
Bij die collectie behoren grote stukken ca-
rapax, rugschild van de reuzenschildpad
Allopleuron hoffmanni, een schildpad die
naar het oordeel van Winkler niet goed
beschreven was. Ziedaar, een nieuwe uit-
daging voor onze catalogisator, een uitda-
ging die hij met hernieuwde ijver aanpakt.
Allerlei instellingen met schildpadden uit
Maastricht, in Nederland en België worden
bezocht. Niet alleen de reuzenschildpad
van Maastricht, maar ook de schildpadden
van Oeningen, van de Sheppey
en de Purbeck Beds in Engeland, uit het
Eoceen van Brussel, en uit de Bad Lands
van Nebraska worden uitvoerig beschreven
in zijn eerste monografie: Des Tortues
fissiles conservée dans le musée Teyler et
dans quelques autres musées.
Ook worden Winkler fossielen toege-
stuurd ter determinatie. Zo stuurt professor
G. Dewalque uit Luik hem een collectie
haaientanden uit het Paleoceen.
Winkler waagt zieh niet alleen aan determinatie
maar beschrijft ook nieuwe soor-
ten. De namen die W^inkler aan haaientanden
gaf, worden nog steeds gebruikt.
Ook de steenplaten met voetsporen worden
beschreven. Vaak zijn het eerste beschrijvingen,
die zeer goed worden ont-
vangen. Soms kan onze autodidact ook
stevig blunderen. Zo is er in het museum
een plaat met kennelijk de afdruk van een
degenkrab, Mesolimilus walchii. Winkler
ziet treffende overeenkomsten met de
pelvis, die Hermann von Meyer had beschreven
als Pterodactylis grandipelvis
(dikgat pterodactylis) en zo benoemt
Winkler hem Ichnites pterodactyli grandi-
pelvii (spoor van de dikgat pterodactylis).
Op die manier worden veel nieuwe aan-
winsten maar ook fossielen van anderen
beschreven. De Table chronologique des
Etudes paléontologiques, géologiques et géo-
gnostico-minéralogiques au musée Teyler,
vermeldt, inclusief de catalogi en Supplementen,
48 publicaties.
HET NIEUWE MUSEUM
De nieuwbouw van Teylers Museum, ge-
opend in 1886, kondigt zieh aan. Winkler
koopt al in 1881 het geraamte van
een grottenbeer voor de nieuwbouw. In
de daarop volgende jaren volgen allerlei
grote kristallen, waaronder de grootste
antimoniet ter wereld, voor plaatsing onder
de stolpen in de nieuwbouw.
Op 29 december 1884 wordt het eerste
WINKLERS FUNCTIES, LIDMAATSCHAPPEN EN EERBEWIJZEN
1862
Corresponderend lid Naturforschende
Gesellschaft zu Emden
1864
Conservator van de paiaeontologische en
mineralogische verzamelingen van Teylers Museum
Lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.
Eredoctor Hoogeschool Groningen
Lid van het Provinciaal Genootschap van Künsten en
Wetenschappen te Utrecht
Ehren-Mitglied van de Naturforschende Gesellschaft
te Emden
1865
Lid van het Bataafsch Genootschap der
Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam
1869
Lid van het Genootschap voor Genees-, Heel*, Verlosen
Natuurkunde te Amsterdam
Honorair lid van de Nederlandsche Dierkundige
Vereeniging te Rotterdam
1873
Corresponderend lid Société Malacologique de Belgique
Erelid Nederlandsche Dierkundige Vereniging
1874
Lid Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden
Corresponderend lid Geological Society of London
Corresponderend lid Sociedad zoolojica Arjentina
te Cordoba
1875
- Corresponderend lid Isis Gesellschaft für Naturkunde
te Dresden
Honorair lid Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura
Artis Magistra
1876
Lid Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
te Middelburg
1878
- Corresponderend lid Geologisch Genootschap
van België
1887
- Erelid Société Belge de Géologie, de Paléontologie
et de Hydrologie
fossiel overgebracht, de grote Ichthyosaurus
communis, en aan de wand gehangen
van de eerste fossielenzaal. In de eerste
dagen van 1885 worden de vitrines
geplaatst en een gigantisch karwei kan beginnen,
het overbrengen van de fossielen.
Voor de Mosasauruskaken van Majoor
Drouin en de Plesiosaurus worden aparte
meubelen gemaakt. Op 29 december
1885, dus precies een jaar na het overbrengen
van het eerste fossiel wordt de
laatste uit de ‘Groote Steenenkamef overgebracht.
Winkler beklaagt zieh in zijn jaarverslag
dat ‘de ervaring heeft geleerd dat er in het
nieuwe museum minder ruimte is om
fossielen tentoon te stellen dan er in het
oude museum was.’
Veel fossielen, die in de oude situatie voor
het publiek te zien waren, verdwijnen dus
in de laden. Hoewel een deel van onze be-
zoekers de vitrines nog steeds overvol vin-
den, is het de naoorlogse conservator
C.O. van Regieren Altena geweest die
soms meer dan de helft van de fossielen,
maar ook van de mineralen in de Ovale
Zaal, uit de vitrines verwijderde!
