
3. Dijbeen dat Dubois in 1892 aan de oeverwand van de Solorivier bij bet dorpje Trinil op Java vond.
ITEYLERSI
ving floor’ tanden en beenderen gevonden werden, waarvan de
gescharte schedelinhoud suggereerde dar de fossielen afkomstig
waren van een mensachtige met een relatief grote hersenin-
hoiid, ging Louis Leakey direct overstag. Hij stelde dat deze
nieuwe vondsten de resten waren van de maker van de werktui-
gen en zette Zinjanthropus boisei op een zijtak. De nieuwe soort
1 0 werd Homo habilis, de handige mens, genoemd.
In 1978 publiceren Johanson, White en Coppens een voorloper
van de Australopithecus afiicanus, die ze Australopithecus afa-
rensis noemden. Materiaal dat ze vonden is van een skelet dat
vrij compleet is en Lucy wordt genoemd. De laatste vondsten
zijn van 1995, gepubiceerd door Meave Leakey, Felbel, Mc-
Dougall en Alan Walker die een weer oudere vorm vonden, die
ze in 1995 Australopithecus anamensis noemden.
RALPH VON KOENIGSWALD (1902-1982) In Nederland wordt
na Dubois de traditie, wat betreft het onderzoek naar de fossiele
mens, voortgezet door Von Koenigswald. Hij werd geboren in
Berlijn. Een van de Opponenten van Dubois was Rudolf Martin.
De zoon van Rudolf Martin, Kurt was bevriend met Ralph von
Koenigswald. Het was door Rudolf Martin dat Von Koenigswald
geinteresseerd raakte in de evolutie van de mens.
Via zijn professor in de paleontologie, F. Broili, werd Von Koenigswald
een baan aangeboden bij de Geologische Dienst van
Nederlandsch-Indie op Java. Hier begon Von Koenigswald direct
met het onderzoek naar de fossiele mens. Vanwege.de economi-
sche depressie verloor Von Koenigswald zijn baan, maar na een
bezoek aan Dubois in 1936 was hij vast besloten het werk voort
te zetten. In dat zelfde jaar kon hij zijn eerste vondst aankondi-
gen, een kinderschedeltje gevonden bij Mojokerto op Java. Door
verschil van inzicht met Dubois noemde hij zijn vondst Homo
modjokertensis, in werkelijkheid een Homo erectus. Von Koenigswald
deed zijn belangrijkste ontdekkingen, schedels, schedelfrag-
menten, tanden, kiezen en onderkaken van Homo erectus in het
gebied van Sangiran. In 1948 vertrok Von Koenigswald van Java
en werd hoogleraar paleontologie aan de Rijksuniversiteit van
Utrecht. Nazijn pensioen in 1968 vertrok Von Koenigswald
naar het Forschungsinstitut Senckenberg in Frankfurt am Main,
om daar een afdeling paleoanthropologie op te bouwen.
DE STAMB00M De hoofdrolspelers in de evolutie van de mens
zijn de Australopithecus-soorten, Homo erectus, Homo habilis, de
Neandertaler en Homo sapiens. Wat betreft de taxo-
nomie zijn er allerlei problemen, zoals: zijn alle Australopithecus
vormen meerdere soorten of is ep maar
edn; is het materiaal dat aan Homo habilis wordt
toegeschreven hetzelfde als de graciele Australopithecus
of bestaat het uit twee soorten, Homo habilis en
Homo rudolfensis; is het materiaal dat aan Homo
erectus toegeschreven wordt wel van ¿¿n soort, of
zijn de Aziatische vorm (Homo erectus) en Afri-
kaanse vorm (Homo eregaster) verschillend, en komt
Homo erectus wel in Europa voor; is de Neandertaler
een andere soort dan de huidige mens (Homo ne-
anderthalensis, of is het een ondersoort Homo sapiens
neanderthalensis); is de recente mens in Afrika
ontstaan uit Homo erectus (het ‘Uit Afrika’- model) of is de recente
mens op meerdere plaatsen ontstaan op aarde uit Homo
erectus (het multiregionale model). Ondanks deze problemen
kan men toch tot een stamboom komen. Het op dit moment
veel aangehaalde evolutieschema is van Tattersall, dat er als
volgt uitziet.
