
iTEYLERSl
[Noten]
1. Teylers Magazijn
42 (1994)y p. 1-4.
2. E. Cropper, Pietro
Testa 1612-1650.
Prints and Drawings,
tentoonstellingscata-
logus Philadelphia
Museum of Art,
Philadelphia 1988,
p. 189-190, nr. 88.
1. Het Italianenzaaltje tijdens de openingstentoonstelling in 1918.
maakte als hulpmiddel bij het ontwerpen van een ander,
meestal groter werk, een schilderij, wandtapijt, prent of fresco.
Het is niet toevallig dat het Italiaanse woord voor tekening, disegno,
meer betekent dan enkel de op papier vastgelegde voor-
stelling in podood, krijt of inkt. Het wordt ook gebruikt voor
6 on twerp’: het mentale beeid dat de kunstenaar, voordat hij begint
te tekenen, zieh vormt van datgene wat hij wil weergeven.
De meeste geexposeerde tekeningen waren niet bedoeld als zelf-
standige kunstwerken maar als hulp en geheugensteun voor de
Schilder. Als zodanig behoorden ze tot zijn werkkapitaal; gete-
kende studies werden dan ook zelden afgestaan aan verzame-
laars. Michelangelo schijnt zelfs gewild te hebben dat al zijn tekeningen
na zijn dood vernietigd zouden worden. Hij wenste
niet dat latere generaties uit zijn studies en schetsen zouden
kunnen afleiden, hoeveel moeite het hem soms gekost had om
zijn volmaakt geachte werken te ontwerpen. Gelukkig hebben
de uitvoerders van zijn testament dit onderdeel van zijn laatste
wil niet al te letterlijk opgevat, zodat wij tegenwoordig althans
nog enige tekeningen van Michelangelo kunnen bewonderen,
al zullen de ongeveer 400 nu bekende bladen slechts een fractie
zijn geweest van de vele duizenden schetsen en studies die de
kunstenaar in de loop van zijn lange leven gemaakt moet hebben.
Diverse soorten voorbereidende studies zijn in de tentoonstel-
ling te zien: van de eerste schetsen voor een compositie, de zo-
genaamde concetti, tot gedetailleerde studies voor afzonderlijke
figuren en uitgewerkte definitieve ontwerpen.
Een uitzonderlijk voorbeeld van de laatste categorie is een blad
van de uit Lucca afkomstige schilder Pietro Testa (1612- 1650),
die in Rome werkzaam was. De tekening stelt een fontein voor;
uitgebreide bijschriften in de hand van de kunstenaar verhelde-
ren de samenstelling en de symboliek van de onderdelen.(afb.
2) Uit die opschriften blijkt dat het gaat om het ontwerp voor
een fontein van de Acqua Vergine, één van de belangrijkste wa-
tervoorzieningen van Rome. Volgens de legende was het de
maagd Iris geweest die dorstige Romeinse Soldaten in de oud-
heid de bron gewezen had waar de later naar haar genoemde
Acqua Vergine ontsprong. Het centrale beeid in de fontein stelt
dan ook deze Iris voor, wiens naam tevens duidt op de godin
De kleine tekening in Teyler bevestigt zijn rol ten volle. Het is
een rake, snel getekende Studie van het hoofd van een jong
meisje met opgestoken haar, het profiel iets afgewend. De teke-
naar rieht de meeste aandacht op het gezicht, het oor en de
lichtval op de nek van zijn model; haar kleding en haar heeft hij
daarentegen summier aangeduid met enkele losse halen krijt.
Ongetwijfeld is dit een naar het leven getekende Studie. Nader
onderzoek wees echter uit dat het tekeningetje wel degelijk gebruikt
is in een schilderij. Het meisjeskopje komt namelijk dui-
delijk overeen met het hoofd van de heilige Lucia in Annibale s
Madonna en Kind met een engel en de heilige Lucia, een schilderij
dat omstreeks 1585 gedateerd kan worden.(afb. 4) Tussen
Studie en geschilderde versie bestaan allerlei verschillen, waar-
van de meeste verband houden met de wenselijkheid om de
leeftijd van het model iets te verhogen: het kleine meisje van de
tekening is in het schilderij een jonge vrouw geworden. Heeft
Annibale de Haarlemse tekening speciaal gemaakt met de be-
doeling hem voor het schilderij te gebruiken, of heeft hij bij het
schilderen teruggegrepen op een eerder gemaakte natuurstudie?
Die vraag kan niet met zekerheid beantwoord kan worden,
maar bevestigt eens te meer de functionele samenhang tussen
tekening en schilderij.
