot zieh te nemen.
Alhoewel we nog steeds niet veel over hem weten, zijn er vol-
doende aanwijzingen dat hij als Doopsgezind en praktisch man
op aUerlei manieren bijdroeg aan het toepassen van deze nieuwe
ontwikkelingen in zijn tijd.
Het belangrijkste bewijs daarvoor is wel zijn testament, waarin
hij vastlegde te wiHen bijdragen aan de bevordering van de
kunst en wetenschap, de vele armen in de stad te verzorgen en
de godsdienst te bevorderen.
In feite wordt Pieter Teylers testament nog steeds uitgevoerd.
Als een van de uitvoerende instanties ‘op de werkvloer’ worden
we dageüjks getest o f ‘zijn’ museum nog wel aan de eisen van
de tijd voldoet. Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend:
er is nog steeds een rol weggelegd voor musea om het pubüek
te amuseren en te informeren. De VerHchting als filosofisch
concept mag dan onder vuur Hggen, maar dat geldt (nog) niet
voor de daaruit voorgekomen Instituten.
Marjan Scharloo
directeur Teylers Museum