
In de loop van de tijd zijn de beheerders van het Fysisch
Kabinet ieder op hun eigen wijze met de collectie
instrumenten omgegaan. Sommlge conservatoren
verantwoordden wat er met (deten van) de verzameling
gebeurde. Som s moet uit de resultaten van hun aanpak
opgemaakt worden wat conservatoren vanzetfsprekend
vonden om met de collectie te doen. De lotgevallen van
de geluidsinterferentie-apparatuur leveren een leuk
voorbeeld op van zo’n museaal identlficatieprobleem.
Mneimjn en Kantoor zijn 's avonds
Afb. 1 Rekening van de
firma Kipp uit 1890 Teylers Museum bezit een unieke collectie 19de-eeuwse
geluidsapparatuur gemaakt door de beroemde instru-
mentmaker Rudolph Koenig te Parijs. (1) Onderwerp
van dit artikel is de geluidsinterferentie-apparatuur van
Koenig die in 1890 gekocht werd via de firma Kipp in Delft.
Deze apparatuur staat sinds 1994 in een experimentele op-
stelling in Kast 8 van de Instrumentenzaal.(afb. 1)
DE INTERFERENTIE-OPSTELLING Het experiment demon-
streert het geluid ais golfverschijnsel en tóont het geluid in
een soort 19de-eeuwse oscilloscoop.
We volgen de weg van het geluid. De interferentie-opstel-
ling begint m et een Mi3 stemvork op een resonantiekistje
als geluidsbron. Deze wordt gevolgd door een Mi3 resonator
als toonversterker. Vervolgens volgt het geluid twee
wegen: één weg door een vaste geluidspijp en de andere weg
door een uitschuifbare pijp, als bij een trombone. Aan het
einde van deze pijpen zijn drie manometercapsules gemon-
teerd; één via een membraan verbonden met de vaste pijp,
één met de uitschuifbare pijp en de derde met beide pijpen.
Het längs de membranen van de drie capsules stromende
gas wordt naar het statief mét de drie branders geleid.
Afhankelijk van de trillingen in de manometercapsules
zullen de vlammetjes van de drie branders gaan wapperen.
Het (te) trage oog van de waarnemer kijkt naar de beeiden
van de vlammetjes in een zeer snel draaiende Vierkante
Spiegel, een vinding van Koenig. Op het netvlies ontstaan
nu een serie beeldjes naast elkaar,- de vlamhoogtes van de
beeldjes corresponderen met de amplitudes van de geluids-
trillingen. Als de geluidsweg längs de uitschuifbare pijp een
halve golflengte (in dit geval ongeveer 53 cm) langer is dan
die längs de vaste pijp, dan komen de geluiden in tegenfase
bij elkaar aan, de één met positieve amplitudo en de ander
met negatieve amplitudo en zo zullen ze elkaar precies uit-
doven: maximum interferentie.(2)
OPZOEK In 1992 stond alleen de standaard met golfpijpen
en capsules in Kast 8, net zoals wetenschapshistoricus Gerard
Turner dat in 1983 laat zien in afb. 26 van het hoofd-
stuk 'Sound7 van zijn standaardwerk over de 19de- eeuwse
instrumenten. Afb. 27 toont de complete opstelling uit
Koenigs Catalogus van 1889. (afb. 2) Bij archiefonderzoek
werd de originele rekening van 7 februari 1890 van de firma
P.J. Kipp & Zonen te Delft gevonden. (afb. 3)
Uit deze rekening bleek welke stemvork en welke resonator
bij de opstelling behoren (3):
1 1nterferentie-toestel. Compleet f 125.00
1 Stemvork M i3 voo r idem f 19,25
1 Resonator M i3 voo r idem f 10.80
K is t enbalL Vracht f 5.35 +
'•'f. 160.40
Genoemde afbeelding en de vondst van de nota waren aan-
leiding om te proberen deze opstelling weer bij elkaar te
brengen.
