
niet alleen actief ais lid van het "Natuurkundig Collegie"
en als leverancier en uitgever voor de Hollandse Maatschappij,
zijn winkel was ook een van de twee Haarlemse
verkooppunten van de Vaderlandse Letteroefeningen.
Uittreksels uit de Verhandelingen van de Hollandsche
MaatsChappy der Wetenschappen werden met enige regel-
maat in de Vaderlandsche Letteroefeningen afgedrukt. Het
contact van Bosch met de gebroeders Loosjes, zijn naam als
schrijver en gelegenheidsdichter in doopsgezinde kring en
als uitgever van doopsgezind drukwerk maken zijn rol bij
de totstandkoming en invulling van de Vaderlandsche
Letteroefeningen bijna onvermijdelijk. Met Jan Bosch en
zijn collega-boekverkopers krijgt de moderne lezer onder-
tussen enigszins te doen. Dat in de achttiende eeuw tijd-
schriften relatief weinig opleverden omdat ze in hun vluch-
tigheid het typische leesvoer voor gezelschappen vormden
was al langer bekend, maar het blijft toch treffend, te bemerken
dat een schijnbaar zeer aanzienlijk deel van het
Haarlemse potentiële publiek aan een enkel abonnement
op de Vaderlandsche Letteroefeningen genoeg had.
NOTEN
1. GJ. Johannes. De Barometer van de Smaak: Tijdschriften in Nederland 1770-1830.
Den Haag. 1995.120.
2. Dit is een indrak. Een toegankelijk overzicht van de inhoud van de Vaderlandsche
Letteroefeningen is er nog altijd niet
3. Johannes. De Barometer van de Smaak. 134.
4. Id.. 139.
5. Han Brouwer. Lezen en Schrijven in de Provincie: de boeken van Zwolse boekverkopers
1777-1849. Leiden. 1995.60.175.181.203.
6. Brieven over financiën na de omwenteling in Frankrijk in 1709 van een J. Meynadier uit
Genève aan 'Madame weuve Barnaart née Kops. Hartem' (i.e. de in dit artikel genoemde
Catharina Kops) en aan "W. Phe Kops" (Willem Philip Kops. 1755-1805. neef van Catharina
Kops) en kwitanties. De grote partij Vaderlandsche Letteroefeningen waar de hier besproken
deettjes bijzaten. werd in de zomer van 1999 te Haarlem geveild en aangekocht door een
Amerikaanse boekhandelaar. Deze heeft deeltjes met informatie over de Verenigde Staten
daar. en deettjes met afbeeldingen hier en daar verkocht kon een gering deel aan de
schrijver van dit artikel kwijt en sleet het meeste papier aan verzamelaars te Utrecht
Bij de laatsten berusten nu ook de vermelde brieven.
7. Voor het functioneren van leesgezelschappen en intekenpagina’s als de hier getoonde.
zie o.a. B.P.M. Dongelmans. 'Over intekenaren. kopers en lezers: een zoektocht naar het
Leesgezelschap te Nieuwenhuis'. in: De Negentiende Eeuw. 14.1990.189-203.
8. De titelpagina van het eerste gebonden boekdeel geeft als gezegd. 1761 als jaar van uitgave.
en velen zijn er vanuit gegaan dat het blad ook in dat jaar begon. G J. Johannes heeft er echter
op gewezen dat de eerste tien jaargangen van de Letteroefeningen volgens het toen gangbare
principe van reeks-opbouw zijn gepubüceerd. Losse deettjes werden na vottooiing van een
jaargang gebundeld. waartoe. samen met het laatste deettje van een jaargang. spéciale titel-
pagina's (voor een eerste en tweede boekdeel) werden uitgegeven. GebruikeUjk stond op die
titelpaginas het jaar van bundeüng. en niet het jaar waarin de deettjes feitelijk waren
versehenen. In 1770 is de redactie van de Letteroefeningen van dit ouderwetse systeem afge-
stapt: zowel de jaargang van 1769 als die van 1770 kragen een titelpagina met 1770' mee.
zodat het jaar van uitgave en het jaar van verschijnen voortaan gebjk zouden lopen.