Zo’n 5 miljoen jaar geleden passen mensapen, door verandering
in omgeving, zieh aan aan een open orrigeving en gaan op twee
benen lopen. Zo’n 3,5 miljoen jaar geleden vinden we Australopithecus
afarensis. Uit A. afarensis ontwikkelen zieh twee takken:
enerzijdsf een in de richting van de robuuste vorm waar van zo’n
2.5 miljoen jaar geleden Paranthropus aethiopicus een vertegen-
woordiger is. Hieruit ontwikkelen zieh Paranthropus robustus in
Zuid Afrika en Paranthropus boisei in Oost-Afrika. Laatste twee
vormen leefden zo’n 2 miljoen jaar geleden.
Anderzijds ontstaat uit Australopithecus afarensis een lijn die
richting de moderne mens gaat. Tegelijkertijd met de robuuste
vorm vinden we zo’n 2,5 miljoen jaar geleden de graciele Australopithecus
africanus. Hieruit ontwikkelt zieh een doodlo-
pende tak, Homo rudolfensis geheten en een tak, Homo habilis,
die misschien de voorouder is van de Afrikaanse vorm van
Homo erectus, die in Afrika aangeduid wordt als Homo ergaster.
Beide vormen (Homo rudolfensis en Homo habilis) leefden zo’n
2 miljoen jaar geleden. Het meest complete skelet van Homo
ergaster, de zogenaamde Turkana boy, heeft een ouderdom van
1.6 miljoen jaar. Uit Homo ergaster ontstaat in Azie Dubois zijn
Homo erectus dat in dit concept opgevat wordt als een doodlo-
pende tak. Homo erectus leefde omstreeks 1 miljoen jaar geleden.
Uit Homo ergaster ontwikkelde zieh nog een vorm (Homo
heidelbergensis), zo’n 500.000 jaar geleden, die de voorouder is
van de Neandertaler, die leefde van zo’n 100.000 tot 30.000
jaar, en de recente mens (Homo sapiens).
MODERN ONDERZOEK Het onderzoek van Dubois en Von
Koenigswald werd met eenvoudige instrumenten uitgevoerd,
zoals de schuifmaat en voor het berekenen van de herseninhoud
cilinders gevuld met mosterdzaad. Tegenwoordig kan het onderzoek
verricht worden met behulp van ingewikkelde instrumenten,
zoals de CT-scan. Prächtige resultaten van dit moderne
onderzoek zijn te zien op de tententoonstelling Tijd & Leven,
Biofysica in Nederland.
De unieke 18de-eeuwse atmosferische
vuurmachine volgens
Newcomen, gebouwd tussen
1763 en 1774 door Edward
Nairne te Londen, is in Teylers
Magazijn 51 besproken.
Tot voor kort was onbekend
hoe en wanneer deze vuurmachine
in het bezit van het
museum is gekomen.
Martinus van Marum, de eerste
directeur van Teylers Museum
was zeker geinteresseerd in
stoom, maar de vuurmachine
treffen we pas in 1859 in de
archiefstukken aan. In dit deel
vinden we het spoor terug
längs verschilfende fysische
kabinetten.
1. De vuurmachine nummer 1 van 1772, collectie Teylers Museum
j j j h 3 i J f c ib j j j (deel 2)
DE EERSTE VUURMACHINE VOLGENS NEWCOMEN IN
LEIDEN De bekende 18de-eeuwse Leidse
hooglerären Willem ‘s Gravesande en
Petrus van Musschenbroek hadden al
hun belangstelling voor prille stoomma-
chines getoond. Hun opvolger professor
Johannes Allamand moet een ware
stoomfanaat geweest zijn. Hij laat Edward
Nairne in Londen een model van
een stoommachine volgens Newcomen
maken voor het Leids Physisch Kabinet,
waarvoor 75 pond (toen ruim 800 gulden)
wordt betaald. Nairne zet de bestelde
Vuurmachine in juli 1772 in Londen
op de boot naar Amsterdam. In de
begeleidende brief aan Allamand schrijft
hij: ‘Have had the pleasure of shewing it
to several of your friends who expressed
great satisfaction at seeing it work’.
In Amsterdam wordt de vuurmachine namens
Allamand op 20 juli 1772 afge-
haald door de Leidse instrumentmaker
Jan Paauw. Reeds drie weken later
houdt Allamand een voordracht met de-
monstratie voor het Bataafsch Genoot-
schap te Rotterdam.