
2. Vuurmachine en
windmolen voor de
bevloeiing van het
landgoed Groenen-
daal te Heemstede
gesprietst zodat de stoom gaat conden-
seren: bij het afkoelen verändert de
stoom in slechts enkele druppeltjes water.
Daardoor ontstaat er een onderdruk
in de cylinder, die de zuiger naar binnen
trekt. Dan is de cylinder weer terug in
de uitgangssituatie en begint de cyclus
opnieuw. Latere stoommachines werken
met stoom onder hoge druk die de zui- :
ger in de stoomcylinder naar buiten
drukt.
Het proces van de atmosferische cyclus
wordt gestuurd door de stoomkraan en
de koudwaterkraan. De kranen worden
beurtelings bediend door het juk. Aan
de ene kant van het balansjuk is de
stoomzuiger bevestigd en aan de andere
kant wordt de waterpomp bediend.
De balans in het juk wordt nu zodanig
afgesteld dat de zuiger uit de stoomcylinder
omhoog getrokken wordt door het
gewicht van pompstang en zuiger van
de waterpomp aan de andere kant,
eventueel aangevuld met wat extra gewicht.
Het proces kan beginnen en de
voortgang wordt zo automatisch gere-
geld.
DE VUURMACHINE IN TEYLERS MUSEUM In Tey-
lers Museum bevindt zieh een fraai mo-
del van een atmosferische stoomma-
chine volgens Newcomen. Het model
bevindt zieh in de Ovale Zaal, onderaan
in kast VII. Het model is bijna 80 cm
hoog en geheel van metaal met fraai af-
gewerkte onderdelen. De geelkoperen
stoomcylinder en het hoog opgestelde
waterreservoir contrasteren tegen het
zwarte ijzer van de ketel en standaard.
Het balansjuk wordt gesteund door twee
sierlijk dubbelgekrulde Stangen. De
pootjes onder de mach ine bevestigen
de verzorgde indruk die deze machine
maakt.
De machine ziet er niet alleen mooi uit,
maar zij heeft ook goed gewerkt, zelfs
nog in deze eeuw. Het kaartsysteem
van het Fysisch Kabinet vermeldt hier-
over: ‘In Sept. 1929 heeft de machine
gewerkt. Daarbij werden de oorspronke-
lijke gewichten verwijderd en de pompstang
belast met 830 gram’.
Op het bovenste waterreservoir van het
model Staat gegraveerd:
‘Made by Edwd Nairne Opposite Ye
Royal Exchange LONDON'. Hiermee kan
dit model gedateerd worden tussen
1763 en 1774, toen Nairne op dit
adres woonde en werkte.
Hoe dit model in het bezit is gekomen
van Teylers Museum is onbekend. Het
model komt nlet voor in Van Marums
Journaal van Mijne Verrichtingen ter ver-
krijging eener Verzameling van Physische
Instrumenten & Modellen van nut-
tige Werktuigen in Teylers Museum
(1780-1793). Evenmin wordt het vermeld
in de inventarislijst van Van Marum
uit het einde van de 18de eeuw,
met enkele aanvullingen tot circa 1812.
Ook in De Geschiedenis van de oprig-
ting van Teylers Museum van de hand
van Van Marum, ‘gesteld in January
1823' en waarvan het slot geschreven
is in 1833, is het model niet te vinden.
Turner suggereert dat het model wel-
licht gekocht is op de veiling van dr.
Bosch op 18 en 19 November 1789.
Van Marum heeft toen immers het
grootste deel van de mechanische, hydrostatische,
hydraulische en optische
Instrumenten volgens ‘s Gravesande gekocht
alsmede enkele fysische machi-
nes...
Ondubbelzinnigheid over de aanwezig-
heid van de vuurmachine in Teylers Museum
is er in elk geval in de inventarislijst
uit 1859 van Van Breda, de
opvolger van Van Marum. Daar wordt
gei'nventariseerd in kast K nummer 23:
‘Een model van het atmosferlsch
stoomwerktuig van Newcomen’.
Dat beide directeuren van Teylers Museum
grote interesse in stoom en de
toepassingen daarvan hadden, blijkt uit
het volgende.
VAN MARUM ONDER STOOM In 1784 werd Van
Marum de eerste directeur van Teylers
Museum en zou dat tot zijn dood in
1839 blljven. In 1789 krijgt hij namens
Teylers Tweede Genootschap, de gelegenhei.
d om een ‘Beredeneerd Plan’ op
te stellen om het Fysisch Kabinet in te
richten en te maken tot een verzameling
van wereld-formaat. Hierin ‘oordeelt het
Genootschap, dat het nuttig zoude kun-
nen zijn in deze verzameling te brengen
de Modellen van Werktuigen, die nu de
zamenleeving ten algemeenen nutte ge
bruikt worden, en wel voornamelijk dezulken,
die buiten ‘slands in gebruik
zijn: ten einde zodanige nuttige werktuigen
bij ons te beeter kunnen gekend
worden, en men des te beeter zal kunnen
beoordeelen, wat men hier van bij
ons met voordeel zoude kunnen navol-
gen.’
