
Cypraea moneta. recent afkomstig van de Malediven, collectie B.C. Sliggers
waarde. Dat was aan de oostkust van Afrika, om precies te
zijn aan de Slavenkust, tussen de Volta en de Niger, de kust
van het tegenwoordige Ghana, Togo, Benin en Nigeria. In
de Middeleeuwen waren deze glimmert jes door Arabische
kooplieden daar al mondjesmaat over land aangevoerd, ter-
wijl de Portugezen ze in de 16de eeuw in grotere partijen ter
plekke afzetten. Waar de kauri's niet de status van betaalmiddel
kregen, werden ze gebruikt voor de versiering van
kleding en voorwerpen. De aantrekkingskracht van het
schelpje aldaar lag niet zozeer in de geheimzinnige her-
komst maar wat betreft het mondje veel meer in de sterk
tot de verbeelding sprekende miniatuuruitvoering van het
vrouwelijke geslachtsorgaan, in tal van Afrikaanse culturen
al anderszins afgebeeld.
Na de Portugezen was het de beurt aan de Hollanders die in
dit gebied met kauri's handel dreven. De kraamkamer van
dit schelpje, de Maladiven ten westen van het toenmalige
Ceylon, werd hiertoe veelvuldig door de Verenigde Oöst-
Indische Compagnie geplunderd, waama de schelpen naar
Holland werden vervoerd, om verkocht te worden aan de
West-Indische Compagnie. Daarnaast waren de schelpen
uitstekend geschikt als stouw- en ballastmateriaal en leverden
ze bij thuiskomst ook nog een aardig bedrag op. In de
période 1700-1723 werden er in Nederland bijna 900.000
ponden kauri's verhandeld voor zo'n 600.000 gulden. 2
Zelfs Gerard Everhard Rumphius, een koopman in dienst
van de VOC, die vanwege zijn vorsende blik waarin op den
duur het licht doofde de blinde ziener van Ambon werd ge-
noemd, stond in 1705 in zijn natuurhistorische beschrij-
ving van het eiland ook stil bij het schelpje van duizenden
zeemijlen verder: 'Daar is noch een andere rijkdom in de
Maldivis, 't welk kleine Hoorntjes zijn, dik als een pink,
geheel wit, zommige glad en blinkende [....] Deze
Hoorentjes worden in zulken menigte weggevoert naar alle
gewesten van Indien, dat ik zomtijds gezien heb 30 en 40
scheepen vol met dezelve bevracht. Bij die van Bengale zijn
ze in zulk een waarde, dat ze daar voor gemeen geld gang-
baar zijn hoewel die Natien, Goud, Zilver en andere
Metaalen genoeg hebben,- en dat, 't geen te verwonderen is,
de Köningen en groote Heeren aldaar heele pakhuizen laten
bouwen, om ze voor een deel van hunnen schat te
houden.'3
Wat uiteindelijk voor de kauri's werd aangeschaft, is niet
om over naar huis te schrijven. De naam Slavenkust, in te-
genstelling tot die van Goud- en Ivoorkust, doet het ergste
vermoeden. Een slaaf werd ofwel geheel in kauri's betaald,
waarvoor wel zo'n 25.000 exemplaren nodig waren, of deels
in goederen, waarvoor wapens, kruit, textiel en jenever waren
meegenomen. De slaven werden vervolgens, soms met
hetzelfde schip, naar West-Indië of Noord-Amerika vervoerd.
Ook de Engelsen importeerden grote ladingen kauri's
naar Liverpool en Londen om deze vervolgens weer naar
West-Afrika te verschepen. De Engelse slavenhandelaar
Thomas Phillips, die in 1694 fort en factorij Fida van de
West-Indische Compagnie aan de kust van het toenmalige
Dahomey aandeed, wist te melden dat in deze plaats niets
te koop was zonder kauri's. De schelpen werden niet alleen
als betaalmiddel gebruikt maar ook als rekenèenheid. Wie
textiel, wapens of andere producten tegen slaven ruilde,
moest de waarde van zijn artikelen altijd in kauri's uitdruk-
ken. Naarmate de vraag naar slaven groeide, Stegen ook de
prijzen en werden er steeds meer schelpen aangevoerd.4
Na het verbod op de internationale slavenhandel in 1808
raakte de handel in mensen in onbruik, maar de handel in
goederen tussen Europese landen en West-Afrika bleef nog
lang bestaan, waarbij de kauri pas rond 1900 uit de mode
raakte en werd vervangen door een klinkende munt. Maar
als versiering heeft dit schelpje daar nog altijd zijn waarde
behouden.
