
van Erasmus (de Leidse editie van 1703-06, aangeschaft
op 22 april 1790 voor f. 110,-). Met het Onomasticon lit-
terarium van Saxius als leidraad schaft hij van de klas-
sieke auteurs de als beste bekendstaande tekstuitgaven
aan, veelal 18de- eeuwse edities die van een uitgebreid,
geleerd notenapparaat waren voorzien, cum notis vario-
rum, of kortweg variorum-edities genoemd. Van Marum
verantwoordt zijn werkwijze bij de samenstelling van de
collectie in het voorwoord tot de eerste catalogus uit
1826. In de catalogus uit 1865 moet de toenmalige bi-
bliothecaris D. Lubach evenwel constateren dat de collectie
Griekse en Latijnse auteurs zieh nog in dezelfde
toestand bevindt als ten tijde van Van Marum en dat al-
leen de collectie Kerkvaders sterk is uitgebreid. Zo ver-
duurt deze deelcollectie, een typische 18de- eeuwse hu-
maniora bibhotheek, verstild en bijna onopgemerkt de
tijd. De in melkwit perkament gebonden banden mijme-
ren nu in een van de vertrekken van Teylers Museum in
stilte en rust na over de tijd toen de klassieken nog in
hoog aanzien stonden en tot de geestelijke bagage van ie-
der ontwikkeld mens behoorden.
Bij nadere beschouwing büjkt een twintigtal van deze
perkamenten banden een bewogen eigen historié te heb-
ben. Eens speelden zij als trofee van een trotse jongeling
een centrale rol. Deze banden zijn namelijk door hun ui-
terlijk te herkennen als prijsboeken, die eertijds, toen
competitie in het onderwijs nog eerbaar gemeengoed
was, de Latijnse School aan haar beste leerlingen ten geschenkte
gaf. Alvorens deze boekbanden nader te be-
händelen, wordt in vogelvlucht het kader aangegeven,
waarbinnen deze boeken zo’n belangrijke rol speelden.
Promotie en prijsuitreiking
De Latijnse School was het schooltype dat na de Refor-
matie in de Noordelijke Nederlanden vanaf eind 16de
eeuw tot ver in de 19de eeuw het voortgezette onderwijs
in de steden verzorgde. Doel van dit onderwijs was de
voorbereiding op de universiteit. Het onderwijs was in-
gericht naar het model van de Hollandse schoolordre van
1625, een sterk door de geest van humanisme en calvinisme
bepaald leerplan, waarbij Latijn kemvak was. Pas-
sieve én actieve beheersing van het Latijn stelden de aan-
komende Student immers in Staat zijn studieboeken te le-
zen, zijn professoren te verstaan en met hen te converse-
ren en in deze taal te pubheeren. Zolang het Latijn als
culturele gebruikstaal tot ver in de 19de eeuw aan de uni-
versiteiten in ons land in zwang was, had de Latijnse
school een duidelijke functie. De school kende door-
gaans vijf tot zes leeijaren, in welke période een feilloze
beheersing van het Latijn werd nagestreefd. Het memori-
seren van grammatica en syntaxis, het maken van Neder-
lands-Latijnse thema’s, dit was de dagelijkse kost voor
een Latijnse scholier. Door het lezen en verklären van
Latijnse auteurs trachtte hij zieh een fraaie Latijnse stijl
eigen te maken. Met recht rijst evenwel de vraag hoe Latijnse
schoberen, knapen in de leeftijd van acht tot vijftien
jaar, tot het volgen van dit monotone onderwijs waren te
motiveren. Hiertoe diende een pedagogische methodiek,
geinspireerd door humanisten als Erasmus en in de praktische
uitvoering afgekeken van de succesvolle, contrare-
formatorische Jezui'eten-colleges in Frankrijk, Duitsland
en de Zuidelijke Nederlanden, waarbij de onderlinge we-
dijver, de aemulatio, een centrale rol speelde. Het motiveren
en stimuleren van de leerling door hem een prijs als
beloning voor te houden was (en is) een probaat middel
om een geduerigyvervuur onder het jonge volkje (1) aan te
wakkeren en deze handelswijze heeft een onmiskenbaar
Stempel gezet op het leven van de Latijnse scholier. Deze
beloningen bestanden meestal uit fraaie boekwerken, die
tijdens een halfjaarlijkse promotie met prijsuitreiking de
gelukkigen ten deel vielen. Bij zo’n gelegenheid, die
meestal in een kerkgebouw plaatsvond, trad de school in
de openbaarheid. Zo vond in Haarlem deze plechtigheid
Afb.10. Titelpagina van een gedrukte oratie, uitgesproken in 1733
d oor Joannes van den Bosch, waarop een promotie met prijsuitreiking
te Delft Staat afgebeeld.
