
tanden is te zien dat sommige soorten met een vlak
afslijtingspatroon gras aten, terwijl andere soorten die
13 Onderkaak van een afslijtingspatroon met richels vertonen meer
hert met vlak bladeren en takjes gegeten zullen hebben (afb. 13 en
afslijtingspatroon. 14 ).
aangepast aan hun omgeving en we kunnen spreken
van een adaptieve radiatie.
- Waarschijnlijk is bij beide de radiatie niet zolang aan
de gang waardoor de soorten morfologisch sterk op
elkaar lijken. De soorten van de Darwin Vinken zijn
alleen van elkaar te onderscheiden aan de vorm van
de snavel. De herten op grond van grootte, gewei en
kiesmorfologie.
- Zowel bij de herten van Kreta als bij de Darwin
Vinken is het niet uit te maken wie de voorouder was,
daar beide te veel aangespast zijn aan hun nieuwe
omgeving waardoor ze niet meer lijken op hun direkte
voorouders van het vasteland.
Het is echter te hopen dat het de fauna van de
Galapagos eilanden niet zo vergaat als de pleistocene
fauna van Kreta. Met de komst van de mens in het
Neolithicum stierf de fauna van Kreta en de overige
eilanden van de Middellandse Zee uit.
John de Vos
14 Onderkaak van
hert met
afslijtingspatroon met
richels.
Het optreden van een radiatie binnen een geslacht
kennen we 00k in een andere situatie namelijk de
Darwin Vinken van de Galapagos eilanden. De fauna
van de Galapagos eilanden vertoont 00k de typische
kenmerken van eilandfauna’s. Hier hebben echter
alleen vogels, hagedissen en schildpadden de eilanden
bereikt Het viel Darwin op dat haast elk eiland zijn
eigen soort schildpad had en hierdoor kwam hij op de
gedachte van de evolutie. Die gedachte publiceerde
hij in 1859 in zijn beroemde boek On the origin o f
species. De Darwin Vinken zijn slechts naar Darwin
genoemd. Het is niet zo dat Darwin door de vinken
op het idee van de evolutie is gekomen. De evolutie
van de herten van Kreta is te vergelijken met de
evolutie van de Darwin Vinken op de Galapogos
eilanden. In beide gevallen treffen we dezelfde
fenomenen aan zoals:
- Zowel in de herten als in de Darwin Vinken zien we
een radiatie binnen een geslacht. De soorten zijn goed
Het Deltaplan:
paleontologisch-mineralogischkabinet
In Teylers Magazijn 35 werd een overzicht gegeven van wat het Deltaplan voor
Teylers Museum inhoudt. In een serie vervolgartikelen geven tijdelijke
werknemers inzicht in hun conserverende werkzaamheden. Na de bibliotheek,
het numismatisch- en fysisch kabinet laten we ditmaal Erwin Wolbrink van
paleontologisch-mineralogisch kabinet aan het woord.
15 Deltaplanner
E rwin Wolbrink
registreert fossielen.
(foto R ik Bach)
Sinds januari 1992 werk ik als ‘deltaplanner’ op het
Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet. Als
vooropleiding heb ik een Studie aan de Reinwardt
Academie gevolgd met als afstudeerrichting
registratie/documentatie en conservering. Op het
ogenblik combineer ik mijn werkzaamheden in
Teylers Museum met een Studie Kunstgeschiedenis in
Leiden en werk hierdoor nog slechts twee dagen per
week. Het feit dat ik geen paleontologische
achtergrond heb is voor mijn huidige werkzaamheden
geen onoverkomelijk probleem.
Het grootste deel van de fossielencollectie ligt in de
laden van de twee fossielenzalen in het museum. De
gehele collectie is eind vorige eeuw gei’nventariseerd
en gedetermineerd door conservator T.C. Winkler. De
meeste objecten zijn toen voorzien van een nummer
met hierbij gegevens als geografìe, vind- en bergplaats.
Deze gegevens staan vermeld in de catalogus van
Winkler. In de afgelopen honderd jaar is de gehele
collectie nogal onoverzichtelijk en hierdoor
ontoegankelijk geworden. Veel objecten hebben geen
nummer meer, liggen bij de verkeerde groep fossielen
of zijn in sommige gevallen niet aanwezig. Het doel
van ons Deltaplanproject is om alle fossielen per
groep bij elkaar te leggen en elk fossiel te voorzien van
een nummer, een naam, de geografie, de vindplaats en
een vermelding van de (vroegere en huidige)
bergplaats. Als uitgangspunt nemen we de
Winkler-catalogus waarin de meeste gegevens staan.
Het grootste deel van mijn werkzaamheden bestaat uit
het invoeren van deze gegevens met behulp van een
computerprogramma in dBase IV. Alle informatie
wordt hierna op kleine etiketjes uitgeprint en bij de
fossielen gevoegd. Verder worden de objecten zoveel
mogelijk schoongemaakt en waar nodig gelijmd,
waarna ze in een bijpassende plastic doos of zak gaan.
Onze werkpiek ‘Spaarne 8 rood’ ligt helaas enkele
huizen verder wat betekent dat alle fossielen eerst per
kar in speciaal daarvoor gemaakte laden hier naar toe
vervoerd moeten worden. Als ze geregistreerd zijn,
gaan ze weer terug naar het museum. Het is erg
onhandig dat de depotcollectie in een voor publiek
toegankelijk deel van het museum Staat. Hierin komt
gelukkig verandering met de verhuizing naar
Zegelwaarden, waar genoeg ruimte is om de gehele
collectie overzichtelijk op te bergen. A I het werk dat
tijdens dit Deltaplanproject in de fossielencollectie
gestoken is, zal dan een stuk beter tot zijn recht
komen.
Erwin Wolbrink