Het is bekend dat de Italiaanse tekeningen in het museum in
1790 in Rome verworven werden van de familie Odescalchi. Bij
de aankoop was een tussenpersoon betrokken, Willem Anne
Lestevenon, een lid van Teylers Tweede Genootschap. Van hem
hören we dat de voor het museum gekochte tekeningen tevoren
hadden toebehoord aan koningin Christina van Zweden (1626-
1689), wiens erfenis in Odescalchi-bezit was overgegaan. Over
de weihaast legendarische collectie van Christina is veel geschre-
ven. Helaas is het archiefmateriaal aan de hand waarvan haar te-
keningenbezit gedocumenteerd kan worden uiterst pover. Dat
koningin Christina tenminste zeven albums met tekeningen be-
zat is bekend. We kennen ook de inhoudsopgave van één van
die boeken en daaruit is gebleken dat diverse bladen die nu in
Haarlem te vinden zijn inderdaad uit haar verzameling stammen.
Kortgeleden heeft de Italiaanse kunsthistoricus Tommaso
Montanari (Scuola Normale Superiore te Pisa) een opmerke-
lijke aanvullende vondst gedaan. In een document in een provinciaal
archief herkende hij de inhoudsopgave van een tweede
tekeningenalbum dat aan Christina van Zweden heeft toebehoord.
Al moet publicatie van Montanari s vondst worden afge-
wacht voordat er gedetailleerde conclusies aan verbonden kunnen
worden, is inmiddels al wel duidelijk dat ook deze tweede
lijst talrijke tekeningen beschrijft die nu in Haarlem aan te wij-
zen zijn. Zo is de herkomst uit Christinas collectie van weer
meer tekeningen in Teyler gedocumenteerd.
Na de dood van de Zweedse vorstin kwamen de tekeningen in
handen van Don Livio Odescalchi (1652-1713). Het waren
zijn nazaten die de tekeningen verkochten aan Teylers Stich-
ting, die daarmee in een klap de grootste en belangrijkste verzameling
Italiaanse renaissance- en baroktekeningen in Nederland
verwierf, een verzameling waarvan de openingstentoonstelling
van de vernieuwde Aquarellenzaal een beeid wil geven.
van de regenboog. Het beeid zou van maagdelijk wit marmer
gemaakt moeten worden; de (bronzen?) lelies aan Iris’ voeten
moesten daarentegen worden verguld. Rondom het bassin zit-
ten vier mannelijke figuren die verschillende eigenschappen van
het water van de Acqua Vergine verbeelden: de middelste bij-
voorbeeld bibbert om de koude ervan aan te geven. Deze beeiden
waren van natuursteen gedacht. Witmarmeren zwanen zijn
tenslotte zichtbaar in het laagste bassin.
Het samenspei van glanzend wit marmer, ruwe zandsteen en
blinkend goud zou zeker een kleurrijk beeid hebben gegeven,
vooral in combinatie met het klaterende water, waarin de zon
de kleuren van de regenboog kon oproepen. Dit opmerkelijke
ontwerp is echter nooit uitgevoerd. Hoewel evenmin ergens
vermeld Staat waar de fontein geplaatst zou moeten worden,
heeft de Britse kunsthistorica Elizabeth Cropper overtuigend
weten aan te tonen dat het moet gaan om een ontwerp voor de
centrale fontein op het Piazza Navona in Rome. In 1645 had
Paus Innocentius X besloten om het water van de Acqua Vergine
naar dit plein te voeren - niet geheel toevallig het plein
waaraan zijn familiepaleis stond - en mogelijk hoopte Testa de
opdracht in de wacht te slepen om de fontein op deze prestigi-
euze piek te ontwerpen. De pauselijke keuze viel echter op het
ontwerp van de beeldhouwer en architect Gianlorenzo Bernini,
wiens spectaculaire Fontein van de Vier Rivieren, een van de
grote meesterwerken van de Romeinse barok, sindsdien op het
plein prijkt. Alleen onze tekening wijst nog op Testas mededin-
ging-2
4. Annibale Carracci (1555-1609), Madonna en Kind met een engel en de heilige
Lucia, omstreeks 1585, olieverf op doek, 78,5 x 63 cm. (met vriendelijke
toestemming van Richard L. Feigen & Co., New York; foto: Gregory W. Schmitz).
Een heel ander soort tekening is de bescheiden Studie in zwart
krijt van een meisjeskopje, voor het eerst geexposeerd.(afb. 3)
Dit kleine, levendig getekende blad werd bewaard onder de
anoniemen maar kon op grond van stijl toegeschreven worden
aan de Bolognese schilder Annibale Carracci (1555-1609).
Annibale was één van de belangrijkste vernieuwers van de Itali-
2. Pietro Testa (1612-1650), Ontwerp voor een fontein,
pen in bruin, penseel in grijs en blauw; 215 x 417 mm; inv.nr. K I I 13.
aanse schilderkunst rond 1600. Hij was het die de weg wees
naar een stijl waarin de aan de klassieke kunst ontleende regels
verzoend en verzacht werden met op directe observatie geba-
seerde natuurstudie.