9. Later werden dat er veel meer. door m.n. de Amsterdamse boekhandelaren. die hier, buiten
Van der Kroe. nog geheel ontbreken. De rugtekst vermeldt dat het blad is te verkrijgen:
"Te Haarlem by Jan Bosch en Bohm [sic. moet zijn Bohnj. Leiden, vander Eyk en de
Luchtmans. sHage. van Baalen. de van Thols. van Os. en Backhuyzen. Delft vander Smout
Dordrecht de Erven van Braam en Blussé. Utrecht de Paddenburgen. Sprayt en vander Veer.
Aamhem. Neyhof. Middelburg. Taillefert Vlissingen. de Paayenaars. Rotterdam. Burgvtied.
Arrenberg en de Vissen. Leeuwarden. Wiegeri en Calmot [sic. moet zijn Chalmotj. Harlingen.
F. vander Plaats.'
10. Over de familie Loosjes. zie Maria Helena de Haan. Adriaan Loosjes. Utrecht 1934.
m.n. 11-16: en: S.LVerheus: Naarstig en Vroom: doopsgezinden in Haarlem 1530-1930.
Haarlem. 1993.101.
11. Streekarchief Kennemerland. Herenboek Haarlem. Kuits was burgemeester in 1759-60.
1763-64.1768-69.1772-73.1776-77.1781. en 1784-85. Wanneer hij geen burgemeester was
zat hij wel op een andere post
12.. Teyler Fundatie te Haarlem: bevattende eenige bijzonderheden omtrent den Stichter. vordere
Namen en echte Handteekeningen van al diegene. welk aan genoemde stichting eenige be-
trekking hebben bekleed. Met het portret van Teyler. zijn wapen en zijn handtekening en vele
andere afbeeldingen. Haarlem. 1867 (Manuscriptboek. Archief Teylers Stichting. inv.nr. 78) 84:
W.WMijnhardt ‘Veertig jaar cultuurbevordering: Teylers Stichting 1778 - ± 1815'. in: 'Teyler'
1778-1978: studies en bijdragen over Teylers Stichting naar aanleiding van het tweede eeuw-
feest Haarlem/Antwerpen. 1978.74-77; en: Thomas H. Von der Dunk. 'In “een deftige en wel-
geschikte bouworde": Viervants ontwerpen voor hetTeylershofje in Haarlem', in: Haertem
Jaarboek 1996.33-34.
13. Rijksarchief Noordholland. Inv. 444-138: JABierens de Haan. De Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen. 1752-1952. Haarlem. 1952.
14. W.PJ.0vermeer, De Erfeniskwestie van Pieter Teyler van der Hulst bevattende het geheele
testament van Pieter Teyler van der Hulst benevens nog een extract-testament. historische
bijzonderheden. weerleggingen. raadgevingen enz enz.. Haarlem. 1902.19-33; Peggy Bouman
en Paul Braers. Teylers 'Boek- en Konstzael': de bouwgeschiedenis van het oudste museum
van Nederland. Den Haag. 1980.9-10; H.E. Stenfert Kroese et aL. '"Teyler" na tweehonderd
jaar'. in: Teyler’ 1770-1978: studies en bijdragen over Teylers Stichting naar
aanleiding van het tweede eeuwfeest Haarlem/Antwerpen. 1978.11-13: Mijnhardt 'Veertig
jaar cultuurbevordering'. 72-74.
15. B.C.Stiggers. ‘Honderd jaar natuurkundige amateurs te Haarlem', in: ÆWeichmann en
LC.Palm. red.. Een elektriserend geleerde: Martin us van Maram 1750-1837. Haarlem. 1987.
16. B.C.Stiggers. 1987
17. Archief Teylers Stichting. Inv.nr. 611,1779
18. Adèle Nieuweboer. ‘Haarlems titerair leven in gelegenheidsgedichten (1680-1770)'. in:
E.K.Grootes. red.. Haarlems Helicon: titeratuur en toneel te Haarlem voor 1800. Hilversum.
