
Afb.4
Jacob de Vos en de
kunstenaar bij bet be-
schouwen van een
stilleven Wybrand
Hendriks (1744-1831)
1783. Penseel en
Oost-Indische inkt,
420 x 335 mm
Koninklijk Oudheid-
kundig Genootschap,
Amsterdam
Het afgebeelde Lodewijk XVI-interi-
eur was destijds modieus en geeft on-
getwijfeld een aardige indruk van hoe
hun werkelijke woonomgeving er
heeft uitgezien. Het schilderij is ont-
staan in de tijd dat hij met zijn vrouw
in Teylers Fundatiehuis woonde,
waarschijnlijk in 1791. Weliswaar zijn
de signatuur en datering (1791) op het
paneel niet eigenhändig, maar de afgebeelde
kleding en vergelijking met andere
gedateerde portretten van zijn
hand maken een datering rond dat jaar
wel aannemelijk. [Noot 10]
Decoratieve elementen en meubelen
uit het Fundatiehuis stonden meer
dan eens model voor het decor van
zijn schilderijen. In de achtergrond
van het onderhavige werk vinden wij
bijvoorbeeld de lambrizering van
Teylers Grote Herenkamer terug. Het
is verleidelijk om in de vaas, die zo
en. Hendriks leefde in die periode in
de dienstwoning met atelier in het
voormalige woonhuis van Pieter
Teyler, het zogeheten Fundatiehuis.
In Teylers testament Staat beschreven
wat er van de opzichter werd verwacht:
'konstschilder of liefhebber
der konst, bekwaam om over de konst
te oördeelen en een Cabinet van
Teekeningen en Prenten te schikken
en in orde te houden.' Van deze taak
heeft Hendriks zieh meer dan voor-
beeldig gekweten, want tijdens zijn
beheer zijn de Kunstverzamelingen
spectaculair uitgebreid. De belangrijk-
ste aanwinst is zonder twijfel de we-
reldvermaarde groep Italiaanse teke-
ningen, voor het grootste deel afkom-
stig uit de collectie van Christina van
Zweden. Maar ook veel van de teke-
ningen uit de Nederlandse school in
Teylers Museum zijn verworven
dankzij Hendriks' kennis en inspan-
ning. Hij mag daarom worden gezien
als de feitelijke grondlegger van de
Kunstverzamelingen. Het 'in orde
houden' van de verzameling behelsde
onder andere het restaureren en opzet-
ten van tekeningen en prenten en het
bijhouden van een catalogus. Naast
deze bezigheden schilderde hij diverse
werken in opdracht van de Stichting,
waaronder een groepsportret van het
College van Directeuren en enkele
schoorsteen- en bovendeurstukken
voor het door hemzelf bewoonde
Fundatiehuis. Al deze werken zijn nog
ter plaatse te bewonderen. In de loop
van de tijd heeft het museum meer
werk van Hendriks verzameld, zodat
het thans beschikt over een uitgele-
zen overzicht van zijn geschilderde en
getekende oeuvre.
HETDUBBE LPORTRE TV AN
WYBRAND EN AGATHA Het door Teyler
verworven dubbelportret is een
conversatiestuk. Volgens de regels van
dat genre worden personen geportret-
teerd in hun natuurlijke omgeving,
zieh met elkaar onderhoudend zoals
zij dat in werkelijkheid zouden kun-
nen doen. In Nederland is Hendriks
één van de belangrijkste representan-
ten van deze portretvorm. Evenals de
meeste conversatiestukken uit de
tweede helft van de achttiende eeuw,
heeft ook dit schilderij een ongedwon-
gen karakter. De schilder heeft zijn
vrouw prominent op de voorgrond ge-
plaatst tegen de achtergrond van een
rood gordijn, een kunstgreep die men
aantreft in vele portretten en conversatiestukken
van Hendriks en zijn
tijdgenoten.
haar, gehuld in rouwkleding. (Afb. 3)
Het is niet bij een zakelijke relatie ge-
bleven en in 1775 traden zij met elkaar
in het huwelijk. Na enige jaren
in achtereenvolgens Amsterdam,
Haarlem en Ede gewoond te hebben,
vestigde het echtpaar zich in 1785
permanent in de Spaarnestad, waar
Hendriks met succès had gesollici-
teerd naar een dienstverband bij
Teylers Fundatie. Agatha overleed
daar in 1802 en vier jaar later her-
trouwde hij met Geertruid Harmsen,
weduwe van de Haarlemse stadsorga-
nist J. Radeker. Hij overleefde ook zijn
tweede echtgenote, die in 1817 stierf.
De schilder zelf overleed in 1831 op
86-jarige leeftijd in zijn woonhuis aan
de (inmiddels Gedempte) Oude
Gracht.
Met Teylers Museum heeft Hendriks
een langdurige en intensieve band ge-
had: gedurende 34 jaar (van 1785 tot
1819) bekleedde hij de functie van
'casteleyn' van Teylers Stichting en
opzichter van de Kunstverzameling-
Afb.5
Zelfportret
Wybrand Hendriks
(1744-1831)
1814. Houtskool enwit
krijt op grauw papier,
338x269 mm,
Gemeentearchief,
Haarlem
prominent op de secretaire prijkt, een
persoonlijke bezitting van Hendriks te
zien. Een soortgelijk voorwerp is be-
kend uit de veiling van zijn nalaten-
schap, daar omschreven als een
'fraaije albaste Vaas, op rood marme-
ren voetstuk'. [Noot 11]
Hendriks' kunstenaarschap wordt bescheiden
tot uitdrukking gebracht
door twee attributen: de tekenpen op
de tafel en de links in de voorgrond
geplaatste tekeningenportefeuille.
