
I ■m d o o r F r e d Pol t r x e i z e n
naar de Orient
Archeologen. handelaren, kunstenaars en schrijvers. In het
hegin van de 19de eeuw waren velen geboeid door de
exotische Orient. Het begon met de grote wetenschappelijke
expeditie door Egypte, in het kielzog van het Franse leger
onder leiding van Napoleon. In de tweede helft van diezelfde
eeuw volgden de toeristen. Ult deze oriëntaalse période zijn
enkele boeken te zien. afkomstig uit Teylers' natuurhistorische
bibliotheek. Zoals het werk van de Nederlander Cornells de
Bruyn. Van hem wordt een bijna twee meter lang panoramisch
gezicht op Constantinopel getoond. Voor Cai'ro bij nacht kunt u
terecht bij de Fransman Vivant Denon. En wilt u de oriëntaalse
wereld beleven in afbeeldingen met een ansichtkaartachtige
allure dan kunt u de 'Encyclopédie des arts décoratifs de
l’Orient’ . Werners’ ’N ilbilder’. of de boeken van Luigi Mayer
bekijken. Ook zijn de in boek versehenen gravures naar de
schilderijen van J.B. van Mour te zien. een vroege getuigenis
van het oriëntaalse leven. De tentoonstelling ’Reizen naar de
Oriënt’ is van 9 juli t/m Oktober 2002 in het Boekenkabinet
te zien.
Koptische vrouwen. 'Encyclopédie des arts décoratifs de l'Órient*. Paris. Cansón. 1881-1884
'Le Caire, moeurs et coutumes', par Amadeo Preziosi
Dansende derwisjen
'Encyclopédie des arts
décoratifs de l'Ôrient’.
Paris. Canson. 1881-1884
‘Stamboul moeurs et
coutumes'. parAmadeo
Preziosi
Geografisch gezien omvat de Orient
alle islamitische landen rond de
Middellandse Zee. Maar enkele bron-
nen bestempelen ook China en Japan
als 'orientaals'. De Orient is voor velen
meer een 'geestesgesteldheid' dan
een geografisch afgebakend stuk land.
Het is meer Duizend-En-Een-Nacht;
het is meer fata morgana, het is
meer... Meer wat?! In ieder geval
meer dan het eigen land, dat is zeker.
Want de Orient omvat kleurrijker za-
ken dan die van eigen bodem.
Nubische kruiers lopen er in nauwe
steegjes; pasja's; wervelende derwisjen;
van minaretten wordt opgeroepen tot
het gebed; er zijn serails, gesluierde
vrouwen; de soukhs met de vele Winkels
waar men hasj, sieraden, stoffen
en kruiden kan kopen; er zijn ezels en
kamelen in de straten. Het is het exo-
tisme van de chaos, een chaos waarin
alle zintuigen worden gemobiliseerd.
In de 19de eeuw stond het exotische
synoniem voor de Orient. Het was een
wereld zoals de Egyptische schrijver
Nagieb Mahfoez deze beschrijft in zijn
romans. De Franse schrijver Gustave
Flaubert (1821-1880) wa sa la lsjon -
gen gefascineerd door deze wereld.
De züchten geslaakt door zijn hoofd-
personage Emma Bovary zijn ook een
beetje Flaubert's züchten. Want waar
madame Bovary droomde van een
wereld die de provincie ontsteeg, daar
verlangde Flaubert al als jongeling
naar het oosten. Naar Egypte. En hij
zou zijn verlangen dubbel en dwars
uitgekeerd krijgen. Denk alleen al aan
zijn erotische ontmoeting met de
vrouw Ruchiouk-Hanem. Een grote
vrouw met 'bronzen vetkussentjes in
haar zijde.' Flaubert is op slag verliefd.
Maar vergeet niet te vermelden dat
een van haar bovenste voortanden be-
gint te bederven. Flaubert bleef realist
en liet zieh niet bedwelmen door de
illusie. Maar wat hij terugvond was
een 'verdiepte realiteit'. En dat miste
hij nu net in het saaie Frankrijk.
Een andere Fransman liet zieh hele-
maal inpakken door de Orientaalse
sfeer. Julien Viaud, beter bekend als
Pierre Loti, schrijver van talrijke in
die tijd zeer populaire boeken, zwij-
melde helemaal weg met zijn geliefde
Hakidje in zijn woning met uitzicht
op de Gouden Hoorn. Hakidje zou een
onsterfelijke cultfiguur worden in
Loti's roman Aziyade. In Rochefort-
sur-Mer bouwde Loti zijn orientaalse
dromen na. Inclusief een schrijn waarin
een tekening stond van zijn ooster-
se lief.
Een van de weinige Nederlandse kunstenaars
die de Orient bezocht was
Marius Bauer (1867-1933). In
Constantinopel trok hij op met de
Orientalist Gerlof van Vloten (1866-
1903). Bauer reageerde intuitief en
zonder enige voorkennis op de vreem-
de omgeving. Op een schetsboekblad
uit 1896 heeft hij in zwart krijt een
impressie gegeven van De Gouden
Hoorn, gezien vanuit het huis van
Pierre Loti. Ook Bauer bracht de
Orient mee naar huis. In het door zijn
broer ontworpen huis in Aerdenhout,
aan de voormalige Tramweg nummer
13 -de huidige Marius Bauerlaan-
richtte hij oosterse vertrekken in. Het
huis droeg de naam Villa Stamboel.
Wie er eenmaal geweest was, raakte
het niet meer kwijt: de Orient.
