
aar gekozen. Men treft het namelijk ook aan in oudere
voorbeelden, waaronder Rembrandts Anatomische les van
dr. Nicolaes Tulp (Mauritshuis) en Frans Hals' Maaltijd
van officier en van de Cluveniers (Frans Halsmuseum).
[Noot. 13] Veel gebaren in de schilderkunst hebben een
traditionele, vastomschreven betekenis. Gezien zijn dege-
lijke traditionele opleiding was Hendriks zieh hiervan
stellig bewust, hoewel dergelijke kennis tegen het einde
van de achttiende eeuw geen gemeengoed meer was.
Bovendien bestudeerde hij als kunstenaar en kunstkenner
werken van menig Hollandse zeventiende-eeuwse mees-
ter,- een tekening naar Hals' genoemde schutterstuk be-
vindt zieh in Teylers Museum.
ANDERE (ZEL F )PORTRETT EN VAN WYBRAND EN AGATHA
Twee afgebeelde zelfportretten, waaronder die met de ver-
zamelaar Jacob de Vos, vertonen onmiskenbaar gelijkenis
met de voorheen onbekende man op het verworven schilderij.
[Noot 14] (Afb. 4 en 5) Aan de hand van Hendriks'
eerder ter sprake gekomen tekening in het Haarlemse Gemeentearchief,
kon de vrouw aan zijn zijde geïdentificeerd
worden als Agatha Ketel. (Afb. 3) Tezamen met Teylers
aanwinst zijn nu vier geschilderde zelfportretten van hem
bekend. [Noot 15] Daarbij inbegrepen is Het Teekencolle-
gie te Haarlem, een werk waarop Hendriks zichzelf als één
van de vele figuranten afbeeldde en dat tot voor kort het
enige portretje van de kunstenaar in Teylers Museum was.
Uit schriftelijke bronnen blijkt voorts dat er nog ten min-
ste twee andere geschilderde zelfportretten hebben be-
staan, waarvan er één vermoedelijk eveneens een conver-
satiestuk was. De beschrijving van zijn boedel, opgemaakt
bij zijn overlijden, vermeldt namelijk: 'Een schilderij zijn-
de het portrait van den overledene en zijne laatste huis-
vrouw, in een vergulde lijst, door den overledene.' [Noot
16] Bedoelde echtgenote is de reeds hierboven genoemde
Geertruid Harmsen. Het tweede zelfportret, dat ook
slechts u it schriftelijke bron bekend is, is reeds ter sprake
gekomen in de inleiding. Hendriks sphonk het in 1826 be-
reidwillig aan Teylers Stichting om het op te laten hangen
in Teylers Hofje. Het portret is helaas verloren gegaan.
E EN GELUKKIGE AANWINST Dankzij de recente aankoop
beschikt Teylers Museum nu alsnog over een portret van
de man met wie hetzo'n bijzondere en historische band
heeft. Het is bovendien een werk dat is ontstaan in zijn
atelier in het Fundatiehuis. Hendriks was in zijn tijd niet
alleen Haarlems belangrijkste schilder, maar hij was ook
een portrettist van landelijk formaat. Hij kon zieh op dit
gebied meten met Adriaan de Lelie (1755-1820) die na
Hendriks' verhuizing van Amsterdam naar Haarlem al
snel de belangrijkste portrettist werd in de hoofdstad.
Mede door hen beiden werd het conversatiestuk in Nederland
aan het eind van de achttiende eeuw weer op een
hoog niveau gebracht. Het is daarom van toegevoegde
waarde dat het verworven kunstenaarsportret binnen dit
genre valt. Daarbij is het Hendriks' enige overgeleverde
zelfportret met echtgenote. Deze gegevens maken dat ge-
sproken mag worden van een buitengewoon gelukkige
aanwinst voor het Haarlemse Teylers Museum, maar ze-
ker ook van één die het lokale belang overstijgt. ■
In november 1999 werd
Teylers Museum blij verrast
met de scbenking van een
zilveren penning uit 1767.
In bet nu volgende korte
verslag zal uit de doeken
worden gedaan waarom
deze penning voor Haarlem
en Teyler zo bijzonder is.
Door Paul Bel i ën
H j | edio jiili 1999%erd door de V
l.w ’ heer J. Lammers een onooglijk
I zwart metalen öbject gevonden
tijdens het, schoonmaken van de goot
van een moderne Iqpds op het terrein
van de woon-werkgemeenschap
Emmaus Haarzuilens. Het was duide-?
lijk dat dit geen rbmmel was die men
normaliter bij dergelijke werkzaamhe-
den aantrof. Door de hoeveelheid vuil
was echter niet direct te zien om wat
voor voorwerp' het ging. Nadat de erg-
ste aanslag verwijderd wa&bleek het :
om een zilyeren schijf te gaaia waarop,
enige letters te zien waren. De heer
T. Fikkerman, een frequent bezoeker
van Emmaus en amateur-historicus,
werd in kennis gesteld van de vondst
en hij begon een onderzoek. Hij zorgde
er onder meer voor dat het stuk werd
gereinigd. Hierna was pas te zien dat ..
het om een fraai gegraveerde penning,
ging.
