
Afbeelding uit de
Pontificale van David
van Bourgondie,
fol. 4 verso. e verkoopinge van de
berugte Bibliotheek
van Crevenna nu eerstdaags zullende
beginnen, word Dr van Marum gequalificeerd
om een aantal werken door
de beide genootschappen opgegeeven te
kopen tot f 1000 (J.N. Jacquin, Hortus
Botanicus Vindobonensis, Florae Austriacae
en Recueil des peintures antiques
trouvé à Rome), en tot f 1200 voor
twee kostbaare manuscripten der Middeleeuwen
met fraie miniaturen.’1 )
Aldus de notulen van de vergadering op 23 april 1790 van
Directeuren van Teylers Stichting.
waarna vanaf maandag 26 april tot en met dinsdag 15 juni, aile
dagen van de week (uitgezonderd zon- en feestdagen) de veiling
van 8064 nummers ten huize van de eigenaar onafgebroken zou
worden voortgezet. De vijfdelige catalogus bevatte ditmaal veel
kortere aantekeningen dan die van vijftien jaar eerder. Wei was
in de tussenliggende période zijn collectie zo vermeerderd dat
de bibliotheek tot een van de uitmuntendste particulière bibli-
otheken van Europa behoorde. Vooral belangrijk waren de He-
breeuwse boeken en zeldzame Hebreeuwse bijbels, 1500 incu-
nabelen en meer dan 260 voornamelijk perkamenten
handschriften. Vooral de sectie Godgeleerdheid was volgens de
samenstellers van de catalogus 'eene Verzameling, welke tot dus
verre nimmer ene Catalogus heeft opgeleverd, en die zelfs in de
Boekeryen der grootste Vorsten niet te vinden is*.
In 1789 had de Algemene Konst- en Letter bode al uitvoerig aan-
dacht besteed aan de ophanden zijnde veiling. De bibliotheek
werd omschreven als 'zedert lang bekend voor de rykste, uitge-
zogtste en kostbaarste Verzameling van Boeken en Handschriften,
die ergens by enig particulier in Europa gevonden word, en
uit dien hoofde steeds een voorwerp der nieuwsgierigheid en
verwondering van deskundige Vreemdelingen geweest zynde, zo
wel als een vrugtbare bron voor alle letterminnaren, die zig de-
zen schat hebben willen ten nutte maken.’5) In een achttal afle-
veringen van de Algemene Konst- en Letterbode werden de be-
langrijkste items beschreven. Vooral nummer 310, de Pontificale
Romanum, kreeg uitvoerig aandacht. 'Een overheerlijkManuscript
op Pergament, van ongemene fraayheid, en zeer ryk uit-
gevoerd. Het zelve is voor de Bisschoppelijke Kerk van Utrecht
omtrent den jare 1460, ten tyde van David van Bourgonje, Bis-
schop dier Stad, geschreven, en pronkt op ettelyke plaatsen met
Het tweede manuscript dat Van Marum kocht werd in de catalogus
beschreven onder nummer 337 als Officium B. Mariae
Virg. ('Manuscrit unique et incomparable pour la beauté de ses
miniatures, que les amateurs & surtout les Connoisseurs ne
peuvent se lasser d’admirer.’). Dit getijdenboek door Jean Poyet
uit Tours ontstond omstreeks 1485-1490, bestaat uit 144 paginas
op perkament, met 25 miniaturen over de voile pagina en
een begeleidende tekst in het Latijn. Het is gebonden in een
18de-eeuwse rood marokkijnen band, goud gestempeld en meet
209 x 144 mm.7) Over de herkomst vóór Crevenna is niets bekend.
Van Marum betaalde er 470 gulden voor.
Omdat Van Marum toestemming kreeg op dezelfde veiling nog
een handschrift aan te kopen, ligt het voor de hand te vermoe-
den dat wellicht ook het andere middeleeuwse handschrift in de
Teyler bibliotheek uit het bezit van Crevenna afkomstig is. Het
gaat hier om een oost-nederlands (Nijmegen?) getijdenboek uit
1430 (perkament, 278 pagina’s, 16 miniaturen en begeleidende
teksten in Middelnederlands en Latijn , 17de- eeuwse lederen
band, 144 x 119 mm), dat in 1663 in het bezit was van de
Leidse boekhandelaren Van Gaasbeek.8) In de veilingcatalögus
van Crevenna komt dit handschrift echter niet voor. Trouwens
Crevenna bezat nauwelijks Nederlands materiaal.
