
6. Promotiepenning in
1785 gegeven doorde
Staten van Friesland
aan Anthonij Adriaan
van der Marck.
7. Gravüre van de
promotiepenning
uitgereikt aan Gijsbert
Verschuir.
KeerZijde: een Latijnse tekst, die duidelijk maakt dat
de Staten van Friesland de ze penning als eerbewijs
gegeven heb ben aan de jongeman A.A. van d er Marck,
toen hij, in het k ad er v an h e t eeuwfeest, de hoogste
eer in d e rechten, naar de wijze d er voorvaderen,
verkreeg.
D e penning die de andere jurist, G ijsbe r t Verschuir,
kreeg, staat in gravure afgebeeld in Vervolg van Loon?
D e tegenwoordig e verblijfplaats is niet bekend. Met
nad ruk zegt d e niet nader aangeduide auteur
(waarschijnlijk J. Dirks) dat de v o orzijd e geslagen w as,
maar het exemplaar in Teylers Museum b ewijst dat
h e t een gegoten plaatje is. D e ze lfd e auteur meent dat
d e Stempel 1 7de- eeuws geweest moet zijn, naar de
vorm van de doctorshoed te oordelen. In de eerste
plaats is e r g een Stempel aan te pas gekomen, maar als
da t z o zou zijn, zou men kunnen verwachten dat
dergelijke penningen 00k bij eerd ere promoties
uitgereikt zoud en zijn, en hierover is niets bekend.
Wa arschijnlijk w as d it een eenmalig fenomeen ter
gelegenheid v an h e t jub ileum v an de Academie.
D e penning v o o r Manger dro eg waarschijnlijk
medische Symbolen. D e ze kwam in het b ezit van de
Amsterdamse verzamelaar Mr. Jeronimo de Vries, en
werd in 1854, na diens d ood, geveild. In het
11 \ ■
/ / i n k t i s s i m o c i v i : /i fC IBBERIV T vO b VnK i RSCifVtll I IQVVIVIBM 8SWRl Bt Mi i0&f EIPNK Of
i «K C V L à lll I ® TO M À I I
Amore capkksrrkt h o m
\\RIS VMm BQmVERWT / /
P O T B N T l t t S lM I / /
f i u s i a e ù i im m u m È
i ~ > a ?L s x x v f
exemplaar van de veilingcatalogus dat in het
Konink lijk Penningkabinet berust, staat aangetekend
d a t de penning werd gekocht d o o r een zekere
Moquette. Volg ens de auteur van Vervolg Van Loon
schijnt hij daarna versmolten te zijn.6 O v e r Mangers
verdere loopbaan is niets bekend. Anthonij Adriaan
van der Marck (1761-183 1) was een zo on van Prof. Mr
Fried rich A d o lf van der Marck en Agneta van der
Hors t te Deventer. Hij werd advocaat te Amsterdam
en bracht het in 18 1 1 to t v ice-president van de
rechtbank van eerste aanleg (iets dergelijks als de
tegenwoordige arrondissementsrechtbank).
D e carrière van G ijsbe r t Ver schuir (1764-1838)
verliep voorspoedig. Hij was een zo on van Prof. D r
Jan H en d r ik Versch uir en Isabella Algera Fontein te
Franeker, en b ek le ed d e talrijke belangrijke ambten,
eerst in Friesland, en na 1788, toen hij naar Alkmaar
verhuisde, in de provincie Holland. Hij was onder
andere burgemeester van Alkmaar, lid van de Tw e ed e
Kamer (na 1816) en van de Eers te Kamer (na 1831).
O n d e r alle politieke wisselingen b le e f hij steeds het
Oranjehuis toegedaan. In 1822 v e rh ie f Koning Willem
1 hem in de adelstand7.
E en zeldzame G roning se prijspenning8
In de 18 de eeuw nam h e t kunstonderwijs in alle
landen van E u rop a een grote vlucht. O ve ral werd en
academies en scholen gesticht, die onderwijs gaven in
tekenen, schilderen, boetseren en-architectuur. In de
tweed e h elft v an de e euw lieten v eel v an deze
instellingen prijspenningen maken, d ie ied er jaar als
beloning w e rd en gegeven aän de beste leerlingen.9
O o k in de R ep ub liek werd en in een aantal steden
kunstacademies opgericht. Prijspenningen zijn alleen
bekend van de academies v an Amsterdam, D e n Haag,
Rotterdam, D ordrecht, M id d elb urg en Groningen. In
laatstgenoemde plaats kwam in 1798 op initiatief van
een aantal notabelen een Acad emie v an Teeken-
Bouw- en Zee vaartkunde tot stand. V ó ó r die tijd werd
er w e l huisonderwijs in het tekenen gegeven, en het
stadsbestuur had in 1763 een onderwijzer aangesteld
d ie ’s winters wiskundelessen g a f aan zeelieden,
terwijl de wetenschappelijke wiskunde aan de
Hoges ch ool werd b eoefend, maar er b le e k behoefte te
bestaan aan meer algemeen toegankelijk en geregeld
onderwijs in d eze vakken. M en zag het belang in van
het figuur- en architectuurtekenen, het boetseren en
de wiskunde vo o r de bevordering van de b o uw van
bijvoorbeeld fabrieken, en van de zeevaartkunde, zo
noodzakelijk v o o r de welvaart van het land en van
Groningen in het bijzonder. O o k wild e men
tegemoetkomen aan de steeds toenemende
belangstelling vo o r kunst, maar de toegepaste kunst
stond hier duidelijk meer op de voorgrond dan de
zuivere kunstbeoefening.
