
noten
aantrekkingskracht van de afbeeldingen zat hem met name in
het metaalglanzende verendek van de kolibrie. Gould daimde
dat deze iriserende reflexie uitsluitend zijn uitvinding was. Uit
correspondentie blijkt echter dat hij over dit onderwerp uitvoe-
rig heeft geschreven met William Bailey, de kolibrie- expert in
Philadelphia.0®
In 1857 vertrok Gould samen met zijn zoon Charles naar Amerika
om een lang gekoesterde droom te verwezenlijken: ‘...the
time at lenght arrived when I was permitted to revel in the delight
o f seeing the hummingbirds in a state of nature...,(l3)
JOSEPH WOLF EN BRITSE VOGELS Er is één man waar Gould openlijk
bewondering voor koesterde, een man ook die hij nooit aan
zieh heeft weten te binden: Joseph Wolf. Hij werd in 1820 geboren
in het Duitse plaatsje Mörz. Tijdens zijn vele omzwervin-
gen op het platteland ontwaakte zijn liefde voor vogels. Op 16-
jarige leeftijd ging hij werken voor een drukker in Koblenz. De
miniatuur- waterverfschilderingen van zijn hand kwamen Herman
Schlegel onder ogen, en deze vroeg Wolf om een bijdrage
voor zijn Traité de Fauconnerie. Wolfs uiteindelijke bijdrage be-
stond uit elf platen. Zijn vogelportretten trokken de aandacht
van Gould die hem enige waterverfschilderingen van patrijzen
liet vervaardigen. Later zou Wolf nog meewerken aan The Birds
o f Great Britain (57 platen) en The Birds o f Asia (24 platen). °4)
Een van de redenen waarom Gould zieh niet kon verzekeren
van Wolfs diensten was het feit dat Gould verzot was op feile
kleuren.05) Tegenover zijn biograaf verklaarde Wolf dat Gould
‘liked to over-colour his things’0®, wat Wolf deed vernichten
dat hij niet verantwoordelijk voor de inkleuring was geweest.
Ondanks zijn geringe bijdrage bracht Wolf een grotere leven-
digheid in Goulds vogelafbeeldingen tot stand. Kennis van de
gewoonten en het gedrag van dieren was volgens Wolf dé sleutel
tot een succesvolle zoologische illustratie. Bovendien werden
veel van zijn dieren afgebeeld in een moment van onderbroken
aktie. Tevens legde hij, net als Lear, grote nadruk op het levens-
echt weergeven van het verendek.
Maar het was niet uitsluitend Wolfs medewerking die er voor
zorgde dat de illustraties uit The Birds o f Great Britain tot de
besten behoorden die Gould publiceerde. De compositie van de
platen is gevarieerd: vaak zijn nesten, eieren en jongen weerge-
geven. De afbeelding van planten en takken, met hier en daar
een insekt, zijn vaak delicaat en haast lyrisch van compositie.
Een groot aantal van de 367 platen was afkomstig van de al eer-
der genoemde Richter. De onbekende illustrator W. Hart nam
zo’n veertig illustraties voor zijn rekening, terwijl andere platen al
eerder in The Birds o f Europe waren versehenen. Over deze reus-
achtige Britse avifauna moet echter wel opgemerkt worden dat
zeker honderd vogels slechts incidenteel de Britse eilanden be-
zochten.07) Dit vormde evenwel geen belemmering voor de ko-
pers: 397 intekenaars bleken bereid ruim 78 Engelse ponden te
betalen voor het laatste boek dat Gould voltooide voor zijn dood.
DE VOGELMAN Bij het overlijden van John Gould in 1881 waren
The Birds o f Asia en The Birds o f New Guinea nog niet af. De
ontbrekende delen werden afgerond door zijn vriend Dr Bowd-
ler Sharpe (1847-1909), hoofd van de ornithologisch afdeling
van het British Museum. Niet afgemaakt werd Goulds laatste
Monograph ofPittidae, or Ant-Thrush o f the Old World, be-
staande uit 13 platen.
In het laatste jaar van zijn leven werd Gould bezocht door Sir
John Everett Millais. Liggend op een sofa ontving hij de schilder.
Hij liet Millais zijn laatste aanwinsten uit Nieuw Guinea zien en
enige exemplaren uit zijn omvangrijke verzameling kolibries.