1993.190-200.
19. In de achttiende eeuwtrouwden ook Jacob Kops Pietersz (1689-1734) en Anna Maria Barnaart
(1693-1735). Zie verder Streekarchief Kennemerland. Anon.. Aantekeningen genealogie
Barnaart
20. Sannié woonde in de Jacobijnenstraat Voor stukken betreffende initiatieven van Sannié op
medisch gebied. zie Streekarchief Kennemerland. Resolutieboeken Collegie der Vroedkunde.
inv. 52-53/2201; ook: Depot 44/001432M: en: Protocol Notaris Werne ra s Kühne. 1760-50.
Lidmaatschap van. en werkzaamheden voor de HMW: Rijksarchief Noordholland. Inv. 444-433;
J A Bierens de Haan. De Geschiedenis van een Verdwenen Haarlemsch Museum van
Natuurtijke Historie: het kabinet van naturaliün van de Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen 1759-1866. Haarlem. 1941.2-5.17.26.
21. J.Bots. Tussen Descartes en Darwin: geloof en natuurwetenschap in de achttiende eeuw in
Nederland. Assen. 1972.64-67. Een typische redenering van Engelman: Indien kan worden
aangetoond "dat de Sneeuw ten middel verstrekke om veel nuttigheden daer te stellen: en dat
de Sneeuw uit de natuure geheel weggenomen zynde. eene gaping in de natuure zoude
blyven zo. dat veele dingen nutteloos zouden worden, waerait andersins veel nut getrokken
word: zo heb ik met een beweezen dat de nutbaarheden van de Sneeuw van dat Oneindig.
Magtig. Wys. en Goedertieren Wezen bedoeld. dat is. de Eindoogmerken Gods zyn." (cit. Bots)
22. J.A.F. de Jongste. Onrust aan het Spaarne: Haarlem inde jaren 1747-1751. Dieren. 1984.
146-148.252-272. Bierens de Haan. De Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. 1-4.
Het statieportret van Van Schuylenburch dat in 1763 door George van der Mijn werd gemaakt
geldt als een topstuk van die Schilden zie Lichtbeeiden Instituut Amsterdam.
23. Streekarchief Kennemerland. DTB & ONA. o.a. Protocol Notaris Gallé, 969-132 (testament).
Over de relatie met Van Schuylenburch. zie: De Jongste. Onrust aan het Spaarne. 428n.
24. De Haan. Adriaan Loosjes. 29-31.
25. W.W.Mijnhardt Tot Heil van 't Menschdom: cultúrele genootschappen in Nederland.
1750-1815. Amsterdam. 1987.88-90. eit 89.
26. Verheus. Naarstig en Vroom. 240-248.291 -300.
27. Mijnhardt Tot Heil van 't Menschdom. 90.295.
28. Overmeer. De Erfeniskwestie van Pieter Teyler van der Hulst 19.23; Mijnhardt
'Veertig jaar cultuurbevordering'. 72-74.
en Teylers Museum
Natuurlijke historie versus paleontologie/mineralogie
In 2002 bestaat de Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen. schuin tegenover Teylers Museum.
250 jaar. Dit bijzondere jubileum wordt onder meer
gevierd met een tentoonstelling over het
Naturaliënkabinet van de Maatschappij. het allereerste
natuurhistorische muséum van Nederland, dat bijna
100 jaar in Haarlem te bezichtigen was en in 1066
definitief haar deuren sloot. De expositie in Teylers
Museum behandelt vooral de overgang van
particulière collecties naar openbare verzamelingen.
met aandacht voor de stadhouderlijke collecties. het
cabinet du roi van Lodewijk Napoleon, het
Rijksmuseum van Natuurlijke Historie en het
Zoologisch Museum met Artis. Uiteraard speelt ook
Teylers Museum een belangrijke rol door de functie
die Van Marum bij beide instituten bekleedde. Als
voorproefje op wat komen gaat een bijdrage over het
verzamelen van fossielen en mineralen, zowel bij
Teylers Museum als bij het Naturaliënkabinet.
