
Affa. 4. TM 669. Kopstuk van Proetus (Proetus) bohemicus Hawle
& Corda. 1847 uit Koneprusy (Tsjechie) in kalkstenen van 410 tot
390 miljoen jaar oud.
wel grote belangstelling voor had maar
niet voldoende geld. Van Breda had echter
enige jaren daarvoor al behoorlijk wat geld
uitgegeven aan een collectie voornamelijk
uit Barrandie afkomstige trilobieten.
Afb. 2. TM 535. Uit dezelfde laag en vindplaats als het in figuur 1 afgebeelde fossiel komt TM 535. Door Winkler werd deze Agraulos I n 1 8 4 8 h a d J a c o b v a n B r e d a e e n b r i e f
delphinocephaUis Corda nenoemd. I I I , R _ .. I
ontvangen van de bekende Duitse fossielenhandelaar
August Krantz uit Berlijn.
Hierin werd 'eine Sammlung von 400
Arten und Varietäten von Trilobiten’ voor
500 thalers aangeboden. Twee jaar later
ging Van Breda op dit aanbod in en wist
wat af te pingelen. Op 21 februari 1851
schreef Krantz. die toen net in Bonn was
gaan wonen. dat hij een collectie met 250
soorten en 400 varieteiten trilobieten naar
Haarlem verzonden had voor 400
Pruisische thalers. Een arbeider verdiende
destijds ongeveer een ä anderhalve
thaler per dag. Omgerekend naar huidige
maatstaven zou die aanschaf minimaal
50.000 gulden gekost hebben. Volgens de
handelaar zou het gaan om een van 's we-
relds mooiste collecties. Alleen de collectie
van Barrande zelf zou nog mooier zijn.
De verzameling w as bijeengebracht door
amateurs, maar het is niet bekend wie.
Affa. 3. TM 459. Het achtertijf van een Trochurus sp e c io su s Beyrich, 1845. W inkler schrijft in zijn catalogus van Teylers M useum uit 1863
dat dit exemplaar uit 'S t Ivan. Bohème' kom t Tegenwoordig heet deze Tsjechische stad Svaty Ja n pod Skalou. Hier zijn kalkstenen van
ongeveer 420 tot 440 miljoen jaar oud w aarin veel vooral onvolledige trilobieten gevonden worden. Resten van dode dieren. maar ook de
lege velletjes vielen over de rand van een rif. dat toen in de buurt lag. Zo ontstond een soort afvalberg van kalksteen naast het rif.
Deze collectie werd door Tiberius Winkler,
de opvolgervan Van Breda, in 1863 geca-
talogiseerd. Helaas zijn eventuele origínele
etiketten en objectnummers van Krantz
verloren gegaan. Winkler hanteerde dezelfde
indeling van het dierenrijk als zijn
voorganger Van Breda. Die deelde het dierenrijk
in vier delen in: de plantdieren, de
weekdieren. de gelede dieren en de ge-
wervelde dieren. Trilobieten werden tot de
schaaldieren gerekend. die. samen met
de insecten en de wormen tot de gelede
dieren hoorden.
In zijn Gids voor den bezoeker van de verzameling
versteeningen uit 1892 schreef
Winkler weinig over de trilobieten. In de
grote fossielenzaal zou in vitrine 2. dat is
het tweede venster direct aan de linkerkant.
een kleine verzameling driekwab-
dieren' liggen. Hij noemt de drie delen van
het lichaam van voor naar achteren schild,
borst en buik en vermeldt Barrande als de
wetenschapper die zieh in het bijzonder
met deze schaaldieren heeft beziggehou-
den. In vitrine 4. 5 en 6 zouden meer dan
300 verschillende soorten ‘van deze be-
langwekkende dieren" liggen.
Zowel Winkler als Van Breda wisten niet
veel van trilobieten. Zij waagden zieh niet
echt aan veranderingen van de waar-
schijnlijk door Krantz meegeleverde de-
terminaties. die de Prodrom einer
Monographie der böhmischen Trilobiten
van Hawle en Corda uit 1847 volgden.
August Corda (1809-1849). zelf een zeer
getalenteerd paleobotanicus maar zonder
ervaring met trilobieten. schreef dat werk
en maakte geidealiseerde tekeningen op
basis van halve aantekeningen van Ignaz
Hawle (1783-71868). Het werk kan gezien
worden als een poging van de Boheemse
patriotten om de Franse indringer
Barrande, die in 1846 al een ‘note preliminaire’
had geschreven. uit de Boheemse
paleontologie te weren. In 1849 kwam
Corda tragisch om het leven tijdens een
schipbreuk. Toen Barrande goed onder-
bouwde kritiek gaf op dit werk, heeft
Hawle zelfs nog geprobeerd om zieh van
zijn auteurschap te ontdoen. De rest van
zijn leven heeft Hawle vooral als ’leerling’
van Barrande zieh nuttig gemaakt.
Tot na de Tweede Wereldoorlog hebben de
trilobieten gelegen zoals Winkler ze in de
vitrines van Teylers Museum had achter-
gelaten. Daarna is het aantal fossielen per
vitrine sterk uitgedund en wat nu niet
meer in de vitrines ligt, ligt in depot.
Etiketten met nieuwe namen zijn hier en
daar bij de objecten gelegd. Waarschijnlijk
is de serie boeken van Barrande, waar-
voor bij antiquariaten nu rond de 30.000
dollar betaald moet worden, de grootste
schat die Teylers Museum bezit op het ge-
bied van trilobietenstudie. De collectie zelf
geeft een leuk beeid van de trilobieten die
de amateurs in Barrandie omstreeks 1850
hebben opgeraapt.
Deze tekst is een bewerking van een artikel
dat de autem namens Teylers Museum op
verzoek van het tijdschrift Gea heeft geschreven
en dat waarschijnlijk in de tweede
helft van 2001 zal verschijnen in een
speciaal aan trilobieten gewijde aflevering.
Afb. 8. Joachim Barrande (1799-1883) schreef een meesterwerk
in 24 delen met 1300 lithografische platen over het Paleozoicum
van Centraal Bohemen. Deze streek is later naar hem vernoemd
(het Barrandien).
1 5
Afb. 9. Een plaat in het tri-
lobietendeel van Barrande
uit 1652. De afbeeldingen
zijn gemaakt d oor de
Tsjechische kunstenaar
Josef Fetters uit Praag.
Affa. 5. TM 643. Deze Phaco ps latifrons uit de Eifel toont heelfraai de facetogen.
Afb. 6. TM 440. M ira sp is m ira mira (Barrande. 1846) uit Kolednik. een in de stad Beroun
opgenomen dorpje in Tsjechie. Dit fossiel is 440 tot 430 miljoen jaar oud.
% I f y
O P..- .J i . ~ _
I f l l l l l l l ^ A f l t l j l f l ÄLa2T-«~.Ju.= | | -ZiSV’ Sy. ||p | |g s |||
jo Sjrst.
Afb. 7. Onderdeel van de brief van August Krantz aan Jacob van Breda in 1851. waarin
vermeld wordt dat de trilobieten collectie zojuist verstuurd is (archiefnummer 2283.
Teylers Museum).