Het is dit bezoek dat Millais inspireerde tot het maken van zijn
schilderij dat hij zo treffend de titel The Ruling Passion meegaf.
Want een ding was duidelijk: Gould was niet uitsluitend de Organisator
van andermans talenten. Hij was een uitstekend zaken-
man en een goed ornitholoog. Maar bovenal was het zijn gedre-
venheid en liefde voor zijn onderwerp die hem in staat stelde een
zo omvangrijk werk na te laten. Als grafschrift had hij bedacht:
Here lies John Gould,
the 'Bird Man’.
1. J.G. Millais, The life and letters of Sir J.E. Millais, London 1899,
2. J. Gould, The Birds of Great Britain, London 1862-1873, voorwoord.
9. Narrative of the surveying voyages of His Majesty's Ships Adventure and
Beagle, 1839, deel III, p. 462.
10. J. Gould, Handbook to the Birds of Australia, London 1865, p. 344
I. Tree, The Ruling Passion, London 1991, p. 1-5. Mehet Ali, pasha van 11. Ch.L Jackson & H.C. Richter, John Gould’s unknown bird artist, in:
Egypte, schonk in 1826 drie giraffen aan respektievelijk Engeland,
Frankrijk en Oostenrijk; het Engelse exemplaar overleed in 1829.
4. J. Bastin, The first prospectus of the Zoological Society of London, in:
Journal of the Society for Bibliography of Natural Histoiy, 1970, nr. 5,
p.369-388, waarin opgenomen zijn de doelstellingen van de Zoological
5. S. Hyman, Edward Lear’s birds, New York 1980.
6. V. Noakes, Edward Lear, The life of a Wanderer, 1968, p. 40-41.
7. Idem noot 3, p. 63. Het citaat is afkomstig uit een brief van J J.
Audubon aan Rev. Bachman, gedateerd 14-8-1837.
8. Deze suggestie is afkomstig van Isabelle Tree, Goulds biografe.
Journal of the Society of Bibliography of Natural History, 1978,
nr. 9, p. 10-14.
12. In Tree’s biografie over John Gould (noot 3) is een aantal brieven afge
drukt uit de correspondentie tussen Gould en W. Bailey, p. 165-169.
13. J. Gould, Monograph of the Trochilidae, or Family of Humming-birds,
London (voorwoord).
14. A.M. Palmer, The life of J, Wolf, 1895, p. 322.
15. P.S. Dance, The Art of Natural Histoiy, New York 1978, p. 310.
16. Idem noot 14, p. 72.
17. Idem noot 3, p. 20.
I
1. Model van de
atmosfersiche
stoommachine
volgens Newcomen
in Teylers Museum.
n de 18de eeuw beglnt in En-
geland stoom een toenemend
belangrijke plaats in de economic
in te nemen. Vanaf 1712 worden
honderden ' vuurmachines'
volgens het principe van Thomas
Newcomen geinstalleerd, vooral in
de mijnen om het water uit de gangen
weg te pompen. James Watt
repareert in 1763 zo'n vuurma-
chine van Newcomen en hij voert in de loop van de tijd een aantal grote ver-
beteringen in. In het laatste kwart van de 18de eeuw zijn het de machines
van Watt die de toon aangeven in de opkomende Industriele Revolutie. In
Nederland blijft stoom lange tijd voomamelijk een academische kwestie.
11
jjj iiir i -Fy^j^ü-íj jüj.üjjjäi:
Volgens wetenschapshistoricus Gerard
Turner bestaan er slechts vier 18de-
eeuwse demonstratiemodellen van vuurmachines
volgens Newcomen: twee in
Nederland en twee In het Verenigd Ko-
ninkrljk. De twee Nederlandse modellen
worden in dit en een volgend artikel be-
schreven. De ene bevindt zich in Teylers
Museum, de andere in Museum Boerha-
ave te Leiden. De vuurmachines in het
Verenigd Koninkrijk bevinden zieh te
Glasgow en Londen.
WERKING VAN DE ATMOSFERISCHE STOOMMACHINE
De werking van de atmosferische
stoommachine volgens Newcomen be-
rust op het volgende principe. Eerst
wordt stoom zonder overdruk, dus at-
mosferisch, in de cylinder gebracht.
Daarna wordt koud water in de cylinder