
12
Piet Wijn,
Douwe Dabbert,
De weg naar
west, 1980
En 'Douwe Dabbert' is zonder twijfel zijn
meesterwerk, waarin hij zieh helemaal
kon uitleven, en dat op zo ’n noodlottige
rrianier onderbroken is.
Naast zijn talenten heeft hij ook een ge-
weldig doorzettingsvermogen en een gro-
te wilskracht. Dat was vroeger te zien
aan het geweldige oeuvre dat hij bij el-
kaar getekend heeft zonder ooit iets hal-
verwege op te geven of te laten verslof-
fen. Het is diezelfde eigenschap die
hem in Staat stelde om linkshändig te
worden nadat zijn rechterhand verlamd
was. Zoiets is voor een gewoon mens
een bijna onmogelijke taak, maar voor
een ambachtsman is het bovenmenselijk
om zijn werk met een volkomen onwen-
nige hand te gaan beoefenen.
Het is hem gelukt. Maar voordat hij het
hoge peil bereikt had dat hij daarvoor
had, sloeg het noodlot opnieuw toe. Dat
was hard - en dat hij nog steeds zijn
idealen en hoge eisen blijft houden, is
een prestatie waartoe hij alleen in Staat
is door z ijn geestkracht - en ook door
Ina, zijn vrouw die in voorspoed en te -
genspoed naast hem stond en Staat.
Door haar is Piet Wijn toch een gelukkige
man. In zijn beproeving heeft hij de
beste kameraad die hij zieh kon wensen.
Het is een hoogtepunt in zijn loopbaan
dat een tentoonstelling van zijn veelzij-
dig werk nu gehouden wordt. Het zal de
balans van zijn leven sluitend maken
voor iedereen die de waardering voor
zijn geest en zijn werk heeft die Piet verdient.
Want in plaats van beklagens-
waardig komt hij hier over als de bewon-
derenswaardige kunstenaar die hij is.
Een ambachtskunstenaar, bedoel ik.
T H 0MR 0 E P Ouwe trouwe Douwe...
Toön ik in 1973 bij het weekblad
Donald Duck ging werken, werd een
aantal dromen werkelijkheid. Voor mi),
sinds mijn vijfde jaar stripfanaat, bete-
kende dit dat ik van mijn hobby m ^ ^ i i
werk kon maken en ik voelde me als in
Luilekkerland! Opeens kreeg ik allerlei
originele pagina’s in handen en nog
mooier; omdat het weekblad Pep en
Sjors op dezelfde verdieping gehuisvest
waren, zag ik al mijn helden (de stripte-
kenaars) zo maar in het wild rondlopen.
Bijna allemaal, want een van hen, Piet ,
Wijn, zag ik nooit. Die werkte namelijk
r WR5 HET
IRR NET
voor Tina en dat tijdschrift zat op een;
andere verdieping. Wel kreeg ik voor het
eérst een originele schets van: Piet onder
ogen. Een soort kaboutertje op een vlot
dat voortgeboomd werd door een veldrat.
Het bleek dat hij deze tekening een keer
l i a a r het kleuterblad Bobo had gestuurd,
maar van een samenwerking kwam het
niet en de tekening bleef een lange tijd
in de käst bewaard: Op het moment dat
Piets strip ‘Jennifer Scott’ in Tina van
start ging, haalde ik elke week braaf een
exemplaar, waaruit ik de pagina's
Jennifer scheurde en dieiijn een verza-
melrnäp stak.
Dat viel de toenmalige Disney-hoofdre-
dacteur, Paul Deckers, op en toen deze
in 1974 met het idee kwam om een
sprookjesachtig verhaal in Donald Duck
te publiceren, dat Piet Wijn zou teke=-
nen, kreeg ik -als W ijnfan- de eer een
opzet voor een verhaal te maken. Dit re-
sulteerde in ‘De verwende prinses-. De
hoofdrol was weggelegd voor een prinses,
waarvoor.een strenge ppvoeder gezöcht
werd, die in plaats van op het ko-
ninklijk kasteel te blijven haar mee het
land in zou nemen; aanschouwend on-
derwijs! AI sehrijvend herinnerde ik me
plotseling de schets voor Bobo en zo
maakte de strenge leermeester opeens
plaats voor dat kaboutertje, dat voortaan
als de ‘dwerg’ Douwe Dabbert door het
leven zou gaan. In 1975 werd dit eerste
avontuur in Donald Duck gepübliceerd
en de reacties van de lezers waren-direct
positief. Meteen werd duidelijk dat
Douwe veel interessanter was dan dat
verwende koninklijke wicht en dat het
een slimme zet zou zijn om met hem
een tweede avontuur aan te gaan. En er
volgde een derde verhaal een vierde...
l l e t werd zelfs een samenwerking met
Piet Wijn die d it jaar al een kwart eeuw
duurt! Een goede en prettige samenwerking,
waarbij nooit een onvertogen
woord viel en twee zielen één gedachte
bleken te hebben.
