
3. Voor de reusachtige kaken van de Mosasaurus liet Winkler in 1862 een aparte vitrine maken.
Ook de vissen van Solnhofen schreeuwen
om een goede determinatie. Met dezelfde
nauwgezetheid worden zij door Winkler
gedetermineerd en beschreven. Als dat
werk is verricht, biedt Winkler zijn Studie
de Hollandsche Maatschappij, hoewel er
ditmaal geen prijsvraag is uitgeschreven.
Toch wordt zijn werkstuk aanvaard en be-
loond met het geld van een gouden ere-
penning.
DE NOMENCLATURE DU MUSÉE TEYLER
Van de onderzochte vissen biedt Winkler
Directeuren een naamlijst aan, gerang-
schikt volgens het Franse systeem van
Pictet uit diens Traité de Paléontologie.
Directeuren zijn daarvan zo onder de in-
druk dat een van hen Winkler thuis be-
zoekt met de vraag of hij ook van de andere
fossielen en de mineralen dergelijke
lijsten wil samenstellen. Uiteraard is het
antwoord ja.
Daarvoor dient Winkler wel alles uit de
kast te halen.
In de eerste dagen van het zeer koude jaar
1858 begint hij met het van stof en spinrag
reinigen, het bij elkaar zoeken, het de-
termineren en opschrijven van de namen
van de paleozoïsche fossielen. Er is geen
verwarming in Teylers Museum en
daarom houdt hij het, gekleed in een
lange pelsjas en met vilten pantoffels aan,
maar enkele uren per dag uit.
Er zijn nogal wat kästen met fossielen in
Teylers Museum, zelfs vöör de bouw van
het nieuwe muséum dat in 1885 werd ge-
opend. Zo stonden in de 'Groote Steen-
enkamer’, de huidige Aquarellenzaal, 18
wandkasten en twee tafels met platte vitrines
waar onder 120 laden. In de
'Kleine Steenenkamer', nu het Penning-
kabinet, stonden 12 wandkasten en 1
platte vitrine met nogeens 24 laden. De
mineralen lagen in de middenvitrine van
de Ovale Zaal en in de laden daar onder.
Na een jaar van hard werken, dagelijks 6
uur in zijn artsenpraktijk en 6 uur in Teylers
Museum, heeft Winkler een geschre-
ven lijst van namen klaar: Nomenclature
du Musee Teylers.
In deze lijst staan wel alle namen van de
fossielen, doch zonder verwijzing naar de
exemplaren zelf. Dat was ook niet moge-
lijk omdat alle stukken ongenummerd in
de laden en vitrines lagen, wel vergezeld
van etiketjes maar die waren makkelijk te
verwisselen.
EEN CATALOGUS IN ZES DELEN
Uit grote onvrede met dit systeem besluit
Winkler een catalogus van de fossielen Samen
te stellen.
Hiervoor laat hij zieh adviseren door
professor Harting in Utrecht, die advi-
seert alle stukken doorlopend te nummeren.
Dus niet eerst groep voor groep
te rangschikken, maar gewoon alles wat
hij tegenkomt. Er worden gedrukte
nummeretiketjes besteld en aldus aange-
bracht. Ook de opzet van de catalogus
wordt door Harting geadviseerd: ten
eerste ingedeeld in drie perioden (Paleo-
zoicum, Mesozoicum en Kenozoi'cum),
ten tweede per diergroep van laag naar
hoog.
In deze indeling is de invloed van de evo-
lutietheorie uit 1859 al duidelijk zicht-
baar. Linnaeus begon met de mensen en
apen, de Primates of Opperdieren, en
daalde dan af via de andere dieren en
planten naar het mineralenrijk. Na Darwin
moest men onderaan de ladder beginnen.
In 1863 verschijnt het eerste, pa-
leozosche, deel. Het wordt besproken
door professor Bronn, een vooraanstaand
paleontoloog, in het Neues Jahrbuch Jur
Mineralogie: ‘Der Verfasser, welchem die
Bestimmung und Anordnung der gesam-
mten paläontologischen Schätze dieses
Museums, ca 12000 Exemplare, anvertraut
worden ist, gibt in der vorliegenden
Lieferung Reckenschaft über seine Untersuchungen
der organischen Überreste
aus den paläozoischen Periode. [.....] In
der That darf man diesen Katalog, fiir alle
ähnliche Arbeiten als Muster hin stellen.
Wenn man sich auch in Einzelnen nicht
mit Allem einverstanden erklären kann,
z.b. der Beibehaltung einzelner veralteter
Namen, so kan dies den Werthe der gan-
sen trefflichen Arbeit doch keinen Eintrag
thun, die hier in einen wahrhaft eleganten
Gewände vor unsere Augen tritt’,
een voorbeeld voor alle paleontologische
verzamelingen dus. Ook andere buiten-
landse collega's roemen Winklers uit-
gave. Teylers paleontologische collectie is,
zo niet op de wereldkaart, dan toch op de
kaart van Europa gezet.
