
8
7 WJ. Hofdijk,
Offerplaats in bos,
ztvart krijttekening uit
zijn schetsboek, 250 x
360 mm. (Coll. WJ.
Hofdijk, Oegstgeest)
realiteit’,7 steeds vaker voor de pen in plaats van het
penseel. In 1850 versehenen zijn Kennemerland
Balladen en tegen een zeer behoorlijke vergoeding zijn
eerste ‘Dramatiesch Gedicht’ in opdracht van het
rederijkersgenootschap ‘Laurens Janszoon Coster’,
waarvan hij lid was.
Ondanks zijn verhuizing naar het in de duinen
gelegen buiten ‘Holland op zijn Smalst’ stierf zijn
schildersloopbaan een zachte dood. In 1851 was hij al
bijna tien jaar verloofd met zijn Engel, met wie hij
ooit wilde trouwen. Hij ging op zoek naar ander
emplooi. Dat vond hij uiteindelijk in Amsterdam.
Leraar en literator in Amsterdam
Hofdijk werd op zijn zeventigste verjaardag uitbundig
gehuldigd in een vol Felix Meritis. Ridderorden
werden opgespeld, lofrede’s gehouden, geschenken
overhandigd, een dankwoord gesproken en handen
geschud. ‘Ik ben blij dat ik van die tweehonderd
negentig zweetpoten afben, bonjour’,8 bekende hij zijn
oud-leerling Aegidius Timmerman. Hofdijk was een
populair man geworden, die meerdelige folianten
volschreef als De Klooster-orden in Nederland en Ons
Voorgeslacht, die menig boekenkast vulden. Zijn rol in
het Amsterdamse kunstleven was aanzienlijk geweest,
hij was een der oprichters van de toneelacademie, en
meestal lid van de vele commissies die in die jaren de
een of andere nationale herdenking organiseerden,
zoals de Vondelcommissie. Vele generaties jonge
Amsterdammers hadden van hem Nederlands en
geschiedenis gekregen — waarover vele anekdoten
verteld werden. ‘Mijnheer Hofdijk’, zoals de dichter
door zijn leerlingen respectvol werd genoemd, had
een reputatie hoog te houden vanwege zijn
scheldkannonades, maar ongevoelig was hij nooit.
Toen hij na een ziekteperibde terugkeerde, moest hij
rapportcijfers uitdelen. ‘Hij begon en tot de F
gekomen zei hij: "Frederiks, een drietje”. Maar daar de
jongen in zijn ziekte overleden was, zeiden wij hem
dit. We konden hem aanzien dat hij er van schrok en
het ”belabberd” vond, dit niet geweten te hebben.
Ontroerd was de klank van zijn stem toen hij zeide:
”Och! is ie dood. Arreme jongen! Laat hem zijn drietje
houden. Hij. heeft het eerelijk verdiend.” ’9
Van de opbrengst van de inzameling voor zijn
huldiging kocht hij een lijfrente en verhuisde van
Amsterdam naar Arnhem. In de winter van 1888 werd
hij ziek, waarna hij niet meer goed herstelde. ‘De
morgen van den 29 Augustus 1888 brak aan. Hij vroeg
een sigaar, stak die aan, en na even gerookt te hebben
legde hij hem weder neder, met een vaarwel zeggende
uitdrukking op zijn gelaat.’10 Enkele ogenblikken later
overleed hij. Hofdijk werd begraven op het fraaie, in
het bos gelegen kerkhof van Kasteel Rozendaal.
De brieven aan Thijm
‘Spreekt ge my van warmte van hart, van gevoel (ja in
den superlativus!) dan, mijn noble Vriend! wijk ik Ü
geen hair breed uit den weg. En ik dank er God voor.
Want met een koud hart door de wareld te gaan, moet
een ijzingwekkend leven zijn.’11
De openhartige en levendige brieven aan Thijm, die
Hofdijk schreef in de jaren 1847-1851, verschijnen
gelijktijdig met de tentoonstelling in een integrale
uitgave, met 42 afbeeldingen (waaronder Hofdijks
schilderijenLen schetsen) en een uitvoerige inleiding
over zijn leven en werk.
Erik de Ree
Noten
1. Brief WJ. Hofdijk aan J.A. Alberdingk Thijm,
ongedateerd (maart 1851).
2. Brief WJ. Hofdijk aan E.J. Potgieter, 7.7.1839.
3. Brief J.P. Hasebroek aan E.J. Potgieter, 13.2.1840.
4. De Bruidsdans, p. 10.
5. J. ten Brink, ‘Willem Jacobszoon Hofdijk’, in
Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de
XIXeEeuw, in Biographien en Bibliographien, 1830-1880,
11, p. 172.
6. Brief WJ. Hofdijk aan J.A. Alberdingk Thijm,
12.1.1849.
7. Brief WJ. Hofdijk aan Thijm, 12.1.1849
8. A.W. Timmerman, Tim’s Herinneringen, p. 104.
9. A.W. Timmerman, Tim’s Herinneringen, p. 113-114.
10. C.J.B. van der Duys, Leven en werken van WJ.
Hofdijk, p. 122-123.