Zoals gezegd stonden in Kast 8 van de Instrumentenzaal de
golfpijpen en manometercapsules met inventarisnummer
791. Daarnaast stond een verstelbaar tafelt je met nr.
791/C. De door Koenig afgebeelde hulpstukken troffen we
in het depot aan in een doos met nr. 791/A en in de drie-
pitsbrander met nr. 1198. Ook de volgens nota bijbehoren-
de stemvork Mi3 stond met nr. 1033 tussen andere stem-
vorken in het depot. Maar de resonator Mi3, volgens het
kaartenbakkaartje nummer 791/B, was niet te vinden.
RESONATOREN In de collectie van het Fysisch Kabinet treffen
we 19 Helmholtz-resonatoren (Inv. nr. 247) aan, vijf res-
onatoren met vijf stemvorken voor de klinkers OE, O, A, E
en I (Inv. nr. 250) en een resonator met klankbodem (Inv.
nr. 1041). Maar een resonatorbol zonder verdere bestem-
ming was niet te vinden.
De 'resonator met klankbodem' (1041) werd aan een nader
onderzoek onderworpen. In de Gids van conservator prof. J.
Kistemaker uit 1969 werd deze opgenomen met foto (afb.
4). Het commentaar zegt: 'Messing trilholte-resonator, met
grote opening op een houten trilkast. Met het oor luistert
men aan de kleine opening naar de sterkte van de toon'.
Ook Turner (1983) neemt deze bijzondere combinatie op
met als tekst: 'Helmholtz resonator on resonance box.
Brass resonator inscribed MI3 and with RK (Koenig) monogram;
box stamped: RUDOLPH KOENIG A PARIS, and
UT3. Box 300 * 118 * 69 mm.' Hier is sprake van een MI3
resonator, maar wel in een curieuze combinatie. Deze Mi3
resonator resoneert slecht met het Ut3 resonantiekistje
waar hij op staat. Dat was vreemd en we volgden het spoor
1 1 Afb. 2 Opstelling volgens
Koenigs Catalogus uit 1898
Afb. 3 Experimentele
opstelling 'G e lu id s-
interferentie-apparatuur*
in Kast 8 van de
InstrumentenZaal
verder terug. Het speuren leverde resultaat op. Het kaartenbakkaartje
uit 1928 vermeldt: 'No 1041 Klankbodem van
hout (Ut3); Maker: R. Koenig, Paris'. Dus daar wordt hele-
maal geen resonator vermeld!
Op 24 januari 1994 besluiten we dan: Eureka, de resonator
791/B is gevonden! De resonator stond ongenummerd bo-
venop inv.nr. 1041 en was zo onvindbaar.
HISTORISCHE RECONSTRUCTIE Een reconstructie van de ge-
beurtenissen laat - figuurlijk gesproken - ook de nodige in-
terferentie zien.
Conservator E. van der Ven schaft in 1890 de geluidsinter-
ferentie-apparatuur aan en geeft de gehele opstelling van
stemvork, resonator, verstelbaar tafeltje, geluidspijpen met
manometercapsules en de driepitsbrander het inventarisnummer
791. Elk onderdeel van de opstelling heeft dan een
eigen subnummer: /A, /B, /C etc. Van der Ven is de eerste
conservator die niet alleen de aanwezige instrumenten ops-
omt, maar ze ook elk een eigen individueel nummer geeft,
dat nog steeds gebruikt wordt.
In de periode van 1909 tot 1927 dat prof. H.A. Lorentz de
scepter over het Fysisch Kabinet zwaait, is er niet veel aan-
dacht voor de collectie geweest. In deze jaren zijn kennelijk
de opgeplakte nummers van een aantal museale objecten
losgeraakt en verdwenen. In 1927 komt de leiding over het
Fysisch Kabinet in handen van prof. A.D. Fokker, die weer
de nodige aandacht aan de collectie oude instrumenten
schenkt. In zijn eerste jaarverslag van 4 april 1928 meldt
Fokker: 'Met een gedetailleerde inspectie der verzameling
werd een begin gemaakt ter voorbereiding van een nieuwe
kaartcatalogus. Deze voorbereiding maakt goede vorderin-
gen dank zij de hulp van de heer Dr. H. Wendelin, uit Graz.'