Er zijn in totaal 6 delen van zijn Catalogue
Systématique du Collection Paleontolo-
gique versehenen, de laatste in 1868.
DE SUPPLEMENTEN
Na het uitkomen van het eerste deel van
de catalogus blijkt dat er in allerlei hoeken
en gaten van het museum nog fossielen
zijn opgeborgen. Zo ondekt Winkler de
allereerste collectie die voor het museum
werd aangekocht, van Majoor Drouin uit
Maastricht. Er blijken onder de mineralen
in de Ovale Zaal ook fossielen te zijn opgeborgen,
allemaal zonder vindplaats en
onder het stof Op de omloop van de
Ovale Zaal, in grote laden onder de boe-
kenkasten van de bibliotheek blijken ook
fossielen te zijn opgeslagen. Hoewel Winkler
deze nooit heeft opgenomen in een
Supplement waren ze wel mede aanleiding
tot het maken van het eerste supplement
op de catalogus in 1868.
Nieuwe boeken, nieuwe inzichten leiden
tot een revisie van hele diergroepen die
ook weer worden opgenomen in een
Supplement, evenals de nieuwe aanwin-
sten. Het vijfde en laatste supplement
verschijnt in 1896. Er zijn dan 15.458
fossielen genummerd en gecatalogi-
seerd.
COLLECTION MINÉRALOGIQUE
DU MUSÉE TEYLER
In 1864 begint Winkler aan de determinatie
van de ‘ertsen, steensoorten en mineralen’.
Deze waren zonder enige orde,
zonder wetenschappelijke regeling en
verre de meeste zonder étiquetten etc.
tentoongesteld’. Hij deelt ze kennelijk in
met behulp van de Traité de Minéralogie
van Abbé René Just Haüy, een boekwerk
uit 1802 dat toendertijd al was verou-
derd. Daarom is lange tijd gedacht dat
die indeling door Martinus van Marum,
de eerste directeur van het museum ge-
maakt was.
Winkler schrijft bij de tentoonstelling in
de vitrines het boekje Collection minéralo-
gique du musée Teyler.
Het wordt in 1865 in 12 exemplaren ge-
drukt, maar ‘ten gevolge van een samen-
loop van omstandigheden niet in de han-
del gebracht. Wat die omstandigheden
waren wordt niet vermeld. Is het soms
vanwege de verouderde indeling?
Pas in 1889 komt er een catalogus uit van
de mineralen, getiteld Catalogue des collections
géognostico-minéralogiques du
Musée Teyler. In deze catalogus worden de
nummers en namen van de mineralen en
gesteenten opgenomen die afkomstig zijn
van de aparte collecties, meestal door Van
Marum aangeschaft. Naar de vitrines in
de Ovale Zaal wordt alleen globaal ver-
wezen. In 1895 verschijnt er nog een supplement.
Het is jammer dat Winkler niet, net als bij
de fossielen, gebruik gemaakt heeft van
een eenduidig nummersysteem. Elke collectie
begint weer met nummer 1.
Daarom zijn er nu zo'n 200 nummers 1,
wat heel verwarrend is. Pas na 1950 wordt
dit verzuim goedgemaakt en worden de
M-nummers ingevoerd. Dit is de laatste
jaren verder doorgevoerd tot nummer
M8451 voor wat betreft de mineralen en
gesteenten die al tijdens Winklers conser-
vatorschap aanwezig waren.
NIEUWE FOSSIELEN,
NIEUWE PUBLICATIES
In 1869 worden er nieuwe objecten in
Teylers Museum tentoongesteld, nieuw
voor Teylers Museum maar oud wat betreft
de ‘Collectie Nederland’, zoals nu
het geheel aan verzamelingen binnen Nederland
genoemd wordt. Er was namelijk
een collectie fossielen uit Maastricht aangeschaft
voor de Commissie van de geologische
kaart van Nederland, opgericht in
1852. Die fossielen waren tentoongesteld
in Paviljoen Weigelegen, het voormalige
paleis van Koning Lodewijk Napoléon,
nu het Provinciehuis. Ook had de Commissie
nog fossielen geleend die Petrus
Camper had nagelaten aan de Universi-
teit van Groningen. Na het oritslag van de
Commissie kwamen de grote fossielen in
Teylers Museum terecht.
[TEYLERS]
4. Het reuzenkristal Antimoniet door Winkler in 1884 aangeschaft voor
het nieuwe museum.