
5. Onthulling van het Naast alle optredens schreef hij ook nog
beeid 'Erik en Winde- eens dagelijks een strip in De Volkskrant
kind’ van Mari An- - over de man die kon toveren met zijn
driessen in Thijsse’s hoed, Pa Pinkelman, die samen met zijn
Hof te Bloemendaal, robuuste vrouw Tante Pollewop allerlei
ter nagedachtenis van door Carol Voges getekende avonturen
Godfried Bomans, beleefde.
1977.0.a. v.l.n.r. Eva
Bomans, Pietsie Bo- DE GENOOTSCHAPSMAN Zijn hele lemans
Verscheure en ven lang is Godfried Bomans actief ge-
Mari Andriessen. weest in allerlei -al dan niet door hem
zelf opgezette- verenigingen, clubs en ge-
nootschappen. In 1936 had hij samen
met zijn jeugdvriend Harry Prenen de
Rijnlandsche Academie opgericht, het
‘Genootschap tot verspreiding van letter-
kundige, illustratieve en historisch-wetenschappelijke
volkslectuur.
Onder de titel ‘De veelzijdige Godfried De eerste daad
Bomans’ is in het boekenkabinet van naar buiten toe
Teylers Museum t/m 27 Oktober een was een artikel in
expositie te zien met een keuze uit Bode
krant tegen
mans omvangrijke literaire nalaten- het voorgenomen
schap. Aanleiding is het verschijnen plan de Haarvan
de eerste twee delen van zijn ver- lemse Bakeneszameld
oeuvre, die op 24 augustus j.l. sergracht te
in het museum werden gepresenteerd. dempen.
Een intensieve briefwisseling hebben de
twee vrienden hun hele leven volgehou-
den. Harry Prenen was ook de man die
onder andere de illustraties maakte bij
Pieter Bas en Godfrieds Sprookjes (1946).
Een genootschap stond bij Godfried
vooral voor gezelligheid en spei. Maar
wel een serieus spei, met serieuze ònder-
werpen en serieuze gesprekspartners. Zo
heeft Bomans in 1956 de Haarlem
Branch van de Dickens Fellowship opgericht.
Bomans bewonderde Dickens
zeer. Diens Pickwick Papers is door hem
vertaald (1952). Een totaal fictief genootschap
was voor Bomans echter ook
goed, mits volgens de regels en door de
juiste mensen gespeeld (Thomas Robert
Spoon Genootschap, 1954). Het meest
volledig is het genootschapsidee uitge-
werkt in de societeit Teisterbant, in de ja-
ren na de oorlog uit bijeenkomsten van
kunstenaars ontstaan, met als doelstel-
ling: ‘...het doen samenbrengen van
kunstenaars en kunstlievenden...’ en
‘...het bevorderen van kunst en kunst-
zin...’ In de kelders van restaurant
Brinkmann op de Grote Markt te Haarlem
was Bomans onder gelijkgestemden;
schrijvers als Harry Mulisch en zelfs de
nog levertde Tachtiger uit de vorige eeuw
Lodewijk van Deysel, schilders als Kees
Verwey en Poppe Damave, beeldhou-
wers Mari Andriessen en Bronner, Komponist
Jan Mul en kunsthandelaar Piet
Leffelaar. Heel de Haarlemse crème.
En Bomans?. Hij ...‘raakte zo opgewon-
den van genoeglijkheid, dat hij zieh niet
meer bedwingen kon en van louter ple-
zier met zijn vork een soepbord in
tweeèn sloeg. ‘Dit’, sprak hij jdoor zijn
brilleglaZen om zieh heen kijkend,
‘noem ik nog eens gezelligheid’.
(uit: De avonturen van Pa Pinkelman).
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Brouwers, Jeroen, De wereld van Godfried Bomans,
Vrij Nederland, december 1981.
Feilzer-August de Meyer, Annemarie, (pers. med.)
Ferron, Louis, De keldergang der heren, Geschie-
denis van de Haarlemse societeit Teisterbant,
Bussum, 1981. Pias, Michel van der, Herinnerin-
gen aan Godfried Bomans, Elsevier, 1979. Pias,
Michel van der, Godfried, het leven van de jonge
Bomans, 1913-1945, Bussum, 1982. Verre, Tony
van, Bomans was de naam, Bussum, 1978.
Professor Gerard
L’E. Tumer, auteur
van de catalogus
19de-eeuwse instrumenten
van Teylers
Museum.
I
^ HK'
In deze aflevering van Teylers Magäzijn treft men de folder aan waarmee aan de publikatie van
de nieuwe catalogus van het Fysisch Kabinet bekendheid wordt gegeven. Na een jarenlange
Periode van voorbereiding is het binnenkort zover dat dit werk, waarin zeshonderd Instrumenten
worden getoond en beschreven/het licht zal zien. Auctor intellectualis van het project en
schrijver van het boek is professor Gerard L’E. Turner, die in 1973 ook de catalogus samen-
stelde van de instrumenten die door Martinus van Marum voor het museum werden verwor-
ven. Professor Turner was vijfentwintig jaar lang curator van het Museum of the History of
Science in Oxford. Thans is hij hoogleraar aan het Imperial College van de Unlversiteit van Lon
den. Met de Van Marum-catalogus (deel IV in het seriewerk Martinus van Marum, Life and
Work) maakte hij internationaal naam als specialist op het terrein van historische weten-
schappelijke instrumenten. In de achter ons liggende decennia heeft hij laten zien dat hij op
dit vakgebied over zeer grote inhoudelijke en organisatorische kwaliteiten beschikt.
De catalogus uit 1973 bestrijkt de jaren
1784-1837, de ophanden zijnde titel sluit
daarop aan en loopt tot 1915. Dit houdt
in dat met deze twee delen de gehele eol-
lectie wetenschappelijk;is beschreven. Een resul-
taat waar weinig musea op kunnen bogen al ge-
biedt de eerlijkheid te zeggen dat de relatief
geringe omvang van het Kabinet dit mede mogelijk
gemaakt heeft. Een gewichtiger aspect van dit re-
sultaat is dat hiermee een karakteristieke en vrij-
wel unieke referentiecollectie toegankelijk is gemaakt.
Het karakteristieke schuilt in de wijze
waarop.de verzamelingtot stand is gekomen: als
nieuwe toestellen aangekocht voor gebruik bij on-
derzoek en bij demonstratie-experimenten. De col-
lectie is uniek door haar hoge niveau en doordat
bijna alle soortgelijke verzamelingen uit de 18de
en 19de eeuw uiteen zijn gevallen.
In de nieuwe catalogus vormen de instrumenten op
het gebied van het geluid, de elektriciteit en de óptica
de belangrijkste groepen. Het zijn deze deelver-
zamelingen bij uitstek die een beeld geven van de
ontwikkeling van de natuurkunde in de 19de eeuw.
De eeuw waarin de ingrijpende invloed van de we-
tenschap op de samenleving tot stand kwam - denk
aan de elektrificatie van de maatschappij -, terwijl
de wetenschap op haar beurt een fundaméntele af-
hankelijkheid ontwikkelde van instrumenten, nodig
voor het snel in omvang toenemende onderzoek èn
om tegemoet te komen aan de toenemende interesse
van een algemeen ontwikkeld publiek voor de
natuurwetenschappelijke vorderingen.