
PietWijn,
cover Douwe Dabbert,
Terug naar het verborgen
dierenrijk, 1997
(© 197B)
MARIJKE BESSELINK Strips waren
voor jongens. Mij konden ze niet boeien.
Mijn broertje las ze met een zekere gre-
tigheid, maar ook mijn broertje kon me,
indertijd, nog niet boeien. De tijd die ik
bij de tandarts doorbracht en wachtend
op mijn beurt een Donald Duck las, was
te kort om liefde voor het fenomeen op
te vatten, nog los van onheilspellende
geluiden uit de behandelkamer die me
afleidden en me alle plezier in lezen
ontnamen. Mijn echte kennismaking
met deze kunstvorm vond pas jaren later
plaats, tijdens de voorbereiding van een
tentoonstelling over de dodo in het Zoö-
logisch Museum te Amsterdam, lemand
der de vaardi'ge vingers van Piet Wijn tot
leven gebracht, was wellicht fraaier dan
de in de 17de eeuw door Hollanders en
ratten opgegeten soort. Zong de pop-
groep Genesis het al niet?: ‘Dodo’s ugly,
so dodo must die’ .
Jaren later, inmiddels'werkte ik in
Teylers Museum, zou ik Piet Wijn ont-
moeten, die me bekende nooit op
Mauritius te zijn geweest. Aanleiding
wees m |0 p de strip Douwe Dabbert,
waar de vogel in voorkwam. En wat voor
een! Ik was meteen verkocht. Ontroe-
rend; Slim, lieflijk, trouw en energiek.
AI deze kwaliteiten waren van toepassing
op d it diertje. Bijna had ik het tentoonT,;]
stellingsconcept aangepast, tot een be-
zoek aan Mauritius mij van dit plan
weerhield. Hoe mooi het eiland ook was;
fraaie stranden, groene bergen en diepe
ravijnen, het häälde het niet bij het
Mauritius dat Piet Wijn had getekend.
Zelfs paradijsvogels vlogen er rond. Zijn
omgeving bleek mooier dan de realiteit.
Zijn wereld sprookjesachtiger dan welke
ook. De dodo die hierin thuis hoorde, onvoor
de ontmoeting was de tentoonstelling
‘Bommel en Tom Poes’. Wijn had jaren
voor Marten Toonder gewerkt en de
twee meesters van het Nederlands
beeldverhaal waren oude vrienden.
Kappie, Panda en Koning Hollewijn,
succesvolle Toonderstrips, waren mede
door Piet Wijn tot stand gekomen. Het is
nu, vier jaar na deze ontmoeting, dat
aan het werk van Wijn aandacht wordt
besteed in het Boekenkabinet. Een kleirí
eerbetoon aan een groot tekenaar. Aan
|||et woord komen vervolgens Marten
Toonder, die geen introductie behoeft,
Thom Roep, hoofdrédacteur Walt Disney
H jitg a ve n en auteur van Douwe Dabbert
en Dick Matena, striptekenaar en vriend
van Pièt W i j i ^ i ^
MARTENTOONDER Piet Wijn heeft
eens gezegd dat zijn tekeningen geen ar-
tistieke prestaties zijn. ‘Handwerk’
noemde hij het* en hij meende dat het
onder ambachtskunst gerekend kon worden.
Dat is natuurlijk een eigenaardige
■ )heel ongewoon om zo iemand te ont-
moeten. Maar wanneer je eenmaal be-
grijpt wat hij bedoelt, is het niet zo
moeilijk meer om de titel ‘ambachts-
man’ te begrijpen. Het ‘handwerk’ dat
f f ii j uitoefent, is inderdaad alleen maar
een illustratie van wat er in hem omgaat
- en daarom noemt hij z ieh ook wel eens
‘illustrator’ . In de grohd is hij eigenlijk
een Verteiler - en omdat hij geen sch rij-
ver is berusten zijn verhalen op afbeel-
dingen. Zo voelt hij het, en daarom zijn
dät geen artistieke prestaties. De Echte
prestatie is datgene wat hij vertelt, en
dat heeft zo gauw geen titel; het is abstract.
