
Afb. 4 Misplaatste
combinatie Resonator Mi3
en Resonantiekistje Ut3
Wendelin treft zeer veel ongenummerde objecten aan en
geeft die nieuwe inventarisnummers. Zo wordt in de kaart-
catalogus de Stemvork Mi3: nr. 1033, de Klankbodem van
hout Ut3: nr. 1041 en de Driepitsbrander: nr. 1198. Maar de
Resonator Mi3 staat in de kaartcatalogus m et zijn originele
nummer 791/B.
In de daarop volgende jaren is ook het op de resonatorbol
geplakte nummer 791/B verloren geraakt en is de losse resonator
door iemand boven op een resonantiekistje gezet,
zodat de resonatorbol niet weg kon rollen.
Prof. J. Kistemaker bereidt in 1969 een nieuwe druk als be-
korte en bijgewerkte versie van de Gids van Fokker &
Muntendam u it 1933 voor. Hij treft in het museum eeii in-
teressante combinatie aan: een resonatorbol op een resonantiekistje
(1041)! En Kistemaker neemt deze combinatie
met foto op in zijn Gids.
Ook Turner neemt in 1983 deze interessante combinatie
met foto op in zijn standaardwerk over de 19de-eeuwse instrumenten,
ondanks het niet-resoneren van resonator Mi3
en klankbodem Ut3. In Turners tweede catalogus van 1996
worden deze resonator en de klankbodem nog steeds als
combinatie opgenomen met Turnernummer 492 (1041). In
1994 is de geluidsinterferentie-opstelling, onder toeziend
oog van de huidige conservator Marijn van Hoorn, weer in
goede orde bij elkaar gekomen in Kast 8 van de
Instrumentenzaal. De aangevulde en verbeterde gegevens
zijn opgenomen in de geautomatiseerde basisregistratie van
het Fysisch Kabinet.
NOTEN
1. In Teylers Magazijn 57 (winter 1997) werd reeds geschreven over de Koenig CoUectie naar
aanleiding van de toen aangeschafte klankanalysator.
2. Tegenwoordig staat deze maximum interferentie in de belangstelling als 'antigeluid': het ge -
luid met geluid bestrijden. Om het geluid van bijvoorbeeld motoren te dempen wordt met een
golfvormgenerator gelijk geluid in tegenfase aan de geluidsbron toegevoerd. zodat uitdoving
van het geluid plaatsvindt
3. Turner heeft deze gespecificeerde nota waarschijnlijk niet gezien en heeft gewerkt met de
jaarafrekeningen. Turner geeft in zijn tw eede catalogus van Teylers Museum uit 1996 onder
Turnernummer 529 (791.1198) een bedrag op van f 125.-. M aa r bij Turnernummer 525 (790).
een 'S p re e kb u is met sla ng en manometercapsule' noemt hij een bedrag van f 160.-. Uit nader
archiefonderzoek blijkt deze laatste ‘Sp ree kb uis’ gekocht te zijn op de veiling van het voo r-
malig M u sé e Prince Henri in 1889 v o o rf 15.-.
LITERATUUR EN BRONNEN:
- Archief Teyter Stichting (ATS) 191.192: Jaarverslagen van het Natuurkundig Kabinet en
Laboratorium. 1874 -1 94 4
- ATS 206. Rekeningen N a t Kab. 1879-1891
- A.D. Fo kker & H. W endelin (1928): Kaartcatalogus Fysisch Kabinet
- A.D. Fokker & Mej. A.M. Muntendam (1933): Gids door de verzameting Natuurkundige
Instrumenten in Teyler's M use um te Haarlem
- J. Kistemaker (1969): Gids. bekorte bijgewerkte versie.
- R. Koenig (1889): “Catalogue d e s Appareils d ’Acoustiques. Parijs 1889
G.L'E. Turner (1983): Nineteenth-Century Scientific Instruments. Sotheby P u b l London 1983
G.L'E. Turner (1996): The Practice of Scie nce in the Nineteenth Century: Teaching and
Research Apparatus in the Teyter Museum. Haarlem 1996
- E. van der Yen (1898): Gids door de Verzameling Physische Instrumenten in Teyler's Museum.
