
van Darwin, al wist hij zieh ook nog nietgoed raad
met de mens. Wanneer hij in 1864 het boekje van
de Engelsman Page Drie vragen op hetgebied der
geologieve rtaalt, waarin de ontwikkelingsidee als
vaststaand wordt aanvaard, sluit hij zieh aan bij
de mening van Page dat de mens in deze wet
moet worden betrokken, waarbij evenwel de gees-
telijke eigenschappen van de mens, de rede, de
spraak en het godsdienstig gevoel als een nieuwe
schepping ‘van den Schepper’ wordt beschouwd.
In 1867 echter publiceerde Winkler een artikel in
De Gids, waarin hij schreef dat de evolutieleer on-
getwijfeld door de wetenschap aanvaard zal worden
en dat ook de mens in het onderzoek betrokken
zou moeten worden. En al bleef de
2. Charles Darwin, uit: Het ontstaan der
soorten door natuurlijke teeltkeus, etc.,
vertaald door T.C. Winkler en herzien
door H. Hartogh Heys van Zouteveen,
derde en vermeerderde druk, z.j.
ondertoon de gedachte dat Gods grootheid onaantastbaar is,
de strekking van dit betoog was nu dat de mens zieh, ook gees-
telijk uit het dier ontwikkeld zou hebben. Zijn uitlatingen lokten
feile readies uit, met name in katholieke kringen. Winkler werd
verweten verder te gaan dan Darwin door ook de mens in de
8 theorie te betrekken. Darwin en Winkler werden door vele tegenstanders
in een keer van tafel geveegd. In The descent of
man (1871), twaalf jaar na zijn Origin, schetst Darwin zelf de af-
stamming van de mens als een ontwikkeling volgens dezelfde.
wetten, die voor alle levende wezens gelden, zonder bovenna-
tuurlijke ingrepen van de Schepper: zowel de lichamelijke als de
geestelijke eigenschappen van de mens hebben zieh ontwikkeld
uit de dierenwereld. Winkler was al eerder tot die conclusie ge-
komen. Het leek wel of hij door het vertalen van Darwins werk
de kiemen van de nieuwe theorie eerder tot ontwikkeling liet körnen,
daar waar Darwin nog naar nieuwe bewijzen zocht om zijn
visie te ondersteunen.
4. Een rare vent, uit:
T.C. Winkler, Hand-
boek voor den veiza-
melaar, Leiden 1880.
Het vertaalwerk, het
schrijven van boeken en
artikelen, het geven van
lezingen en zijn werk-
zaamheden als conservator
van Teylers Stichting.
Voor Winkler ging geen
zee te hoog.
‘s Ochtends om zes uur
stond hij op, schreef of
vertaalde hij allerlei werken,
twee uur later oe-
fende hij zijn praktijk uit
als genees- heel en verloskundige.
Vervolgens
3. Omslag T.C. Winkler, Handboek voor
den verzamelaar, Leiden 1880.
werkte hij de hele dag in Teylers Museum, waarna hij thuis, in fa-
miliekring verder ging aan zijn arbeid.
En toch, zijn dochter schreef na zijn overlijden in 1897:
Altijd was hij opgeruimd van aard, hij hield veel van een geestig
en opgewekt gesprek en was altijd welgemoed, tevreden en gul.
Hij was een liefdevol vader, vol toewijding voor zijn kinderen
(...wanneer dan? MB) en steeds op hun geluk bedacht...
Ofwel: Winkler? Dit is de man:
Wat ‘n rare vent! zult gij misschien zeggen. Raar, ja zeker, raar
wil zeggen zeldzaam, het is het fransche woord rare, dat wij in
onze taal hebben overgenomen, maar daaraan de beteekenis
hebben gegeven van wonderlijk. Raar of zeldzaam is het zeker
dat een oude heer zieh zóó wil opschikken. En toch...lk wensch
u toe dat gij eens zulk een "rare oude heer" moogt worden. Im-
mers als gij zóó wordt, zijtgij ten ls te n oud, en dus niet jongge-
storven, wat een geluk is. Ten 2den hebt gij nog krachten genoeg
om tochtjes naar buiten te maken, en zijtgij dus nietzwak ofge-
brekkig, maar gezond, wat ook een geluk is. Ten 3den hebt gij
lust om de natuurlijke historie van dieren en planten te bestu-
deeren, en hebt dus uwen geest geoefend in aangenamer en
zielverheffender bezigheden, dan, bij voorbeeld coupon-knip-
pen. Ten 4den hebt gij tijd om verzamelingen aan te leggen en te
onderhouden, en dus geen zorgen voor het dagelijksche brood,
en dat alles is ook een geluk. Als ik dus u toewensch eenmaal
zulk een rare oude heerte worden, wensch iku geluk, en dat zult
gij mij zeker niet kwalijk nemen.
