
'VAN LOOY MET DEN
NOORDERZON, WEG!!’
De reizen van Jacobus van Looy (1 8 5 5 -1 9 3 0 )
Teylers Museum, Aquarellenzaal
Spaarne 16, Haarlem
19 december 1 9 9 8 t/m 28 februari 1999
'NIETS IS ZOO MOOI ALS ZIEN
Jacobus van Looy (1 8 5 5 -1 9 3 0 ) , schilderijen
Frans Halsmuseum, Verweyhal
Grote M a rk t 16, Haarlem
19 december 1 9 9 8 t/m 7 maart 1 999
10
7. Schetsen naar
portretminiaturen,
Palazzo Pitti,
Pen in zwart
(Teylers Museum,
Haariem)
haast impressionistische hand die hij in
een latere periode gaat voeren. In een
brief-aan zijn vriend Charles van Deventer
beschreef hij de indruk van de kade als
volgt: ‘Ik heb een kamer gehuurd (straks
zal ik je zeggen hoe) op de Chiaga Santa
Lucia, vierde verdieping en recht voor me
heft zieh de gracieuze Vesuvius in luchtige
kleuren van violet en groen, bijna als uit
het blauwe water, dat in lange strakke lij-
nen zacht voorrimpelt. (...) dat is mijn uit-
zicht als ik op een stoel zit. Buig ik me een
weinig voorover, ziende naar de kade dan
stijgt er (figuurlijk gebruikt) een warrek
boel van rood, oranje, groen, wit en blauw
naar boven waar ik bijna blind van word,
alles beweegt en verplaatst zieh, vormt
donkere plekken of lichtende massa’s
waar tussendoor altijd en altijd weer het
helle geel van citroenen en oranges de
eenheid stoort en verbrokkelt, als wilde
noten van een overspannen artist, zonder
harmonie in zijn muzikale conceptie ge-
worpen. En dat is ‘t wat me hier zo van
stuk brengt, gebrek aan eenheid, geen
saamgedrongen, geen concentratie van
licht en schaduw als bij ons, maar ram-
mefen,. ramrrielen, rammelen’ (Brief Van
Looy aan Van Deventer, 7 juli 1885)
In kortjDestek wordt deze ontwikkeling
van verplichting naarvrijheid getoond. Bo-
vendien zijn de origínele brieven, waaruit
de hier geciteerde passages afkomstig
zijn, opgenomen en deze vormen letterlijk
het commentaar op het beeid- materiaal.
Het thema van de reis loopt als een rode
draad door de expositie. De bezoeker
volgt Van Looy op zijn reis naar verschil-
lende steden. Men maakt kennis met de
uiteenlopende onderwerpen die Van Looy
verbeeldde: van academische schetsen
en studies in de vrije natuurtot en met de
losse schetsen die hij onderweg [Afb. 4]
maakte in Italie, Spanje en Marokko. De
pensionnaire liet zieh daarbij graag inspi-
reren door het stadsgezicht, maar ook kin-
deren en oudere mensen, werkvolk, planten
en dieren trokken in hoge mate zijn
aandacht.
De laatste plaats die Van Looy op zijn eer-
ste reis bezocht was de stad Tanger, in
Marokko. Daar zag hij wonderlijke dingen
en hij deed er veel inspiratie op. Hij kon er
echter niet zo lang blijven en het lukte hem
dan ook niet om er een goed schilderij te
maken, iets wat hij heel graag wilde. Hij
maakte er echter wel een mysterieuze te-
kening in zwart krijt, waarover hij in een
brief aan Allebé het volgende schreef:
‘Dan weer vrouwen die hun zondag door-
brengen al keuvelend op de graven van
mannen of familiebetrekkingen, bij me-
kaar gehurkt als spooksels op een mooie
grond tussen stekelige aloe’s’. (Brief Van
Looy aan Allebé, 21 november 1886)
Na zijn verblijf in Tanger keerde Van Looy,
die inmiddels had besloten dat hij niet
langer door de regering voorgeschreven
taken wilde verrichten, langzaamaan naar
Holland terug en met een körte tussen-
stop in Parijs arriveerde hij eind februari
1887 in Amsterdam.