Het nieuwe museum vraagt om een rond-
leiding door de tentoonstelling en ook
daarin voorziet Winkler. Hij schrijft de
Gids voor den bezoeker van de verzameling
Versteeningen, die in 1878 verschijnt,
evenals een Franse bewerking, waarvan
nog steeds exemplaren in de museumwinkel
te koop zijn. De Nederlandse gids
is een succes en beleeft zelfs een herdruk
in 1892. '
Ook voor de mineralen en gesteenten
schrijft Winkler een Gids voor den bezoeker
van de verzameling Delfitoffen, die sa-
men met een Franse vertaling in 1888
verschijnen. Met een driedelige serie Pa-
laeontologische Studien in Teyler's Museum
(1891-1893) besluit hij zijn paleontologische
geschriften.
In 1896 komt de gewezen officier van ge-
zondheid bij de KNIL, Eugene Dubois
op bezoek en schenkt Winkler een afgiet-
sel van het schedelkapje van de Pithecanthropus
erectus, waar Winkler zijn laatste
artikel aan wijdt. Hij heeft
waarschijnlijk niet beseft dat hij toen zijn
opvolger de hand heeft gedrukt. I
IB B S O Een van de bekendste experiméntele onderzoekers van het geluid uit
de vorige eeuw is Rudolph Koenig, instrumentmaker te Parijs. De belangrijkste vin-
ding van hem is de manometrische vlam-analyse van het geluid in 1862. In 1872
beschrijft hij een vijftal verschillende apparaten gebaseerd op dit principe. Vier van
de vijf zijn sinds 1889 in Teylers Museum aanwezig. Een jaar geleden deed zieh de
gelegenheid voor om ook het vijfde instrument aan te schaffen bij de Londense in-
strumentenhandelaar Peter Delehar. Op dit bijzondere instrument werd het museum
geattendeerd door de heer A. J. Klut, waarna de Stichting Mundo Crastino
Meliori met financiéle steun de aanschaf mogelijk maakte.
13
GELUIDSLEER Waar de muziekleer al eeuwenlang bekend is,
gebaseerd op lengten van snaren en orgelpijpen, komt in
de 19de eeuw de geluidsleer van de grond: geluid be-
staat uit tri Hingen, die materie, bijvoorbeeld lucht,
nodig hebben om zieh voort te planten. Naast
de theorie van golflengten, buiken en kno-
pen, is het de geavanceerde experimentele
praktijk van luchtverdichtingen en luchtver-
dunningen, die het onderzoek verder
brengt.
RUDOLPH KOENIG Karl Rudolph Koenig
is in 1832 geboren in Koningsbergen,
thans Kaliningrad, aan de Oostzee als zoon
van een professor in de wiskunde. Tijdens
zijn Studie in Koningsbergen doceert daar ook
Hermann von Helmholtz, Wiens gelüidsapparaten
enkele jaren later door Koenig verbeterd en verkocht
zullen worden. In 1851 vertrekt Koenig naar Parijs, waar
hij in 1858 zijn eigen zaak begint, en een jaar later verschijnt zijn
eerste Catalogue d 'Acoustique. Koenig brengt de experimentele
geluidsleer een sprong vooruit met de vinding van de manometrische
vlam-analyse, die hij op de Londense Wereldtentoonstel-
ling van 1862 voor het eerst toont. Op de Parijse Wereldtentoon-
stelling in 1867 presenteert hij een hele collectie geluids-
apparatuur. Een jaar later verleent de Universiteit van Koningsbergen
aan Koenig een eredoctoraat. In 1872 publiceert Koenig
een uitvoerig artikel over Die manometrischen Flammen,
waarin hij vijf verschillende onderzoeksapparaten
beschrijft en de resultaten laat zien. Koenig ver-
koopt en exporteert zijn instrumenten door
heel Europa en de Verenigde Staten. Aan het
einde van de 19de eeuw is Koenig de be-
^Hangrijkste leverancier van geluidsappara-
tuur. Elk apparaat dat zijn werkplaats ver-
laat is door hem persoonlijk gecon-
troleerd. Andere leveranciers kopiéren
zijn apparatuur, maar halen niet Koenigs
kwaliteit. In 1901 overlijdt Koenig en
houdt zijn zaak op te bestaan.
MANOMETRISCHE VLAM-ANALYSE De instrumenten
waardoor Koenig waarschijnlijk
gei'nspireerd is voor zijn ‘manometrische vlam', zijn
de ‘zingende vlam’ (inv.nr. 237 en 238) en de ‘accoord
harmonica’ (inv.nr. 1050). Bij deze apparaten brengt brandend
gas en meegezogen lucht in glazen buizen van diverse afmetin-
gen verschillende geluiden en vlambeelden voort.
De vinding van Koenig betekent een scheiding van het geluid- en
lichtgevend mengsel van gas en lucht en daarmee een scheiding
van beeid en geluid. De ruimte waar de geluidstrilling plaatsvindt,
bijvoorbeeld een orgelpijp, wordt doorboord en voorzien van een
1. Rudolph Koenig
(1832-1901), uit:
Revue Universelle,
1901.