
ITEYLERSI
WOONPLAATS VAN DE SNEEUW
De bevolking van Noord-India meende dat in het verre noorden
de hoogste berg lag. Deze berg Meru was duizenden kilometers
hoog en het middelpunt van het Universum. Op deze berg
stroomden rivieren en stonden huizen van goud, bewoond worden
door goden. De ene helft van de berg bevond zieh in de he-
mel; de andere reikte tot op de aarde. De blauwe hemel was het
deel van de berg dat zieh het dichtst bij de aarde bevond. De God-
delijke Himalaya was slechts het ‘topje van de ijsberg’ dat voor het
menselijk oog zichtbaar was.
De Himalaya -Sanskriet voor sneeuwplaats- strekt zieh over een
afstand van 2400 kilometer längs de noordgrens van India uit, en
varieert in breedte van 120 tot 300 kilometer -een inmens en vaak
ontoegankelijk gebied waar het reizen nog steeds veel vergt van de
mens. Onvermoeibare onderzoekers en reizigers in dit theater van
ijs waren de uit Duitsland afkomstige gebroeders Schlagintweit.
2. Joseph Hooker en zijn Lepchas-helpers en Gurkha-bewaker
(uit: R. Desmond, The European discoveiy of Indian flora, 1992)
nus Beaumont (z.j.). In drie ge'illustreerde werken heeft hij daar
yerslag van gedaan. In Travels through the Lepantine Alps (1800)
beschrijft hij de gletsjer aan de oostelijke kant van de Vallais als
een ‘extensive amphitheatre o f ice’.
RIVIEREN VAN IJS
Beaumonts’ omschrijving is treffend: het aardoppervlak is voor
zo’n 10% bedekt met gletsjers. Het overgrote deel vindt men op
Antarctica en Greenland; inmense ijsvelden van vaak enkele duizenden
meters dik bedekken het land. In de Alpen en de Himalaya
bevinden zieh de dalgletsjers, in de 19de eeuw het onder-
zoeksterrein van een aantal geleerden.
In het midden van de 19de eeuw barstte er rond het fenomeen
gletsjer een discussie los. Een van de antagonisten was James Forbes
(1809-1868). Deze professor uit Edinburgh vergeleek de be-
weging van een gletsjer met een kleverige vloeistof in een lichaam.
Z ijn tegenstanders, waaronder John Tyndall (1820-1893), be-
weerden dat glaciale bewegingen te vergelijken waren met objec-
ten die van een helling afgleden.
Forbes kwam op het idee tijdens zijn reis (1841) door de Alpen.
De ichtyoloog, geoloog en paleontoloog Louis Agassiz (1807-
1873) vergezelde hem. Forbes deed veel kwantitatieve proeven
om zijn Stelling te bewijzen en beriep zieh tijdens de discussies
herhaaldelijk op zijn observaties die hij ter plekke had gedaan. Zo
plaatste hij over de breedte van de gletsjer M er de Glace een aantal
stokken op e^n rij; gedurende een aantal weken bepaalde hij
de positie van de stokken. Na herhaalde metingen kwam hij tot
de conclusie dat het midden van de gletsjer sneller bewoog dan
de zijkanten. D it was voor Forbes het bewijs dat een gletsjer een
traag bewegend lichaam was. In de Edinburgh New Philosophical
Journal publiceerde hij een serie van zestien artikelen waarin hij
zijn Stelling uitwerkte.
Hermann (1826-82), Robert (1833-85) en Adolph (1829-57)
Schlagintweit kwamen in 1854 te Bombay aan. Op voorspraak van
Alexander von Humboldt (1769-1859) en gesteund door de Royal
Asiatic Society zouden zij onderzoek verrichten naar het magne-
tisme in India. Hun werk bestreek ook het gebied van de natuur-
lijke historie, de geologie en de etnologie. Hermann en Robert ex-
ploreerden tot 1858 het Tibetaanse plateau en de Karakorum. Zij
slaagden er als eersten in om de Karakorum-pas over te steken
waarna zij in oostelijke richting naar Khotan trokken om Kun Lun
te bezoeken. Z ij toonden hiermee aan dat de Karakorum en de Kun
Lun gescheiden gebergten waren. Hun broer Adolph legde even-
eens deze route af, en bereikte zelfs het achter Kun Lun gelegen
Yarkland. In Chinees-Turkistan zag men hem voor een spion aan,
en op 26 augustus 1857 werd hij te Kashgar geexecuteerd.
Zowel de moord op Adolph als ook het-latere werk van de gebroeders
Schlagintweit trek nauwelijks enige internationale aan-
dacht. Toch leverden de gebroeders een prestatie van formaat.
V ier kloeke delen beslaat hun Results o f a scientific mission to In-
3. Portret van Victor Vinceslas Jacquemont (1801-32) (uit: R.
Desmond, the European discovery of Indian flora, 1992).
dia and High Asia (1861-63). Ook hun collectie was omvangrijk.