11. Brief WJ. Hofdijk aan Thijm, 30.3.1849.
H e t s c h a a p d a t e e n h e r tb l e e k t e z i jn 9
AI snuffelend in de laden van het Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet
kwam ik een doosje tegen met daarin een aantal botjes. Ze waren op Kreta,
vijf km ten oosten van Rethymnon, gevonden door de dames H.L.M. en
L.A.M. Defire en geschonken door mevrouw Dominicus Haentens. Volgens de
etiketten waren ze gedetermineerd als het opperarmbeen (humerus),
spaakbeen (radius) en wervel van een recent schaap of geit. Ik herkende ze
onmiddellijk als een fossiele hertensoort (Candiacervus ropalophorus), die ik
voor Kreta had beschreven en die gedurende het Pleistoceen (00k wel de
IJstijd genoemd) op Kreta leefde. Het Pleistoceen is het tijdvak van de
aardgeschiedenis dat duurde van circa 2 miljoen tot 12.000 jaar geleden.
Al twintig jaar doen dr. Paul Sondaar van de
Rijksuniversiteit Utrecht en ik, geholpen door andere
wetenschappers en Studenten, onderzoek aan fossiele
eilandfauna’s in het Middellandse Zeegebied. Dr.
Sondaar stelde voor de eilandfauna’s een model op, en
daar dezelfde fenomenen 00k op de eilanden van de
Indonesische Archipel voorkomen,
verplaatsten we het onderzoek naar die eilanden.
Fossiele zoogdieren van de Middellandse
Zee-eilanden zijn al bekend vanaf het eind van de
i7de eeuw. Het was de Hollandse ontdekkingsreiziger
Cornells de Bruin die voor het eerst melding maakte
van fossiele zoogdieren van Cyprus. Leith Adams
bestudeerde de fossielen van Malta en gaf in 1870 een
reconstructie van de fossiele eilandzoogdieren. Op
deze reconstructie zien we een grote olifant, een
middelgrote olifant, een dwergolifant, een
dwergnijlpaard, een grote slaapmuis, een grote zwaan
8 Reconstructs van en een grote waterschildpad. Opvallend is de
driesoorten aanwezigheid van dwergolifanten, dwergnijlpaarden
nijlpaarden. en grote muizen.
Het was Dorothea Bate, een jeugdige Engelse dame,
die voor het eerst begon met het systematisch
verzamelen van fossielen van de Middellandse
Zee-eilanden. In 1901 bezocht zij Cyprus en
verzamelde vele fossielen van dwergolifanten en
dwergnijlpaarden. Bate bezocht 00k Kreta, dat toen
onder Turks bewind stond. Het verhaal doet de ronde
dat zij daar als man verkleed rondreisde. Op Kreta
verzamelde ze dwergolifanten, dwergnijlpaarden en
grote muizen. Bate heeft een aanzet gegeven voor het
onderzoek van de eilandfauna’s. Zo kennen we
tegenwoordig van Delos en Naxos dwergolifanten, van
Tilos en Rhodos dwergolifanten en herten, van
Cyprus dwergolifanten en dwergnijlpaarden, van
Kasos en Karpathos alleen maar herten en muizen,
van Kreta grote olifanten, dwergolifanten,
dwergnijlpaarden en herten, van Sicilie en Malta
dwergolifanten, dwergnijlpaarden, herten en grote
slaapmuizen.
Treffen we op de eilanden in het oostelijk gedeelte
van de Middellandse Zee alleen maar olifantachtigen,
nijlpaarden en herten aan, op de westelijke eilanden
van de Middellandse Zee, Mallorca en Menorca,
vinden we een fauna die alleen maar bestaat uit een
vreemde Bovide (antiloopachtige) Miotragus en grote
muizen. Miotragus is geitachtig, heeft zeer verkorte
poten en in de onderkaak twee snijtanden, die net als
bij het konijn doorgroeien.
Niet alleen van het Pleistoceen zijn dergelijke
vreemde fauna’s bekend, maar 00k van het Mioceen
(5-25 miljoen jaar geleden). Zo vinden we in de
Gargano, de spoor van de laars van Italie die in het
Mioceen een eiland was, zeer vreemde dieren zoals
reuzeegels, reuzehamsters, reuzemuizen, een
vijfhoornig rundachtig hert waarvoor zelfs een hele
nieuwe familie gemaakt moest worden en grote
‘loop’uilen.
Verder worden dergelijke fauna’s op de
Channeleilanden voor de kust van California
aangetroffen met alleen maar olifanten, en op de
eilanden van Japan, Filippijnen en de Indonesische
Archipel zoals Sulawesi (Celebes), Flores, Timor en
Sumba. Op Sulawesi komen grote- en
dwergolifantachtigen voor die behoren tot het
geslacht Stegodon en een dwergolifant die behoort tot
het geslacht ‘Elephad. Daarnaast een varken,
Celeochoerus heekereni, waarvan de voorouder
onbekend is en die alleen maar op Sulawesi voorkomt.
Op Flores wordt naast een grote Stegodon, die altijd
nog kleiner is dan de vasteland-vorm van Java, nog
een dwzxg-Stegodon gevonden. Van Timor en Sumba is
alleen een dwerg-Stegodon bekend. Alle
dwcrg-Stegodonten zijn verschillend en worden tot
verschillende soorten gerekend.
Vooral de laatste twintig jaar zijn veel vindplaatsen op
Kreta bekend geworden die een groot aantal
publikaties tot gevolg hebben gehad. Het is
merkwaardig dat die vindplaatsen niet verspreid
liggen over heel Kreta, maar vooral pal aan de noord-
en oostkust geconcentreerd zijn. De fossielen die er
gevonden worden, zijn, zoals hierboven al is