
6. Carl Emil Mogie
(1857-1934),
Rotterdam,
Gezicht op de
Laurenskerk, 1890,
Ontwikkelgelatine-
zilverdruk, verm.
ca 1920, coll. PKL
‘Van Loon met den nnnrderznn, weg!!’
De reizen van Jacobus van Looy (1855-1930)
1. Straatje in Kaliaans bergdorp, (vermoedelijk Marino), 1885, krijttekening, aquarel, 340 x 250 mm
(Teylers Museum, Haarlem)
VAN WEESJONGEN TOT KUNSTENAAR
De moedervan Kobus stierf toen hij amper
vier jaar oud was. Na het overlijden
van zijn vader, nauwelijks een jaar later,
werd de kleine Ko met zijn zusjes door
hun grootmoeder naar het Burgerwees-
huis te Haarlem gebracht. In die tijd waren
de omstandigheden voor weeskinde-
ren niet gemakkelijk. p l werden be-
schouwd als ‘zondaarskinderen’ en op
de maatschappelijke ladder stonden zij
helemaal onderaan. Tot zijn elfde jaar
volgde Jacobus lessen aan de gestichtsschool
en daarna moest hij gaan werken
om een bijdrage te leveren aan het le-
vensonderhoud van het huis. Jaapje
werd bij een drukkerij als leerling-letter-
zetter aan het werk gezet. Hij werkte
overdag en ‘s avond volgde hij lessen
aan de Burgeravondschool. Tijdens een
tekenles werd zijn talent om te tekenen
ontdekt door zijn leraar, DJ. Joosten, die
zelf bloem- en stillevenschilder was.
Deze gaf hem extra tekenlessen en om-
dat Jaapje aantoonbaar getalenteerd
was werd hij door zijn leraar voorgedra-
Teylers Museum bezit een
grote collectie schetsen en
studies van Jacobus van Looy
(1855-1930). Deze tekenin-
gen zijn in 1885 in het bezit
van het museum gekomen. De
toenmalige conservator HJ.
Schölten had bij deze aankoop
een dikke vinger in de pap.
Door zijn vriendschap en be-
middeling met August Allebé,
de toenmalige directeur van
de Rijksacademie der Beeidende
Künsten, besloot het
museum tot het kopen van de
eerste zending schetsen en
studies, die Van Looy maakte
in het kader van de Prix de
Rome-reis.
B — De expositie ‘Looy, met
de noorderzon, weg!!’ in de Aquarellen-
zaal van Teylers Museum, toont een se-
lectie tekeningen uit deze collectie. Er
wordt een breed overzicht gegeven van de
tekeningen die Van Looy maakte in de landen
die hij tijdens zijn leven heeft bereisd.
Behalve werk uit eigen verzameling zijn er
werken uit openbare collecties, zoals die
van het Rijksprentenkabinet en vooral die
van de Stichting Jacobus van Looy. Uit particulier
bezit worden enkele werken ge-
toond die nooit eerder zijn geëxposeerd.
gen als lid van het Haarlemse tekencol-
lege ‘Kunst zij ons doel’.
Jacobus ontwikkelde zieh als schilder en
tekenaar, het was zijn lust en zijn leven
en daarbij werd hij nauwlettend in de ga-
ten gehouden door Joosten. Nauwelijks
enkele jaren later gaf Joosten het advies
aan de regenten van het weeshuis, om
de jongeman naar de Rijksacademie van
Beeidende Künsten in Amsterdam te laten
gaan. Men zamelde geld in en voor de
jonge Van Looy ging een droom in vervul-
ling.
Jacobus was een serieuze Student en op
advies van zijn leermeester August Allebé
schreef hij zieh in 1884 in voor het concours
om de Prix de Rome, een prestigi-
euze aanmoedigingsprijs voor jonge beeidende
kunstenaars. Nadat hij alte,
onderdelen met goed gevolg had afge-
legd, stond hij in de eindstrijd tegenover
de schilder Jan Dunselman. Van Looy won
uiteindelijk via een loting de gouden médaillé;
een feit waar hij nogal verbolgen
over was, omdat hij liever had gezien dat
de Académie een duidelijk standpunt had
ingenomen inzake het werk van beide
kunstenaars.
Uiteindelijk berustte Van Looy in de be-
slissing van de jury, want het stelde hem
in Staat zijn Studie voort te zetten in Italie
op kosten van de Nederlandse regering;
2. Een processie in
de regen, op de rüg
gezien, in een
Italiaans bergdorp,
1885, pastel,
447 x 622 mm
(Teylers Museum,
Haariem)
Van een heel andere stemming getuigt een dubbelportret in kool-
druk van A.S. (Bram) Weinberg uit 1914. Weinberg had, wan-
neer hij vrij en artistiek werk maakte, een voorliefde voor por-
tretstudies, die gekenmerkt w orden door een kalme, dromerige
sfeer. H et daarbij gebruikte kooldrukprocédé gaf zijn werk een
wat zwaarmoedige stemming. Zijn themakeuze werd gedeeltelijk
bepaald door zijn joodse achtergrond. Schilderkunst vormde zijn
inspiratiebron. In zijn werk is dan ook de invloed van de negen-
tiende-eeuwse Hollandse meesters te herkennen. Wat betreff the-
matiek, lichtbehandeling en compositie vertonen Weinbergs
kooldrukken opvallende verwantschap met schilderijen van zijn
tijdgenoot Jozef Israëls. De romantische, verinnerlijkte stemming,
die versterkt wordt door de overheersende donkere tint, is
kenmerkend voor de werken van beide kunstenaars.
Zweers’ fotos zijn meestal ook donker en wat zwaarmoedig van
tint, maar zijn ‘Körte Spaarne’ in platinadruk uit 1910 is een
prächtig voorbeeld van het lichtspei in de vroege ochtendmist dat
de impressionistische schilders zo boeide. In het diffuse licht lij-
ken vormen op te lossen en in elkaar over te vloeien. Terwijl in de
werkelijkheid het beeid helderder wordt naarmate men dichter-
bij komt, moet men bij de foto juist meer afstand nemen om in
de lichtcontrasten de vormen te kunnen onderscheiden. '
De foto van de Laurenskerk van Carl Emil Mögle, volgens de datering
op de foto een opname u it 1890, heeft de sfeer van een na-
tuurlijk réalisme zoals dat door de Engelse fotograaf Peter Henry
Emerson werd gepropageerd. Mögle maakte vakkundig gebruik
van bestaande, diagonaal lopende lichtcontrasten en koos een
perfect standpunt voor zijn camera, zodat de toren ver op de achtergrond
toch het middelpunt van zijn foto werd.
De fotopicturalisten probeerden hun beeidende middelen zo ex-
pressief mogelijk te gebruiken voor h u n stemmingsfoto’s en op de
tentoonstelling is te zien dat ieder daarvoor zijn eigen oplossin-
gen vond. ■