
5. Het merkteken van
Jacob L'Admirai op de
achterzijde van een
van de gewichtjes. Dit
teken gebruikte hij
tussen 1750 en 1765.
De afbeelding bestaat
uit een leeuw met
zwaard en pijlenbun-
del onder een kroon
en de letters I - L- A.
14
ken te kunnen controleren. Dit leidde
to t een grote vraag naar muntgewicht-
doosjes. Deze werden dan ook rond
1750 weer volop vervaardigd. In deze
periode werd ook het ambt van ijk-
meester-generaal voor de Unie in het
leven geroepen. Deze ambtenaar had
vooral tot taak de gewichten voor du-
katen te controleren. [5]
JACOB L’ADMIRAL JUNIOR Ophe t
etiket dat in het deksel van ons munt-
gewichtdoosje is geplakt Staat de
naam van Jacob 1/Admiral Junior, te-
vens zijn alle muntgewichtjes van zijn
merkteken voorzien. Hij was van
1750 tot 1770 ijkmeester-generaal
voor de Republiek der Zeven Ver-
enigde Nederlanden. Jacob werd, met
zijn tweelingbroer Jan, in een welge-
stelde familie in 1699 te Amsterdam
geboren. Beiden volgden een opleiding
in de teken- en schilderkunst. Om
zieh hierin verder te bekwamen gingen
zij in Londen enige tijd in de leer
bij de bekende Schilder en graveur Le
Blon. [6] Enige tijd later vertrokken de
broers naar Parijs. Jan heeft zieh hier
vooral beziggehouden m et schilderen
en graveren. Jacob heeft zieh, net als
hij reeds in Engeland had gedaan,
vooral toegelegd op h et bestuderen
van insecten. Hij was bijzonder gein-
teresseerd in de verschillende stadia
in het leven van vlinders.
'Het groote veischil dat ‘er in de
Gestalte, Kleuren en Levensmanier,
plaats heeft tusschen een Rups, een
Pop en een Vlinder of Kapel
[kapel=vlinder], die doch een zelfde
diertje uitmaaken, wel na te gaan en
dus te weeten, welk een Vliegend Insekt
uit een Kruipend voort zal komen,
is het fyne der Insekten-Kunde.' [7]
In Frankrijk struikelde hij haast over
een bijzonder zeldzaam exemplaar:
' ...,en de Natuur scheen hem als ‘t
wäre te begünstigen-, doordien de
Rups van de Kapel, die men het
Blaauwe Weeskind noemt, mooglyk
van niemand anders nog me t kennis
ofzekerheid gezien, in 't jaar 1726, te
Versailles, zo als h y door een Dreef
wandelde, naar zyn verhaal, voor zy-
ne Voeten nederviel, ten zynen huize
Spon, en dus in die weergaloze Kapel
veranderde.'
Deze vlinder was zo zeldzaam dat er
grote bedragen voor werden betaald
door verzamelaars:
‘Zo word deeze ongemeen groote
Uil onder de Liefhebbers genoemd, en
z y is zo raar, dat ik bygewoond heb,
dat eene Liefhebber den anderen een
Ducaton [8] voor zu lk een Boodt (*),
maar ze was ‘er n ie t voor te koop.
y ■(*) [Na dat w ylen de Heer
Admiraal d it geschreven had, is de
waarde van deeze Kapel to t twee
Dukaaten [9] of meer gesteegen, doch
naderhand weer gedaald, toen ‘er ver-
scheidenen uit D uitschland overge-
zonden waren.[\Qi\
Deze insecten legde Jacob ook vast op
platen, waarvan de eerste acht in 1740
versehenen. Later bracht hij er nog ze-
ventien uit. Deze waren los te koop. In
maart 1745 volgde hij zijn overleden
schoonvader, Abraham Groengraft, op
als ijkmeester-generaal voor Holland
en West-Friesland. In 1755 legt hij deze
functie neer. [11] D it zal zeker te
maken hebben gehad m et het feit dat M
hij sinds 1750 ook ijkmeester-generaal
voor de gehele Unie was geworden. In
deze functie was hij verantwoordelijk
voor de controle van de balansen en
gewichten die in gebruik waren bij
muntmeesters, zilversmeden en koop-
lieden. Tevens was hij verkoper van
muntgewichten en muntgewichtdoos-
jes. [12] Zijn merk is te vinden op de
onderzijde van de gewichtjes.