Jaren later, om precies te zijn in 1901,
zou hij terugkeren naar Marokko, ditmaal
in gezelschap van zijn vrouw Titia. Deze
nostalgische reis voerde hem terug naar
het land dat hem inspireerde; niet alleen
tot een aantal prächtige schetsen, maar
ook tot het schrijven van de roman ‘Gek-
ken’ (1892). De tekeningen van zijn
tweede reis zijn om die reden interessant,
want Van Looy leek in eerste instantie op
zoek te zijn naar de indrukken die hij tij-
dens zijn eerste bezoek aldaar kreeg. De
schetsen die hij tijdens het laatste deel
van zijn eerste reis en die tweede grote
reis maakte vormen het sluitstuk van de
tentoonstelling.
Tüssen 1887 en 1901 maakte Van Looy
verschillende uitstapjes naar Londen,
Brugge en Parijs. Van zijn verblijf in Londen
getuigt de prächtig uitgewerkte teke-
ning ‘Montague House’. Ditwerk, uit par-
ticulier bezit, wordt hier voor de eerste
keer aan het publiek getoond. In eigen
land ging Jacobus ook wel eens op pad.
Voornamelijk te voet trok hij door het Bra-
bantse land en het Limburgse heuvel-
landschap. Van deze omzwervingen zijn
fraaie schetsen bewaard gebleven.
Bij deze expositie zal onder gelijklui-
dende titel een bundel teksten over de
reizen van Van Looy verschijnen. Gelijktij-
dig met deze expositie opent in het Frans
Halsmuseum de expositie ‘Niets is zoo
mooi als zien ...’, een overzichtstentoon-
stelling van Van Looy’s olleverfschilde-
rijen. ■
tot le verbeelding spreekt en Bert Sliggers en Marijke Besselink in Madagascar
op zoek gaan naar sporen van de olifantsvogel
De burgemeester had wel wat anders aan
zijn hoofd. ‘s Nachts waren er weer plunderingen geweest en de
opstandjes van Afrikanen gericht tegen Indo-Pakistaanse winke-
liers begonnen ernstiger vormen aan te nemen. Die nacht was er
zelfs een dode gevallen. De armoe in Madagascar is schrijnend en
de ontevredenheid onder de bevolking neemt toe. H et stadhuis
vanTaolanaro -ofFort Dauphin, de Frans-koloniale naam van de
stad- was nagenoeg verlaten en ons verzoek de burgemeester te
spreken kon niet ingewilligd worden. Dan maar een brief: Nous
sommes Bert Sliggers et Marijke Besselink de Musée Teyler, Holland
et nous voudrons acheter un o eu f non cassée deAepyomis maximus.
Tenslotte was het ons daar om te doen. We waren op zoek naar
een ei van de olifantsvogel, een gigantische loopvogel die zo’n
driehonderd jaar geleden, o f misschien al langer, op Madagascar
was uitgestorven. Een brief viel te proberen. Een olifantsvogel-ei
vinden zou nog niet de grootste moeilijkheid zijn, maar het ei het
land uitvoeren zou de nodige problemen opleveren. En terecht.
Natuur- en cultuurgoed moeten in het land van herkomst blijven
en daarvoor zijn internationale afspraken gemaakt. Op het vlieg-
veld van de hoofdstad Antananarivo, door de bewoners kortweg
Tana genoemd, stonden verschillende voorbeelden van verboden
exportprodukten: het schild van de ernstig bedreigde stralen-
schildpad, tasjes gemaakt van slangenleer, en ook de van scherven
in elkaar gezette eieren van de olifantsvogel. Maar wij waren geen
gewone toeristen op zoek naar een souvenir voor de schoorsteen-
mantel. Wij zouden graag de replica van het Aepyornis-ei in Teylers
Museum vervangen ofvergezeld zien door een echte. Wellicht
dat de burgemeester ons aan de benodigde papieren zou kunnen
helpen. Over de uiteindelijke beslissing een ei van Madagascar naar
Teylers Museum te doen gaan zou de minister beslissen en, niet in
de laatste plaats natuurlijk, onze direkteur. Maar de brief was een
treedje op weg, daarna zouden we verdere stappen ondernemen, af-
hankelijk van een eventuele reactie. Die kwam natuurlijk niet on-
middellijk.
2. ‘flepyornis maximus
Madagascar in
the collection of mr.
G.D. Rowley, drawn
from the original
feb.8,1878’ , uit:
Ornithological
miscellany, vol.lll,
London, 1878