Onder de laag vuil is de volgende tekst
op de voorzijde vandaan gekomen:
- Izaak van der Vinne Gebooren 28
Maij 1718 - Hester van den Brie
Gebooren 28 Maij 1710, deze
tekst loopt om een krans van volu-
ten en bloemen, in deze krans
Staat: Te Samen In den Egt
Verbünden op Den 9 December
1742.
van een 18de eeuwse
familiepenning
naar Haarlem
Op de keerzijde:
- Ter Gedagtenis van de Vijf en
Twintig Jarige Trouw dag, en we-
derom in een krans: Van Izaäk
van der Vinne 0 Hester van den
Brie Geviert op den 9 December
276« ;|
Het ronde plaatje zilver waarvan de
perming is gemaakt is uitgezaagd tot
een soort bloemvorm, waaromheen
een gevlochten zilveren draad is gesol-
deerd. Het geheel wordt omvat door
een zilveren rand waaromheen een
wat dikkere, tot een koord gevlochten,
zilveren draad is bevestigd. De
penning heeft een diameter van 81
mm en weegt iets meer dan 39 gram.
Aangezien we te maken hebben met
een stuk dat betrekking heeft op een
Haarlemse familie kan, met enig
voorbehoud, aangenomeri worden dat
de penning is gemaakt door een lokale
edelsmid. Zilvermerken ontbreken
echter zodat een toewijzing op dit moment
onmogelijk is.
Zoals uit de tekst blijkt is de penning
gemaakt ter gelegenheid van de vie-
ring, op 9 december 1767, van het 25-
jarig huwelijk van Izaak van der Vinne
en Hester van den Brie. Izaak van der
Vinne behoorde tot een bekende
Haarlemse familie die ondermeer een
aantal belangrijke schilders heeft
voorgebracht. Izaak was boekhande-
laar en textielfabrikeur te Haarlem.
Hij werd op 28 mei 1718 in deze stad
geboren en stierf op 1 maart 1801.
Zijn (eerste) vrouw was Hester van
den Brie. Zij werd in Haarlem geboren
op 28 mei 1710 en stierf hier op 5 September
1775. Uit dit huwélijk zijn
twee dochters geboren (Sliggers en
Goudriaan 1987, p. 185).
De bekende Haarlemse familie van
der Vinne was van doopsgezinde huize
evenals de grondlegger van Teylers
Stichting, Pieter Teyler van der Hulst.
Izaak van der Vinne en Pieter Teyler
hebben elkaar derhalve waarschijnlijk
gekend. Izaak van der Vinne was te-
vens een neef van de kunstschilder
Vincent van der Vinne (1736-1811).
Deze was aangesteld als eerste beheer-
der van de kunstverzamelingen van
Teylers Stichting (van 1778 tot 1785).
Het laten maken van penningen ter
gelegenheid van een zilveren bruiloft
was in de achttiende eeuw geen onge-
bruikelijke zaak. Vaak werden meer-
dere exemplaren geproduceerd die be-
stemd waren voor de echtelieden, de
kinderen en/of kleinkinderen.
Hoeveel er van deze penning zijn geproduceerd
is niet meer te achterha-
len. De schrijver van dit artikel kent
nog twee andere exemplaren van deze
huwelijkspenning. Een stuk bevindt
zieh in het Goud-, Zilver- en
Klokkenmuseum te Schoonhoven
(van Loghum Slaterus e.a. 1988/1989,
nr. 1226A), de andere bevond zieh in
1980 in een particulière collectie in
Capelle aan de IJssel (Sliggers en
Goudriaan 1987, noot 28). Dit soort
penningen behoren tot het genre van
de zogenaamde familiepenningen.
Hieronder resorteren onder andere de
trouw- en huwelijkspenningen (en ju-
bilea van huwelijken). Binnen deze
laatste groep zijn de penningen die
vijfentwintigjarige huwelijken her-
denken het minst zeldzaam. Een bruiloft
bracht vaak zulke hoge kosten
met zieh mee dat er geen geld meer
was om de gasten een penning cadeau
te doen. Aan de andere kant kwam
het niet vaak voor dat een echtpaar
het vijftigjarig huwelijksfeest vierde,
omdat veel vrouwen in het kraambed
stierven en de gemiddelde leeftijd een
stuk lager lag dan tegenwoordig (Van
der Meer 1971/1972, 109).
Hoe deze penning uiteindelijk in de
goot van een loods in Haarzuilens te-
recht is gekomen zal altijd wel een
raadsel blijven. Feit is dat deze voor
Haarlem en Teyler zo belangrijke penning
nu weer terug is in de stad waar
hij 233 jaar geleden waarschijnlijk
werd gemaakt. ■
Literatuur
Loghum Slaterus, A.J. Bemolt van, G. van der Meer en F.A.
Nelemans, Nederlandse familiepenningen tot 1813. Supplement
op het boek van Dr. A.J. Bemolt van Loghum Slaterus, met Addenda
en Corrigenda, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 75/76
(1988/1989) pp. 87-113.
Meer, G. van der, De algemene familiepenningen van de
Holtzhey’s, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 58/59
(1971/1972) pp. 101-141.
Sliggers, B.C. en D.F. Goudriaan, De Haarlemse kunstenaarsfamilie
Van der Vinne, laarboek Centraal Bureau voor Genealogie 41
(1987) pp. 148-207.