Z ij bevatte rotsen, grondmonsters, fossielen, huiden van dieren,
meer dan 300 afdrukken van gezichten, handen en voeten, naast
andere inheemse artefacten. Deze gevarieerde collectie ging in de
Tweede Wereldoorlog verloren. Het British Museum bezit nog
2000 planten uit de Himalaya-collectie van de gebroeders. Over
de gebroeders zelf is opmerkelijk weinig bekend. John Keay zegt
in zijn When men and mountains meet (1983) over hen: ‘...the
Schlagintweits are more like some impersonal machine; the individuals
are quite crushed by their achievement’. De Schlagintweits
legden alles vast, behalve henzelf. En zo veroordeelden ze
zichzelf tot het rijk der obscuriteit.
BOTANIE OP HOOG NIVEAU
Iemand die zeker niet zou verdwijnen in een voetnoot van de ge-
schiedenis van de Himalaya was de Franse botanist Victor Vin-
ceslaus Jacquemont (1801 -32). H ij kwam naar India om een collectie
planten te verzamelen voor de Jardin des Plantes te Parijs.
Geheel gekleed in het zwart en gewapend met een stapel aanbe-
velingsbrieven kwam deze lieveling van de Parijse salons èn
vriend van de schrijvers Stendhal en Prosper Mérimée in 1829 te
Calcutta aan. Na zes maanden vertrok hij richting Tibet. Onderweg
ontmoette hij Ranjit
Singh wiens rijk zieh uit-
strekte van Punjab tot de rivier
de Indus; ook Kashmir, het
doel van Jacquemonts reis, be-
hoorde hiertoe. Van de Ranjit
Singh kreeg h ij toestemming
om de Westelijke Himalaya te
bezoeken. Ruim vier maanden
verzamelde hij te Kashmir
planten, opgezette vogels, mineralen
en zelfs een paar antilo-
pen. Net als later J.D.Hooker
viel ook Jacquemont de over-
eenkomst op tussen Aziatische
en Europese planten. In het
eerste deel van zijn Voyage dans
I ä 1832 (1841-44) stelt hij dat hij
met die van de Alpen zal vergelijken,
de rotsen ten westen van Missouri en de weelderige Cordilleras
van Zuid-Amerika met die van de Himalaya. Z ijn interesse
voor de geografische verspreiding van de planten was waar-
schijnlijk tot stand gekomen onder invloed van J. Forbes Royle,
die als eerste botanist publiceerde over de phytogeografische re-
latie tussen Europa en Azie.
Jacquemont gaat uitgebreid in op zijn verblijf aan het hof van
Ranjit Singh. Z ijn brieven roepen een duizend-en-een-nachten
sfeer op; zo wordt het avondeten geserveerd bij het flikkerend
licht van fakkels. Geheel in de romantische traditie stierf Jacquemont
na een intensief leven op 31-jarige leeftijd te Bombay.
In het midden van de 19de eeuw bezocht de botanist Joseph D alton
Hooker (1817-1911) de oostelijke Himalaya. H ij reisde naar
de kleine Staat Sikkim, geklemd tussen Nepal en Bhutan. Op zijn
eerste tocht in Sikkim ontdekte hij drie soorten rododendrons,
het begin van een collectie die hem tot de grootste rododendron-
jager zou maken. Hookers vader, Sir W illiam Hooker, publiceerde
veel van de botanische ontdekkingen van zijn zoon in Curtis
Botanical Magazine, waaronder de Primula sikkimensis en veel
rododendrons. Terug in Engeland verscheen zijn Rhododendrons
o f Sikkim-Himalaya (1849-51). Walter Hood Fitch (1817-92),
de officiele botanische illustrator van de Royal Gardens te Kew,
maakte de litho’s voor d it kleurrijke boek.
EEN HOLLANDS ECHTPAAR IN DE KARAKORUM
In het begin van deze eeuw hebben verschillende Europeanen de
Karakorum bereisd. Voor Nederland was dit de zoon van een
Schiedamse jeneverstoker, de latere diplomaat en glacioloog Philip
C. Visser (1882-1955).
In 1922 begon de eerste van in totaal vier expedities naar de H imalaya.
Op hun eerste tocht verkende het echtpaar Visser de Sa-
serpas. De ervaren Zwitserse gidsen Franz Lochmatter en Johann
Brantschen begeleidden hen. De tweede tocht in 1925 voerde de
Vissers naar de westelijke Karakorum, waar zij het stroomgebied
van de Hunza verkenden. Naast de Vissers bestond het gezelschap
onder andere uit de gids Khan Sahib van de Survey o f India, ba-
4. Gletsjertafel, titel-
plaat (uit: J.B. Forthe
Alps of Savoy,
5. Kaart van de Mer
de Glace van Cha-
mouni (uit: J.D. Forbes,
Travels through
the Alps of Savoy,
1843).