Nad at d e initiatiefnemers v old oen d e steun van hun
stadgenoten had den gekregen voor een plan van
intekening v o o r een bepaald bedrag, k ond en zij begin
1798 een g eb ouw huren en onderwijzers in dienst
nemen. D e lessen werd en tegen een geringe
vergoeding gegeven, o f zelfs gratis vo o r min-
vermogenden. D e ze twee groepen kregen echter wel
gescheiden van elkaar les. In 1799 v on d er v o o r het
eerst een uitreiking van prijzen plaats. D ie bestonden
toen nog grotendeels uit getuigschriften op perkament
geschreven, voorzien van het zegel van de Academie.
E r waren na het eerste jaar 67 leerlingen in de
tekenkunde, 6 in de bouwkund e en 10 in de
zeevaartkunde.10
V a n a f het begin worstelde de A cademie met
geldgebrek. D e bijdragen van intekenaren b lek en niet
v old oend e te zijn, en ondanks herhaalde pogingen
slaagde men er niet in om overheidssubsidies te
krijgen. In crisissituaties werd en bezuinigingen vooral
gevonden in d e verlaging van de salarissen van het
onderwijzend personeel, maar als het tijdelijk wat
beter ging w erd en die w e e r verhoogd. Soms waren er
meevallers, bijvoorb eeld v erschillende geld-
schenkingen van de filantropische admiraal Van
Kinsbergen. In 1806 v erkochten de directeuren van
de A cademie het effectenbezit, met de bedoeling om
de opbrengst met koerswinst te beieggen in
goed kopere waardepapieren. Misschien heeft de
tijdelijk günstige liquiditeitspositie de dire cteuren de
moed gegeven om een prijspenning te laten maken.
D e ze w ord t in Vervolg VanLoon g edateerd op 1798,
het eerste jaar dat de A cademie functioneerde, maar
u it een notariele acte is onlangs gebleken dat de
Stempels in 1806 zijn geleverd. D e ze lfd e acte bewijst
dat zij in Amsterdam, in het atelier v an Johan George
H oltzh e y zijn gemaakt, en dat de A cademie tot 1809
de b etaling e rvoor schuldig is gebleven.
Wa arschijnlijk had den de opdrachtgevers destijds
toch een te optimistische kijk op de financiele
mogelijkheden gehad.
N ad at H oltzh e y op 20 februari 1808 als kinderloze
weduwnaar was overleden, w erd een nauwkeurige
beschrijving van al zijn bezittingen gemaakt door
notaris Everard Cornelis B on d t te Amsterdam.
H oltzh e y w oo n d e in een groo t huis op de
Herengracht en alle voorwe rpen en meubels in ieder
v ertrek werd en op 34 foliovellen opgesomd. D e ze
. acte w ord t b ewaard in het Amsterdamse Gemeente-
archief. Tevens berust daar de ‘Reekening van
Ontfangst en U itg a a f, waarin alle nog d o o r de
executeurs van d e boed e l na H oltzh e y ’s d ood
ontvangen bedragen en doo r hen gedane betalingen
staan genoteerd.
Volgens de boedelbe schrijving stond op de
benedenste zold e r een eikenhouten kast met vier
deuren, waarin zieh een aantal Stempels van
genootschappen bevond. G ew o o n lijk werd en
dergelijke Stempels van prijspenningen d o o r de
medailleur z e lf bewaard, zod a t zij niet telkens heen en
we e r gestuurd hoefden te word en als er we e r afslagen
nodig waren. Z ij k ond en bovendien d oo r d e zorgen
v an de deskundige vervaardiger tegen roest
gevrijwaard worden. O o k d e twee Stempels van de
prijspenning van de Groningse Acad emie w ord en hier
genoemd. E en eind verder, onde r de geldswaardige
papieren en nog uitstaande rekeningen, komt de
volgende post voor: ‘Gerlacius te Groning en van
1806,/7Ö 2.19.8’. D a t d eze post slaat op de b lijkbaar in
1806 gemaakte en nog steeds onbetaalde Stempels van
d e prijspenningen van de A cademie w o rd t duidelijk
u it de rekening van ontvangsten en uitgaven. O p 29
december 1809 noteert de notaris de ontvangst van
7762.19.- ‘V a n wegen de Acad emie van Teeken, B ouw
en Zeevaard künde in Groningen voor en in
vold oening van gemaakte Stempels v o o r een Medaille,
8 . Prijspenning van de
Groningse Academie
van Teeken-, Bouw- en
Zeevaartkunde, door
Johan George
Holtzhey, in 1825
uitgereikt aan
H. Mulder.