(een woordje van Dr. T. G. Winklér aan de lezer van dit stuk) ■
LITERATUUR
Coesèl, M., van Loon, A., e.a., De eeuw van Thijsse, 100 jaar natuur-
beleving en natuurbescherming, Amsterdam, 1996
Hegeman, J.G., Darwin en onze voorouders, Nederlandse reacties op
de evolutieleer 1860-1875, een terreinverkenning, in: Bijdragen en
mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (85),
1970, p. 261-314
Winkler, D., Heinsius, H.W., Tiberius Comelis Winkler, in: Album der Natuur,
1898
Winkler, T.C., Handboek voor den veraamelaar, Leiden, 1880
Tiberius Coruelis Winkler
■ 100 jaar geleiten overleden door Joop C. van Veen
1. Winkler in de Ovale Zaal, rechts van de vitrine.
Op de achtergrond de elektriseermachine, die in
1885 werd verplaatst naar het nieuwe museum.
GESCHIEDENIS VAN DE PALAEONTOLO-
GISCHE COLLECTIE
De naam Tjberius Gornelis Winkler zegt
in deze tijdbijnaniêmand meer iets. Maat
ató je lange tijd in het Päjeontologisch-Mi-
netalogisch Kabinet van Teylers Museum
werktj.’wordt de persoon van Winkler je
zeer diefbaar. je komt hem bijna dagelijks
tegen in het-gigantische werk dat hij na-
liet\Zo; is het niet alleen voor je gevoel of
hij oyer je schoutför'meekijkt, zijn,,portretten
kijken echt met je mee.
In zijn jaarverslagen heeft hij redelijk ge-
trouw verantwoording afgelegd van zijn
werkzaamhedenren op die manier ont-
staat een beeid van een nijvete en studi-
ëuze man. Âàrt de hand van zijn jaarverslagen
en zijn Geschiedenes van de
p alago nto logische collectie 185SttotI89[6JÁ
ils het mogelijk zijn werkzaam'ßeden voor
her muséum te réconstrueren^ Saillante
■ details staan daarin naäst wollige opsom-
mingen van zijn Verdiensten. Ook geven
zijn beschrijvingen inzicht in de exposi-
tîë van fossiëlen vôordatfdç tweë fossie-
lenzaleiji in het nieuwe museum van 1885
werden geopend. Laat ik jbijj Winklers
eerste contact met Teylers Museum beginnen.
.
Niaatschappij der. Wetenschappen, zoekt
'juiSt dan iemafiaom de fossiele vissen van
Oeningen^Mioceen) uit zijn eigen collectie
en die van Teylers Museum te beschrij-
ven. Bij de Hollandsche Maatschappij had
Van Breda een prijsvraag uitgeschreven
voor de beschrijving van nieuwe soorten
van vissen en andere dieren uit Oeningen.
Daarom spreekt hij Winkler aan en deze
accepteert de uitdaging.
Met deze beschrijving beginnen de werk-
zaamheden van Winkler in Teylers Museum.
Hij bestudeert, determineert en
beschrijft de fossiele vissen en gebruikt
dairvoör Teylers rijke bibliotheek. Zijn
werk wordt met goud bekroond en gepu-
bliceerd in des Verhandelingen van de
Maatschappij in 1859.
VAN ICHTHYOLOOG TOT PALEO-ICH-
THYOLOOG
L)e eerste keer datWmkler Teylers. Museum
betreedt, in 185& is daryanwePJ
"een bezoek aan de bibliotheek. Hij wil een
bes'chrijving^maken vanae pieterman, e$n
giftig visje uit de Noordzeejvoor zijii'Üjf-
iblad Album der Natuur en zoekt literatuur
[Iwer dat onderwerp.Met dit arfiikel en andere
over recente wissen vestlgt hijzijn
naam als vissendeskundige. 3
Professor J.G^van Bredaß, onder andere
^conservator van het Fysiseh en Palaeonto-
logisch-Miheralogisch Kabinet vanTe^lers
Museum en secretaris van de Hollandsche
2. Ursus spelaeus, in
1882 voor 1000 gulden
door Winkler in
speciaal voor het
nieuwe museum aan-
gekocht.