Vroeger waren het de druTden die de
kracht van die abstracties kenden; het
soort Verteilers dat rondtrok van plaats
naar plaats en dan beroepshalve verhalen
vertelde, al dan niet begeleid door
een kleine harp. In de middeleeuwen
werden dat troubadours of ‘minnezan-
gers’; maar ik zou Piet Wijn toch geen
minnezanger w illen noemen. Het vak
Wijn heeft dat al vroeg ontdekt.
In het begin van zijn loopbaan waren het
vooral beeldverhalen met realistische figuren
zoals ‘Verowin’ en ‘Aram’ - en hoe-
wel die er toe hebben bijgedragen dat
hij het ambacht onder de knie kreeg, ga-
ven dat soort verhalen hem toch geen
grote bevredigrng. - Sciencefiction (zoals
‘Aram’) heeft hem nooit zo geboeid; het
had zeker zijn hart niet. En datzelfde
gold toen hij voor Het Parool een tijd -
lang ‘Frank de vliegende Holländer’ te -
kende omdat ‘Kapitein Rob’ wegviel.
Een overzicht van zijn werk hoef ik niet
te geven, denk ik. Het is algemeen be-
kend hoe groot zijn productie was, en
ook hoe geweldig gevarieerd die is. In alle
mogelijke stijlen heeft hij verhalen getekend
en ook wel eens geschreven. AI
doende kwam hij achter het geheim van
het vak, waardoor het mogelijk is om er
liefde voor op te vatten. Het idee, de gedachte
er achter begon hem steeds meer
te boeien, en daardoor waren het ten-
slotte de sprookjes die zijn hart sta le rplsT
opmerking voor een tekenaar van zijn
grote klasse, een soort kleinering die op
valse bescheidenheid zou kunnen NjkenM
Maar voor iedereen die hem een beetje
kent, moet er meer achter zitten. Want
valse bescheidenheid duidt op sterke ei-
genwaan, die z ichze lf wil eorrigeren door'
een- heel eenvoudig masker op te zetten
- en zoiets kan nooit in-het hoofd van
Piet opkomen.
Hjjjls een man van weinig woorden, en
het is daardoor een genoegen om met
Mtem te praten. Hij is geen volgeling van
het monster dat men Media noemt, en
hij is geen lid van een bepaalde groepe-
ring. Hij is een van die merkwaardige
mensen die zijn eigen meningen heeft,
en die heel bewust bezig is om zichzelf
te vinden. Een persoonlijkheid; en het is
van de Verteilers is uitgestorven, en een
;j|ijdlang worden ze opgevolgd door de
striptekenaars, die in het begin ,‘beeld-
verhalers’ genoemd werden. Maar ook „
die zijn vrijwel verdwenen, om plaats te
maken voor stripmakers die alleen maar
dagelijkse grappen te verteilen hebben.
Er zijn dan ook nagenoeg geen am-
bachtslieden meer.Tedereen die een
lijntje kan trekken en een aardigheid
weet te bedenken, kan zieh stripmaker
noemen; en het zou voor Piet Wijn een
belediging z ijn om zo beschouwd te worden.
Want ‘ambachtsman’ is een titel
waar mer^zuinig-mee moet z ijn , en het
is dus geen bescheidenheid om z ichzelf
zo te noemen:
Maar het handwerk is niet de hoöfdzaak;
het gaat er om wat er achter zit - en Piet
Daar is niets kinderachtigs aan, en het
gezegde dat we in ons hart allemaal nog
kinderen zijn, is onzin. Het sprookje
heeft de diepste achtergronden en de
meest betekenisvölle strekking van alle
verhalen. De magie, waarwe meestal
aan voorbij lopen zonder haar op te merken,
z it in ieder leven - en het is het
' sprookje waarin dat serieus tot uitdruk-
king komt. Het was natuurlijk wonderlijk
dat bij na al die stoere figuren en ge-
vaarlijke toestanden plotseling met een<
verhaal;.als ‘Puk en Poppedijn’ begon.
Maar aan zijn tekeningen is duidelijk te
zieh waarom. De aandacht die de natuur
gegeven wordt, de details en de vaak
symbolische betekenis van planten en
bomen tonen een zijde in hem die nog
niet duidelijk naar buiten was gekomen.
Piet Wijn, Aram van
de eilanden, De val
van Barranca (6/30)