Inmiddels, 25 jaar later zijn er 22
Douwe Dabbert albums versehenen en is
het 23-ste in voorbereiding. Een aantal
van Douwe’s avonturen is vertaald, onder
andere in het Fries, Deens, Zweeds,
Duits, Portugees, Spaans, Luxemburgs
en het Indonesisch. Douwe Dabbert is
een klassieker geworden die nog steeds
populair is. De reden? Heel eenvoudig...
het tekenwerk bevat behalve vakman-
schap een flinke dosis ouderwetse gezel-
ligheid en wärmte. En dat blijft boeien,
ook al verändert de maatschappij nog zo
snel. Hoeflitsen d, kunstmatig, digitaal
of elektronisch de hele wereld ook mag
z ijn , er blijft op zijn tijd behoefte aan
nostalgie en aan romantiek. Denk maar
aan een glas rode wijn bij het haardvuur,
warme chocolademelk bij het schaat-
senrijden, het genieten van sprookjes-
verhaleiiTop ¿cht papier en niet op een
scherm!) en Sinterklaasavonden metge-
dichtjes en surprises. Tradities d ie bol
staan van gezelligheid die gelukkig nog
steeds van generatie op generatie worden
doorgegeven. En het tekenwerk van
Piet Wijn hoort in dit rijtje thuis.
Vakmanschap dat tijdloos is en een te -
vreden en blije glimlaeh oproept...
DICK MATENA ‘Vlakken? Uitgummen?
Om dingen te verbeteren? Daar heb ik
toch geen tijd voor?!’
Dat zei Piet Wijn ooit tegen me toen ik ■
opmerkte da tik,a ltijd zo verbaasd was
geweest over zijn brandschone potlood-
tekeningen, die ik als jongen van zeven-
tien voor het eerst zag toen ik'bij Marten
Toonder in dienst trad. Ik heb dat altijd
een zeer karakteristieke uitdrukking ge-
vonden. De opmerking van een vakman
die op deadline werkt en geen tijd heeft
voor onbenuMige dingen als verbeterin-
gen die alleen opgemerkt worden door de
ogen van andere vaklieden. En Piet Wijn
was en is de vleesgeworden vakman, die
ziijin amibaehit met grote kennis van zaken
uitoefent, in opdracht, rekening houdend
met de tijd die hij voor die opdracht toe-
gemeten krijgt en de betaling die hem
daarvoor toegezegd is.
Zag je bij andere tekenaars een donzige
wirwar van schetslijntjes onder de de.fini-
tieve potloodlijn, bij Piet was daar n a u p i
welijks een spoor van te bekennen. Zijn
striptekeningen muntten uit in netheid,
overzichtelijkheid en detail. Dat hij haast
had gehad bleek nergens uit. Maar haast
had'hij, te deksel! Ga maar na: in ¿en
week tekende hij, en dat jääärenlang,
Kappie, in potlood, zesstroken per week,
en tekende en inkte hij de
Hollewijnstrip, eveneens zes stroken ir| § |
die zelfde week. En alsof dat nog niet ge-
noeg was tekende hij (en schreef hij vaak
ook nog) de weekstrips Holle Pinkel en
Puck en Poppedijn in potlood. En ältijd
was de kwaliteit onberispelijk. Een mira-
kel! Zoals ik het ook een mirakel vond
dat de strip ‘De Zwarte Hertog’ , die ik alsx
kind gelezen had in Tom Poes WeejCbladLi.
getekend was door een jongen v a r iz ^ |
ventien of achttien jaar, zoals mij door
oudere tekenaars van de Studio’s verte Id
werd. Verbazingwekkend, öök veertig
jaar later nog, want het blijft een verblüffende
strip voor een knulletje van
die leeftijd. 0 ja, dat knulletje heette
Piet Wijn.