NAAUWKEURIGE WAARNEEMINGEN
O J I T I tE N T D E '
V E R Ä N D E R U N G E N
V A N V E E L E
I N S E K T E N
GEKORVENE DIERTJES.
Die in ootran Vyfiig Janen, zo in Vrankryk, als in Engdand en Holland, by een rem-
meid, naar “cLeven konftig afgetekend, en in ’s Kopcx gebragt zyn
Dxr ayUm i n Hur
JACOB L’A D M I R A L ,
Tkmußtr Gaurtal der Tnu-Gcuipta h it Vtrumgi: Ntdalanicn.
Zynde deeze Diertjes vertoond op Boomen, Planten of B!ocmen,daar zy op hmrbouden of van
c .« a— ™ e-j-— — de ETgcnTchippen deezer Infekten, zo vtel ,
leeven, in verfebeiderley Standen in beveegingen; waatby tevens het ondeiicbeid da
6. Titelpagina van het
boek door Jacob
L'Admiral dat werd
uitgegeven in 1774.
’fe A M S T E R D A M ,
BJ J O H A N N E S S L U Y T E R , '
Bockverkooper op den Dam.
M D C C L X X I V .
Zijn drukke baan zorgde er echter
voor dat hij nauwelijks tijd meer had
voor het bestuderen van vlinders.
7. Vijfentwintigste plaat uit het boek met
daarop een afbeelding (bovenste vlinder)
van ‘het Blaauwe Weeskind’.
'Sedert is onze Liefhebber, zo door
het bedienen van h e t Am p t van
Ykmeester Generaal van de Trois-
Gewigten in de Verenigde
Nederlanden, u it hoof de van h et w elk
z yn Ed. jaarlyks twee Provintien be-
zoeken moest, en neemen n iettemin
d it Am p t ook in die van Holland
waar: als door Huiselyke beslomme-
ringen en Kwellingen hem aange-
daan, verhinderd geweest, meer
Plaaten van dien aart u it te geeven. ’
In 1770 stierf Jacob UAdmiral op 70-
jarige leeftijd.
- .'Zyne uitvoerige Verzameling van
Kapellen en andere Insekten, waar
onder zeer zeldzaame Uitlandsche
waren, is in April van ‘t volgend Jaar,
by Veiling, onder de Liefhebbers ver-
spreid.'
Vöör 1745 waren er reeds 25 afzonder-
lijke platen versehenen. Hierna had
Jacob UAdmiral nog eens acht platen
gemaakt. Deze waren bij zijn dood nog
niet uitgegeven. De Amsterdamse
boekverkoper Sluyter kreeg deze laat-
ste acht platen in bezit. H outtuyn
stelde Sluyter voor deze platen ook los
u it te geven zodat de serie in ieder ge-
val compleet op de markt zou zijn,
'ten einde dus de Liefhebbers dat
Werk mogten kunnen laaten inbinden
en dus gevoeglyk gebruiken.'.
Sluyter besloot echter de eerste 25
platen te laten herdrukken en samen
met de laatste acht en alle beschrijvingen
tot een boekwerk u it te geven.
Dit boek verscheen uiteindelijk in
1774 onder de titel: Naauwkeurige
waarneemingen omtrent de verande-
ringen van veele Insekten of gekorve-
ne diertjes, die omtrent vijftig jaaren,
zo in Vrankryk, als in Engeland en
Holland, by een verzameld, naar ‘t
leeven konstig afgetekend, en in ‘t ko-
per gebragt zyn door wylen den heer
Jacob LAdmiral, Ykmeester Generaal
LITERATUUR
Beek, M.L.F. van der, De dukaten in de
Overijsselse muntbusopening van 1669, De
Beeldenaar 17 (1993) pp. 488-494
Huiskamp, M. en C. de Graaf, Gewogen ofbedr-
ogen, het wegen van geld in de Nederlanden,
(Leiden 1994).
Gelder, H.E. van, De Nederlandse munten,
(Utrecht/Antwerpen 1965).
Kerkwijk, A.0. van, De Noord-Nederlandsche
Muntgewichtmakers, I: De ijkmeesters-generaal,
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 26 (1939)
pp. 83-123.