Hiermee is de herkomst van mijn schelpen aan de Zeeuwse
kust nog maar ten dele verklaard. Dat de Oost-Indische
Compagnie ze in Holland verkocht aan de West-Indische be-
tekent echter dat scheepsladingen 'boesies' -onder die naam
staan ze in de vrachtbrieven vermeld- naar onder andere
Amsterdam werden vervoerd en daar tijdelijk werden opge-
slagen. Opgravingen in de jaren tachtig van de vorige eeuw
hebben op Oostenburg, ter plekke van het Compagnies
Zeemagazijn, heel wat van die tropische kauri's aan de zom-
pige Amsterdamse bodem kunnen ontrukken.5 Maar soms
kwam een schip niet zover. Zo trof men in 1954 in kavel El
van de Wieringermeer, ten zuiden van Hyppolytushoef, duizenden
exemplaren van deze kauri aan. Omdat resten van
een wrak in de buurt niet werden aangetroffen, neem ik aan
dat een in nood verkerend VOC-schip op .de terugreis, of een
dito WIC-schip op de heenreis een deel van de kostbare
schelpenlading overboord heeft moeten zetten.6
Cypraea moneta, gevonden op het strand tussen Walcheren en Domburg, collectie B. C. Sliggers
Op 28 juni 1738 strandde en verging
ter hoogte van Westkapelle De
Reygersbroek, het thuisvarende fregai
van de VOC dat gedeeltelijk bepakt
was met kauri's. Nog jaren na de stranding
werden aan de voet van de
Westkappelse zeedijk jaarlijks honder-
den exemplaren van Cypraea moneta
gevonden.7 Ze gingen van hand tot
hand en kregen op den duur in
Zeeland ook de functie van betaalmiddel,
maar dan bij gezelschapsspe-
len. Onder de naam van keutjes, omdat
de Zeeuwen in tegenstelling tot de
Afrikanen er alleen maar een varkens-
snuitje inzagen, kregen twintig exemplaren
de waarde van één cent of werden
ze gebruikt als fiches bij het kien-
spel of om bij kaarten de winstpunten
aan te duiden. Zo kwam de lading van
de Reygersbroek in honderden keut-
jesdozen terecht en ruim twee eeu-
wen later wellicht de laatste exemplaren
bij de auteur dezes. Om ze veilig
te stellen voor het nageslacht schonk
hij er onlangs enkele aan het
Numismatisch Kabinet van Teylers
Museum, die zonder dit verhaal ook
niet misstaan zouden hebben in de
paleontologische verzameling van het
museum. ■
NOTEN:
1 ln haar 'Fauna van Nederland', afL VII. Mollusca (I). Leiden
1933. p. 121 was haar de herkomst van dit schelpje nog onbekend.
want toen schreef zij: 'Bij Bergen aan Zee is een-
maal een exemplaar van de tropische ‘Cypraea moneta' gevonden.
Dit moet verloren geraakt zijn uit een verzameling of
uit een winkeL Ook op andere plaatsen aan de kust wordt
deze soort een enkele maal gevonden.’ In 1955 publiceerde
zij haar overzichtsartikel ‘Vondsten van tropische kauri's in
Nederland, im 'Basteria’. voL 19. nr. 1.1955. p. 1-5
2 H. den Heijer. 'Goud. ivoor en slaven. Scheepvaart en handel
van de Tweede Westindische Compagnie op Afrika'.
1674-1740. Zutphen 1997.122-124
3 G.E. Rumphius. 'D'Amboinsche Rariteitkamer'.
Amsterdam 1705. p.17
4 idem noot 2. p. 123
5 B J. Kist e.a. (red.). ‘Van VOC tot Werkspoor. Het
Amsterdamse industrieterrein Oostenburg’.
Utrecht 1986. p. 121-123
6 idem noot 1. Basteria. voL 19. nr. 1.1955. p. 1
7 Eerste vermelding van de stranding im Tegenwoordige Staat
van alle Volken. dl. XX. Zeeland. 1753. p. 260: uitvoeriger
door J.M Janssen in het 'Domburgsch Badnieuws'. nr. 13.
25-9-1886
V r ie n d e n h e b b e n re c h t op : Gratis toegang tot het muséum
Tweemaal per jaar een speciale ontvangst in het muséum
Een abonnement op het museumkwartaalblad Teylers Magazijn
Reductie op de Museumjaarkaart - Reductie op de Teyler Agenda.
Voor minimaal € 22 per jaar bent u Vriend van Teylers Museum:
minimaal € 30 per jaar kost een lidmaatschap met introduce.
U kunt ook Vriend voor het leven worden voor een eenmalig bedrag
van minimaoi € 275 (excl. Teylers Magazijn). Ook alleen een
abonnement op Teylers Magazijn. voor € 12 per jaar is mogelijk
(zie colofoni. Postbankrekening Vrienden 35(0018
w w w . t e y l e r s m u s e u m . n l