Dan volgt een opsomming, waarbij Van
Marum ‘Een model van de beste vuurmachine’
noemt. In 1789 betekent ‘de
beste vuurmachine’ een machine volgens
Watt en niet meer volgens Newcomen,
omdat een Watt-machine veel minder
brandstof gebruikte.
Toen Van Marum zijn ‘Beredeneerd
Plan’ schreef, kende hij uiteraard de
vuurmachine op het Heemsteedse buiten
Groenendaal. Deze vuurmachine volgens
Newcomen, een van de eerste in
ons land, had de bankier Jan Hope in
1781 laten bouwen door Rhijnse Lieve
Brouwer. Jan Hope was een van de Directeuren
van de Hollandsche Maat-
schappij der Wetenschappen, een genootschap
waarvan Van Marum in 1794
secretaris werd. Jan Hope liet Groenendaal
aanleggen op de droge zandgrond
van het binnenduin en had daarbij een
vijzel-windmolen laten bouwen om zijn
tuin te bevloelen. Deze molen voerde te
weinig water op en daarom liet hij een
kleine vuurmachine bouwen, die jaren-
lang voortreffelijk gewerkt heeft.
Van Marum stelt hoge eisen aan de ins-
trumenten en modellen; voor Teylers
Museum is alleen het allerbeste goed
genoeg. In 1790 gaat hij daarom voor
enkele maanden op reis naar Engeland,
toentertijd het Mekka van de instrumentmakers,
om instrumenten voor Teylers
Museum aan te schaffen.
Op 23 juli 1790 bezoekt Van Marum de
Albion Mill, een molen in 1786 gebouwd
door Boulton & Watt. Het was een nieuw
staaltje van kunnen in de Industríele Revolute.
De vroegere machines volgens
Newcomen en ook die volgens Watt waren
nog balansmachines met een juk
geweest voor het aandrijven van water-
pompen. Deze machine echter had een
draaiende ‘motor’ waarmee diverse
werktuigen aangedreven kunnen worden.
Van Marum gaat ook naar Birmingham.
Hij schrijft daarover in een brief van 12
augustus 1790 aan Van Zeebergh, een
van de Directeuren van Teylers Stichtag:
‘Niet te onrecht giste ik gisteren
avond dat het ons hier niet beter als te
Londen wegens de koolendamp beval-
len zoude; ik ben er weer ruim zo sterk
al te Londen door aangedaan; en mijn
gezelschap gevoelt er ook meer van. De
lucht is hier thans zo met damp vervuld
dat men geen vljftig roeden ver kan voor
uit zien, en het hoofd is er mlj niet na
gesteld om hier noch veel bij te voegen.
Gaarne wilde ik de Heeren Whast and
Bolton [Watt & Boulton] voor ‘t afgaan
van deeze spreeken over het model eener
vuurmachine, dan daar zij een hälfe
uur buiten de stad woonen, en dikwijls
zo men zegt niet bij huis zijn zal dit
vrees ik niet gelukken. Zodra ik ge-
melde Heeren over het verkrijgen van
een zodanig model, hetgeen voor ons
museum een interessant object en het
voornaame oogmerk mijner komst alhier
is, zal ik mijn andere voorgenoomene
bezoeken bij Dr Priestley en Dr Wiheiring
met wien ik bekend ben, bekorten, om
zo veel mij doenlijk is zo ras mogelijk uit
deeze koolendamp te geraaken, die ons
ras zoude kunne ziek maken.’
Maar Van Marum krijgt de kous op z’n
kop. Watt wil hem geen model van een
stoommachlne verkopen, bang dat Van
Marum daarmee verder werkend zijn patenten
zou kunnen omzeilen. Bovendien
zijn er voor de Engelsman ook patent-
problemen met de Bataafsche Repu-
bliek.
Terug in Londen informeert Van Marum
via zijn relatie, de instrumentmaker George
Adams, of iemand anders hem een
model stoommachine zou kunnen leve-
ren. In 1792 schrijft Adams hem dat
niemand een model stoommachine
dürft te maken, gezien de patenten van
Watt.
Van Marum schaft In die tijd wel enige
historische stoommodellen aan waarvan
het werkingsprincipe al bekend was
bij Hero van Alexandrie in de eerste
eeuw voor Christus. In September 1790
3. Afbeelding van de vuurmachine van Rhijnse Lieve Brouwer te Heemstede, door hemzelf getekend.