L’Admiral, J., Naauwkeurige waarneemingen omtrent
de veranderingen van veele insekten of ge -
korvene diertjes, die omtrent vijftig jaaren, zo in
Vrankryk, als in Engeland en Holland, by een
verzameld, naar t leeven konstig afgetekend, en
in t koper gebragt zyn door wylen den heer
Jacob L’Admiral, Ykmeester Generaal der Trois-
Gewigten in de Vereenigde Nederlanden.
(Amsterdam 1774).
Pol, A. Noord-Nederlandse Muntgewichten,
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 76 (1989)
pp. 5-143.
REKENWERK
In de Noordelijke Nederlanden gebruikte men bij
het wegen van goud en zilver het trooise gewicht.
De mark hiervan was verdeeld in 8 ons,
160 engels of 5120 aas. Een trooise mark woog
omgerekend 246,084 gram.
1 mark = 8 ons = 246,084 gram
1 ons = 20 engels = 30,761 gram
1 engels = 32 aas = 1,538 gram
1 aas = 0,048 gram
GeTllustreerd is een dukaat uit 1732 met een gewicht
van 2,976 gram. Het wettelijk gewicht van
een dukaat moest volgens een Resolutie van de
Staten Generaal (17 februari 1606) 2 engels 8,5
aas zijn (= 72,5 aas x 0,048 gram = 3,48
gram). Een gouden munt mocht nog in circulatie
blijven als het gewicht van de munt twee aas onder
het wettelijk gewicht lag. Een dukaat moest
derhalve minstens 3,48 - (2 x 0,048 gram) =
der Trois-Gewigten in de Vereenigde
Nederlanden. (Amsterdam 1774).
Dit m untgewichtdoosje blijkt na enig
onderzoek een nauwe band te hebben
met enkele andere objecten in de col-
lectie van Teyler. De vlinder-verzame-
lende ijkmeester-generaal en zijn
vriend hebben deze schenking derhalve
extra interessant gemaakt voor
Teylers Museum. ■
3,384 gram wegen. Dit exemplaar weegt echter
2,976 gram. Dit is 0,408 gram onder de uiterste
grens. Deze dukaat uit 1732 heeft ruim 1 4 % van
zijn wettelijk gewicht verloren en zou bij een
eventuele controle met behulp van een balansje
en muntgewichtje direct uit de circulatie zijn
gehaald. Dit verlies aan gewicht is waarschijn-
lijk niet alleen te wijten aan slijtage, maar gelet
op de krappe ruimte tussen omschrift en rand
van de munt is dit exemplaar ook nog eens ge-
snoeid!
Noten
1. Pol (1989) 128-129.
2. Huiskamp en de Graaf (1994) 69.
3. Het gewichtssysteem was gebasseerd op
marken, hierbij was een Hollandse Trooyse
mark 246,084 gram; 1 mark = 8 ons; 1 ons
= 20 engels; 1 engels = 32 aas; dus 1 mark
= 5120 aas; 1 aas = 0,048 gram.
4. Huiskamp en de Graaf (1994) 67-69.
5. Van Gelder (1965) 155-156.
6. Jacob Christof Le Blon (1667-1741), Schilder,
graveur en uitvinder van de vierkleu-
rendruk.
7. Alle citaten zijn (indien niet anders aange-
geven) afkomstig uit de voorrede op
L’Admiral 1774, dat pas na zijn dood is uitgegeven.
Deze voorrede is geschreven door
dr. Martinus Houttuyn, een vriend van
L’Admiral. In Teylers Museum bevinden zieh
mineralen uit St. Andreasberg en Karinthië
en doosje tinertsen uit Malakka, die afkomstig
zijn uit het kabinet van Houttuyn, dat in
1789 te Amsterdam werd geveild; zie: A.
Wiechmann en L.C. Palm ed., Een elektrise-
rend geleerde, Martinus van Marum 1750-
1837 (Haarlem 1987) p.247.
8. Grote zilveren munt van drie gülden en drie
stuivers.
9. Dukaat: gouden munt van ca. 3,5 gram met
een waarde van ongeveer vijf gülden.
10. L’Admiral 1774, p. 23.
11. Van Kerkwijk (1939) 102, noot 28.
12. Van Kerkwijk (1939) 106.