D o o r B e r t S l i g g e r s
In de eerste jaren van haar bestaan was
er in het Naturaliënkabinet nog geen
sprake van de aanleg van een paleontologische
en mineralogische verzameling.
Het waren toevallige aanwinsten geweest
die betrekking hadden op het terrein van
de geologie: twee versteende krabben
(1758), een stuk barnsteen, ‘waarin zieh
zeer duidelijk een baarsje vertoont'
(1759). een doos met mineralen (1763) en
een stuk IJslands krsital (1772). De eerste
belangstelling voor fossielen toonde de
Maatschappij pas in 1771 toen het lid
Willem Albert Bachiene (1712-1783).
hoogleraar sterren- en aardrijkskunde
aan de Illustre-School te Maastricht, ver-
zocht werd om de kop van een 'krokodil
die in de Sint Pietersberg was ontdekt. te
laten aftekenen en een beschrijving van
de vondst in Haarlem te laten bezorgen.
Het gaat hiervermoedelijkom de in 1770
gevonden kop van een Mosasaurus. die in
het bezit kwam van kanunnik Theodorus
Joannes Godding en die in 1794 door de
Fransen naar Parijs werd afgevoerd. waar
het fossiel zieh nog steeds in het Museum
National d’Histoire Naturelle bevindt. De
eerste beschrijving met afbeelding ver-
scheen pas in 1782, zodat het verzoek van
de Maatschappij wellicht werd gehono-
reerd. maar bewijzen daarvan zijn in het
HMW-archief niet (meer) aanwezig.
Pas na de aanstelling van Martinus van
Marum als directeur van het
Naturaliënkabinet (1778) arriveerden er
tussen augustus 1782 en maart 1783 ge-
regeld kisten met petrefacta (verstenin-
gen) uit Brussel. Luik. Maastricht.
Eschweiler en Keulen, die hij had gekocht
op zijn verlate huwelijksreis door de
Zuidelijke Nederlanden. Ook kocht Van
Marum in 1782 op twee veilingen fossielen
uit de Sint Pietersberg, respectievelijk van
de Maastrichtse verzamelaars Jean
Leonard Hoffmann en Philip Regnard.
Dat deze aanwinsten ook geëxposeerd
werden, blijkt uit het reisverslag van de
Duitser Friedrich August Alexander
Eversmann. die in 1783 het Kabinet be-
zocht. De volgende stukken vond hij het
vermelden waard: ‘1) eine Holzkohle von
einem Buchenholzknüppel mitten im
Traststein vom Rhein: 2) ein versteinerter
Kinnbacken; 3) ein g rosses versteinertes
Stück Tannenholz, dunkelbrauner Farbe,-
4) ein Theil eines Menschenrückgrades,
auf Sandstein versteinert, vom St. Petersberge
beij Mastricht; 5) verschiedene
Schieferabdrücke; und 6) ein Stück
Kalkstein mit eingesprengten. Glastropfen
ähnlichen Kieseln.’
Ondertussen was Van Marum. sinds 1779
lid van Teylers Tweede Genootschap. be-
trokken geraakt bij de collectievorming
van het nog niet geopende Teylers
Museum, waar hij het bestuur had voor-
gesteld zieh toe te leggen op het verzamelen
van ‘fossilia’. omdat dergelijke collecties
in Haarlem nog ontbraken. Daarmee
gaf hij duidelijk aan dat in één stad twee
van dergelijke verzamelingen alleen maar
concurrerend zouden werken, zeker wan-
neer hij bij beide instellingen betrokken
was. Het verlossende woord werd in 1783
gesproken toen Van Marum voor
Directeuren van Teylers Museum en de leden
van beide genootschappen bij hem
thuis zijn aanwinsten van het afgelopen
jaar toonde. waaronder351 voorwerpen
uit de geveilde collectie van de
1. De eerstgevonden
(1766) mosasauraskaken.
door Van Maram in 1784
voor Teylers Museum
verworven.