Rechts op de tafel ligt een 'hand-
dwaal', een linnen doek die rondging
bij het wassen van de handen vooraf-
gaand aan de maaltijd. Voor de be-
schouwer van toen was zo'n voorwerp
een onmiskenbaar teken van wel-
stand. [Noot 12]
Het manuscript, de schrijfkist en de
brievenportefeuille zijn veelvuldig te-
rugkerende attributen in Hendriks'
groepsportretten en conversatiestukken.
Zij kunnen een aanwijzing zijn
voor het beroep van de geportretteer-
de, maar vormen vaak ook niet meer
dan een aanleiding om een conversatiestuk
met een handeling te kunnen
verlevendigen. Zo ook in dit werk
waar Hendriks een gebaar met zijn
rechterhand maakt terwijl hij ogen-
schijnlijk iets uitlegt of preciseert.
Agatha lijkt zijn woorden zorgvuldig
te wegen, onderwijl met haar rechterhand
een hoekje van het manuscript
omvouwend. Wellicht heeft de schilder
het bewuste handgebaar niet zom-
Noten
1. Over de relatie tussen beiden is al het een
en ander geschreven, zie bijvoorbeeld:
‘Teyler’ 1778-1978, Haarlem/Antwerpen
1978 en A. Wiechman, L.C. Palm (red.), Een
elektriserend geleerde. Martinus van Marum
1750-1837, Haarlem, 1987, pp. 151-2.
2. Wybrand Hendriks (1744-1831) (tent. cat.
Teylers Museum) Haarlem 1972, p. 13.
Notities betreffende verwerving van Teylers
Kunstverzamelingen, Teylers Archief inv. nr.
175b, (24 maart 1826).
3. Met dank aan M.A.M. van Hoorn.
4. Brief van Jan Kops aan Van Marum, ged. 10
okt. 1832, geciteerd in: E. Lefebvre, J.G. de
Bruijn (ed.), Martinus van Marum Life and
Work, Vol. VI, Leiden, 1976, ii.
5. Ibid., pp. 420-1. Tweede versie afgebeeld
in: A.C.A.W. van der Feltz, C.H. Hodges
1764-1837, Assen 1982, nr. 356.
6. Haarlem, Rijksarchief voor de Provincie
Noordholland, briefwisseling Martinus van
Marum, brief van Hodges aan Van Marum,
doos 17b.
7. Ibid., brief van Van Senus aan Van Marum,
ged. 11 januari 1831, doos 22.
8. Veiling Christie’s, Londen, 29 Oktober 1999,
nr. 66. De veilingcatalogus stelt dat
Hendriks’ signatuur op de brief staat die
voor hem op de tafel ligt, hetgeen uiteraard
een aanwijzing voor een zelfportret zou zijn.
De bewuste ‘krabbel’ blijkt bij nadere be-
schouwing echter te onduidelijk om als signatuur
aangemerkt te kunnen worden.
9. Ook het jaartal 1774 wordt genoemd:
Wybrand Hendriks (1744-1831) (op. cit.
noot 2), pp. 7 en 19.
10. Het opschrift komt niet overeen met
Hendriks’ handschrift en de letters lichten
op bij UV-licht. Het is denkbaar dat er op
dezelfde plaats een oorspronkelijke signatuur
en datering heeft gestaan, wellicht
sterk nagedonkerd of onleesbaar geworden
door bijvoorbeeld een al te grondige
schoonmaakbeurt. Overigens is de conditie
van het schilderij uitstekend.
11. Veiling Wybrand Hendriks, Amsterdam
(J. de Vries, e.a.), 27 februari e.v.d. 1832,
p. 54, nr. 2 * (voor ( 25,- aan Bronsberg).
12. Met dank aan dr. P. Biesboer.
13. In Rembrandts schilderij heeft het samen-
knijpen van duim en wijsvinger vermoedelijk
ook betrekking op dr. Tulps demonstratie van
de anatomie en de mechanische werking van
de pezen van hand en onderarm.
14. Dankzij enkele van Hendriks’ tijdgenoten is
bekend dat hij een zeer betrouwbaar por-
trettist was. Wybrand Hendriks (1744-
1831) (op. cit. noot 2), pp. 15-6.
15. Hendriks’ geschilderde en getekende zelf-
portretten: Zelfportret met wijnglas, potlood,
137 x 120 mm, Prentenkabinet der
Rijksuniversiteit Leiden; Jacob de Vos en
Wybrand Hendriks bij het beschouwen van
een stilleven, (1783), penseel in Oost-
Indische inkt, 420 x 335 mm, Koninklijk
Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam;
Regenten en de opzichters van het Vrouwe
en Antonie Gasthuys te Haarlem, (1788),
olieverf op doek, 115 x 166 cm, Vrouwe en
Antonie Gasthuys, Haarlem; Wybrand
Hendriks en zijn echtgenote Agatha Ketel,
(ca. 1791 ), Olieverf op paneel, 35,4 x 49
cm, Teylers Museum; HetTeekencollegie te
Haarlem, (1799), olieverf op paneel, 63 x
81 cm, Teylers Museum; Zelfportret,
(1807), olieverf op paneel, 27 x 22 cm,
Frans Halsmuseum, Haarlem; Zelfportret,
|| (1814), houtskool en wit krijt, 338 x 269
mm, Gemeentearchief Haarlem. Zie:
Wybrand Hendriks (1744-1831) (op. cit.
noot 2), nrs. 11; 29; 40; 64; 82 en 147.
16. Gemeentearchief Haarlem, Notarieel Archief
nr. 1764-1641, (15 februari 1831), (met
dank aan B.C. Sliggers). Noch dit, noch het
recent door Teyler verworven zelfportret met
echtgenote komt voor in de veiling van
Hendriks' nalatenschap (zie noot 11).