Een wonderkind dus, dat eigenlijk twee
carriEres heeft gehad, een als realistische
tekenaar en de tweede als tekenaar
van karikaturale verhalen. En in beide
disciplines heeft dat voormalige wonderkind
zijn sporen meer dan verdiend. Het
realistische chef d ’oeuvre van Piet Wijn |
is Aram van de Eilanden, het karikatura-
le Douwe Dabbert. Beide strips hebben
in de wereld van het getekende verhaal
een naam die klinkt als een klok, al had
de faam van Aram groter kunnen zijn.
Aram was een ridderstrip met veel magische
elementen, een genre waarin Aram
gepübliceerd werd, zijn absolute top had
met Eric de Noorman van de geniale
Hans Kresse, die als tekenaar al zijn
tijdgenoten in de schaduw zette. Toch
heb ik altijd het idee gehad dat het talent
van, Piet Wijn niet veel kleiner was
dan dat van Kresse. Had Piet Wijn, net
als Kresse, op jeugdige leeftijd De
Anatomische Atlas uit het hoofd ge-
leerd, dan denk ik dat hij als enige tekenaar
Kresse had kunnen evenaren, want
behalve talent had Wijn net als Kresse
gevoel voor sfeer, dramatiek en bewe-
ging, essentiile eigenschappen die iede-
re realistischettekenaar in overvloed
moet hebben; jMaar waar die encyclopedia
dische kennisivan de anatomie samen
met zijn grooijtalent bij Kresse zorgden
vöpr feilloze realistische tekeningen,
daar liet Piet Wijn, evenals overigens de
meeste andere realistische tekenaars, ;
vele steken vallen. Want er is een groot
yej;schii tus’sen ää.nvoelen hoe spieren
¿rollen, draaien en keren en weten hoe ze
dat doen. En Kresse wist dat. Piet Wijn /
niet, net zomin als ik overigens, want
eenieder die wel eens een bl ik; in zo’n
Atlas geworpen heeft, weet dat je óf voor
Chirurg moet studeren óf een maniak
moet zijn, wil je daar serieus aan begi®|
nen als buiten het zonnetje schijnt en
de cafés open zijn. En een maniak was
en is Piet niet. Wél een groot vakman
met een groot talent. Maar wát, äls hij
die anatomie onder de knie gekregen
had...? ^ ch , veel doet dat niet meer ter
zake. Met Douwe Dabbert kreeg Piet
Wijn toch de roem en de lauweren die
hij verdiende. Een prächtig getekende
strip natuurlijk, die Douwe, barstend
van de sfeer in een door schrijver Thom
Roep magnifiek opgeroepen sprookjes-
wereld waar alles mogelijk is. AI meer
dan twintig jaar is Douwe een artistiek
en commercieel succes en dat zou hij
waarschijnlijk moeiteloos, nou ja, moei-
teloos...zó makkelijk is het nou ook weer
niet, dat lijkt alleen maar zo als grote
vaklui het werk doen, maar u begrijpt
wat ik bedoel, moeiteloos dus zou
Douwe nóg eens twintig jaar een succes
kunnen zijn, wäre het niet dat het
Noodlot de harde, misschien soms té
harde werker Wijn genadeloos onderuit
gehaald heeft. Eerst werd hem door een
ziekte het vermoge|i%ntnomen met zijn
rechterhand, zijn normale tekenhand, te
werken, en nadat hij met een ongeloof-
lijke wilskracht en doorzettingsvermogen
datzelfde Noodlot te kijk had gezet door-
met de linkerhand te leren tekenen en •-
inkten, een ongehoorde prestatie, werd
de linkerzijde van zijn lichaam door ver-
Tatnming getroffen, zodat het hem ítíOh •
menteel vrijwel onmogelijk is nog een
lijn op papier te zetten. Maar Piet Wijn
zou Piet Wijn niet zijn als hij daar ge-
noegen mee nam. Ik weet dat hij met alle
inzet die hij heeft, en dat iS niet weinig,
werkt aan zijn terugkeer in stripland;
Die vrijwel onmogelijke prestatie
heeft hij één keer eerder verricht.
Laten we hopen, dat het hem weer lukt.
Zet ‘m op, Piet! ■
Uit: Piet Wijn/
Thom Roep,
De avonturen van
Douwe Dabbert,
De weg naar Oost
T EY LER S]