Haarlem 1898
in Teylers Museum
Bij het betreden van de
Tweede Fossielenzaal in
Teylers Museum ziet men
direct lin k s in de staande
vitrines 4. 5 en 6 een
verzameling trilobieten. of
zoats Tiberius Winkler
(conservator van het
Paleontologisch-
Afb. 1. TM 496. Hydrocephalus carens Barrande. 1846 uit gesteente bij Skryje
(Tsjechie) dat ongeveer 550 tot 530 miljoen jaar geleden is afgezet in wat toen een
ondiepe zee is g ew e e sl Het skelet m ateriaal is opgelost en vervangen d oor het rode
ijzerhoudende m ineraal limoniet
Mineralogisch Kabinet van
1864 tot 1897) ze noemde.
driekwabdieren of
drielobdieren. Na een körte
introductie over deze
dieren zal worden
ingegaan op de wijze
waarop Teylers Museum
aan haar trilobieten kwam.
Trilobieten zijn gelede dieren. Net als
insecten. spinnen, krabben. kreeften.
pissebedden. duizend- en miljoenpo-
ten zijn het dieren met een uitwendig skelet.
bestaan ze uit meerdere Segmenten en
hebben ze een heleboel pootjes en/of an-
tennes. Net als bij insecten zijn die Segmenten
gegroepeerd in drie duidelijk her-
kenbare groepen: een kop. een borststuk
en een achterlijf. Speciaal voor de trilobieten
geldt dat naast deze driedeling in de
lengterichting hier ook een driedeling lood-
recht op is. Het is juist op basis van deze
driedeling dat deze dieren hun naam hebben
gekregen. Het was Johann Emst
Immanuel Walch, professor in de dicht-
kunst en welbespraaktheid te Jena
(Duitsland). die in 1771 de naam trilobiet gaf
in een fraai boek vol ingekleurde prenten.
Hoe driekwabdieren geleefd hebben is al-
leen nog te achterhalen door de fossielen
en de gesteenten waarin ze gevonden
worden goed te bekijken. Trilobieten worden
alleen gevonden in gesteenten van
zo'n 600 miljoen tot 250 miljoen jaar oud.
Het zijn gesteenten die afgezet zijn in ondiepe
zeeen. We vinden uitgestrekte
exemplaren. opgerolde dieren. sporen
van dieren die over de boden liepen, maar
ook van dieren die vlak boven de bodem
door het water zweefden en zo nu en dan
zieh op de bodem afzetten. Bij goed be-
waarde exemplaren zijn de pootjes en an-
tennes te zien. Zo weten we dat de pootjes
allemaal in twee delen gesplitst zijn: een
looppootje en een kieuwtje. Net als huidige
gelede dieren vervelden trilobieten.
met achterlating van een dood velletje.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel
fossielen geen totale dieren tonen, maar
bijvoorbeeld alleen een opengescheurd
borststuk en achterlijf.
Hoewel Walch in 1771 de naam trilobiet al
verzonnen had. begon het onderzoek aan
deze fossielgroep pas rond 1850 serieuze
vormen aan te nemen. Dat onderzoek had
op dat moment zijn episch centrum in de
Bohemen, met name in de streek die wij
tegenwoordig Barrandie noemen. Deze
streek is genoemd naar de Fransman
Joachim Barrande, een paleontoloog die
tussen 1846 en 1872 een groots werk
schreef over de paleozoTsche fossielen uit
die gebied. Tal van amateurs. vaak in bezit
van eigen groeves. hebben jarenlang
exemplaren uitgehakt en verkocht. Het
werk van Barrande uit 1852 over trilobieten
zou prioriteit krijgen voor veel namen
en was bovendien meer dan honderd jaar
lang toonaangevend voor de Studie van
deze dieren. Barrande heeft een grote col-
lectie aan het Museum voor Natuurlijke
Historie in Praag nagelaten.
Nu de stap naar Teylers Museum. Zijn
tweede directeur Jacob van Breda, tevens
secretaris van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen. had
contact met veel vooraanstaande geleer-
den. Zo ook met Barrande. Teylers
Museum bezit zelfs nog een brief uit 1857
van hem gericht aan Van Breda. Helaas
voor dit artikel gaat die brief niet over trilobieten.
maar over de Nautilus. Wel probeert
Barrande aan Van Breda een collec-
tie 'Silurische' fossielen uit de Bohemen
te verkopen. Gezien het vele geld dat Van
Breda aan de aanschaf van Barrandes
boeken had uitgegeven. dacht de
Fransman dat deze ook genoeg geld over
had voor een collectie en/of exemplaar,
waar professor Sedgewick uit Cambridge