Ook de enige incunabel uit de Teyler bibliotheek, La N ef des
Folles van Josse Bade (Josius Ascanius Badius) en vertaald door
Jean Droyn uit Parijs kort na 1500, werd niet door Van Marum
uit Crevenna’s bezit aangekocht. De Franse tekst van deze incunabel
is gedrukt op perkament, versierd met 28 met de hand in-
gekleurde en deels vergulde illustraties, en gebonden in een
waarschijnlijk 17de-eeuwse lederen band.9) Tot nog toe is onbe-
kend hoe deze boeken in het bezit van het museum kwamen.
Boeken en manuscripten uit de bibliotheek van Crevenna in Teylers Museum
Op de vergadering van 7 mei kon Van Marum twee schitte-
rende geillumineerde handschriften tonen, die samen ver onder
de afgesproken prijs waren-gebleven (f 785). Hij kreeg hierna
toestemming om op de verkoopdagen in mei en juni nog een
manuscript in octavo te kopen en enkele werken op het gebied
van de nätuurlijke historie. Uiteindelijk zouden 17 nummers
uit Crevenna’s bibliotheek in Teylers Museum terecht komen.
Pietro Antonio Crevenna, koopman in snuif en handelaar in ta-
bak te Amsterdam en Frankfurt am Main, was op 12 oktober
1736 in Milaan geboren.2) Zijn vrouw, Antonia Maria Bolon-
garo, was de dochter van de schatrijke Italiaanse koopman Gia-
como Filippo Bolongaro, die in 1745 poorter van Amsterdam
was geworden. Crevenna die zijn fortuin voornamelijk aan zijn
schoonvader te danken had, noemde zieh dan ook graag Bolongaro
Crevenna.
Achter het Paleis op de Dam, aan de Nieuwezijds Voorburgwal,
liet hij een schitterend huis bouwen, dat vooral bekend was
door een fraaie daktuin. Te Overveen kocht hij in 1773 het buitentje
Schoonoord, waar hij met vrouw en acht kinderen
meestal de zomers doorbracht. Hiervan resteert alleen nog het
koepeltje aan de Brouwersvaart, waar volgens het opschrift Cre-
venna’s oudste zoon in 1774 de eerste steen legde. In 1784 over-
leed zijn vrouw waarop hij nog hetzelfde jaar hertrouwde met
de zeer gefortuneerde rooms-katholieke weduwe Agatha Cornelia
Dommer. In 1792 ging Crevenna voor zaken naar Italie. In
Rome aangekomen overleed hij op 8 oktober 1792.
Crevenna was een liefhebber van kunst en wetenschap en bezat
naast een belangrijke collectie schilderijen een enorme bibliotheek
van zeldzame boeken en manuscripten. Van zijn boeken
verscheen in 1775/76 een zesdelige beredeneerde catalogus, die
uitmunt door zeer nauwkeurige beschrijvingen en uitvoerige
aantekeningen die onder de titelopgaven zijn geplaatst.3) Wellicht
door de Franse Omwenteling en de daarmee gepaard
gaande onzekere tijden, liet Crevenna in 1789 zijn bibliotheek
opnieuw inventariseren, dit keer met het oogmerk alles in 1790
te laten veilen.4) De kijkdagen waren van 12 tot 24 aprii,
diens wapen. Men vind daar op 125 bladen, in twee kolom-
men, met oud lopend Schrift, alle de Bisschoppelyke diensten
en liederen. Elke dienst of verrigting word boven aan in een
fraay groter en kleiner miniatuur afgebeeld.’ Het handschrift is
nu bekend als de Pontificale van Thérouanne (door de meester
vanTerwaan) uit omstreeks 1455-56, 137 pagina’s op perkament,
met veertien miniaturen, een begeleidende tekst in het
Latijn, in een 18de- eeuwse rood marokkijnen band, goud gestempeld
en meet 300 x 206 mm. Het manuscript werd ge-
schilderd voor David van Bourgondie, bisschop van Terwaan
(1451-56) en vervolgens bisschop van Utrecht (1456-1496).
Daarna was de Pontificale in het bezit van Philips van Bourgondie,
bisschop van Utrecht (1524), en Frederik Schenck van
Tautenberg, aartsbisschop van Utrecht (1580) .6) Zo’n tweehon-
derd jaar later is het handschrift aanwijsbaar in de collectie van
P.A. Crevenna en werd het door Van Marum voor 315 gülden
voor Teylers Stichting aangekocht.
Afbeelding uit de Pontificale van David van Bourgondie, fol. 70 recto.