De eerste Nederlander die uitvqerig
schreef over, en illustraties maakte
van de Orient was Cornelis de Bruyn
(1652-1727). Op 22-jarige leeftijd ver-
liet hij Nederland. De reis voerde via
Frankrijk naar Italie. Daar verbleef hij
vier jaar. Vervolgens reisde hij naar
Turkije. Zijn vaste standplaats was
Smyrna, het huidige Izmir. Maar hij
verbleef ook anderhalf jaar in
Istanboel. Zijn verslag uit deze période
(december 1678 tot juli 1680) be-
rust evenwel voor een groot deel op de
verslagen van anderen. Zo neemt hij
in zijn boek een verslag op van zijn
wandeling rond Istanboel ten einde de
omtrek van de stad te bepalen.
Thévenot, een van de Bruyns bron-
nen, deed precies hetzelfde. Maar dit
'plagiaat' verhoogde in veler ogen juist
de geloofwaardigheid van zijn beleve-
nissen.
De Bruyn vervolgde zijn reis en bezocht
Egypte. 'Gelyk een slang' kron-
kelde hij zieh op 25 mei 1681 door de
gangen van de piramide van Cheops.
Pas in 1698 verscheen zijn vierhon-
derd pagina's teilende boek. Een populaire
reisbestemming werd Egypte
niet door De Bruyns verslag. Wel nam
in de 18de eeuw de belangstelling
voor Egypte toe, mede door het boek
van de Deen Frederik Ludwig Norden.
Een echte doorbraak bij het grote pu-
bliek bewerkstelligde baron Vivant
Denon. Hij maakte zijn reis in het ge-
zelschap van tienduizenden Franse
Soldaten en 150 geleerden. Zijn in
1802 versehenen Voyage dans la basse
et haute Egypte werd een bestseller
in Frankrijk.
Niet lang na De Bruyn verscheen de
uit Valenciennes afkomstige
Fransman J.B. van Mour (1671-1737)
in Istanboel. Hij kwam hier op ver-
zoek van de Franse ambassadeur
M. de Ferriol. Van Mour bleef tot aan
zijn dood in Turkije. Hij maakte naam
door in opdracht van Ferriol honderd
schilderijen te vervaardigen van de
meest interessante gewoonten en kos-
Bazaar
'Encyclopédie des arts
décoratifs de l'Ôrient'.
Paris. Canson, 1881-1884
'Le Caire, moeurs et
coutumes'. parAmadeo
Preziosi
tuums van het Ottomaanse Rijk.
Vanaf 1725 was Van Mour 'peintre ordinaire
du Roi en Levant'. Van Mour
werd beschouvyd als een betrouwbare
bron. Zo had hij als eerste toegang tôt
het Turkse hof en was hij als eerste
christen getuige van de ceremonies
van de derwisjen. Deze wervelende
monniken zijn afgebeeld in Recueil de
cent estampes, représentant différentes
nations du Levant (1714). In dit
boek bevinden zich gravures naar de
schilderijen van Van Mour. Bij de gravure
staat in notenschrift een lied ge-
noteerd met het bijschrift Air sur lequel
tournent les Derviches de Pera.
De derwisjen staan ook afgebeeld in
de Encyclopédie des arts décoratifs de
l'Orient, Paris, .Canson (1881-1884).
De twee losbladige delen Stamboul,
moeurs et coutumes en Le Caire,
moeurs et coutumes bevatten respec-
Interieur van een
koffiehuis
'Encyclopédie des arts/
décoratifs de l'Ôrient
Paris. Canson. 1881-1884
Stamboul moeurs et/
coutumes’. parAmadeo
Preziosi
tievelijk 28 en 20 ingekleurde litho's.
Deze beide delen zijn geïllustreerd
door de schilder Amadeo Preziosi
(1816-1882), een afstammeling van
een Italiaanse piratenfamilie die op
Malta woonde. Hij vestigde zieh in
1842 in Istanboel. Daar werkte hij de
rest van zijn leven. In 1862 reisde hij
naar Libanon en Egypte. Hij schilder-
de vooral scènes uit het dagelijks leven.
Op Anton Pieck-achtige wijze
legde hij de charme van de Oriënt
vast. Deze afbeeldingen sluiten in enige
mate aan bij het beeid dat
Europeanen hadden van de Oriënt.
Veel kunstenaars en schrijvers wisten
dit beeid echter te nuanceren. Denk
alleen aan Flaubert. Of bijvoorbeeld
aan de Russische schrijver Ivan
Boenin1. Met een fragment uit de ze-
ven pagina's teilende beschrijving van
zijn aankomst te Istanboel, verlaten
we de Oriënt. 'Links, op de heuvelach-
tige oevers van de Kleinaziatische bergen,
schitteren in de weelderige tui-
nen de ontelbare daken en ramen van
Scutari. En voor ons, in het westen,
het unieke silhouet van Stamboel,
met daarboven de pieken en minaretten
en de halve'bollen op de mos-
keeën van de sultans.' Dichterbij ge-
komen gaat het schip voor anker.
'Rondom toeteren de schoorstenen
van de vertrekkende schepen,
schreeuwen in een terts de räderen
van de pakketboten, dreunt de hou-
ten Sultan-Validebrug over de Gouden
Hoorn van het hoefgetrappel, knallen
de zwepen en klinken de kreten van
de waterdragers in de bruisende me-
nigte op de kade van Galata...' ■
1 Fragment van Ivan Boenin uit de verhalenbundel
‘De schaduw van de vogel' (1907-1911)