in ieder geval reeds in 1625 in het Prinsenhof plaats (2),
vanaf 1743 in het koorgedeelte van de Grote Bavo en later
in de Waalse kerk. De leerling die uit de hoogste klas
als de primus (de beste) naar de académie werd gepro-
moveerd, sprak een uiteraard in het Latijn gestelde rede-
voering uit ten einde van zijn beheersing der Latijnse taal
blijk te geven (voor zover de tekst overigens niet tegen
een zekere vergoeding door de rector op bestelling gele-
verd was). Als blijk van waardering ontving hij vervol-
gens uit handen van curatoren een boek ten geschenke.
Curatoren vormden het schoolbestuur en zij bezaten het
ius promovendi, het alleenrecht leerlingen rechtstreeks
tot de academie te bevorderen. Anderszins opgeleide
aankomende Studenten dienden zieh aan een universitari
toelatingsonderzoek te onderwerpen, alvorens zij zieh
als student konden laten inschrijven. Na deze eigenlijke
promotio ad academiam vond de bevordering der lagere
klassers plaats, waarbij iedere primus en vaak ook de se-
cundus een boekwerk mochten ontvangen. Zij dienden
hiervoor een Latijnse dankbetuiging, een gratiarum actio
of gratias, in dichtvorm uit het hoofd te reciteren. ln de
ontvangen boekwerken bevond zieh voorin een testimonium,
ondertekend door curatoren en rectoren, dat ge-
tuigenis aflegde van de geleverde prestaties van de betreffende
leerling. De meeste Latijnse scholen kenden
een dergelijke gang van zaken, waarbij de uitvoering van
stad tot stad kon verschillen. Zo werden in Haarlem ook
zilveren pennen als proemia scriptoria geschonken aan
leerlingen die in het vak calligrafie uitblonken.
Het is opvallend dat van zo’n promotieplechtigheid, die
toch in hoge mate bepalend was voor het aanzien van de
Latijnse school, slechts twee afbeeldingen bekend zijn.
Een afbeelding (afb.10) treft men onder meer aan op een
door F. van Bleyswijk gegraveerde titelpagina van een ge-
dukte oratie, die Joannes van den Bosch in 1733 bij zijn
promotio ad academiam vanuit de Latijnse school te
Delft heeft uitgesproken(3). De scène speelt zieh af in de
Waalse kerk, deel uitmakend van het Prinsenhof te Delft.
De rector roept vanaf de preekstoel de namen af van de
leerlingen die op hun beurt wachten om voor de met
prijsboeken bedekte tafel te verschijnen en uit handen
van bepruikte curatoren de prijs te ontvangen. Hun drie-
kantige steekjes dragen zij keurig onder de arm. Het college
van curatoren bestaat uit vijf personen, van wie de
twee in zwarte toog met write bef geklede heren de twee
predikanten in het college voorstellen. In de banken kij-
ken trotse familieleden voi belangstelling toe. Orgelspei
zal de plechtigheid omlijst hebben. Een momentopname
van een gebeurtenis die de harten van talloze generaties
Latijnse scholieren sneller heeft doen kloppen.
De boekband
Het prijsboek neemt in de geschiedenis van de boekband
een eigen plaats in. De oudste in de Noordelijke Nederlanden
vervaardigde boekbanden dateren uit het eind
van de 15 de eeuw. Boeken werden gebonden in met leer
overtrokken houten borden, de zgn. platten, waarbij voor
de kleinere formaten in plaats van hout wel karton werd
toegepast. Eind 16de eeuw vond bij de boekbinderij in
ons land een belangrijke verandering plaats. Binders gingen
in plaats van leer ook perkament gebruiken. Men
spande hierbij het perkament strak over de platten, die
nu soms van hout, maar meestal van karton in verschil-
lende dikte waren vervaardigd. Zo ontstond een genre
boekband, dat, in de regel onversierd, kenmerkend is
voor het 17de- eeuwse geleerdenboek, in welke traditie
het verschijnsel prijsboek ook geacht werd te staan. Alleen
ontbrak bij de vormgeving van de prijsbanden der
Latijnse scholen de weihaast calvinistische aandoende
soberheid. De voor-en achterplatten van deze prijsband
waren versierd met vergulde lijnkaders, eventueel hoek-
stempels en in het midden een verguld Stempel van het
stadswapen. Een fraai voorbeeld hiervan is de uit het begin
van de 18de eeuw daterende Haarlemse prijsbanden
(afb.ll). De oorspronkelijke functie van een wapen op
Afb .ll. Voorplaat van een Haarlemse prijsband uit het begin van de
18deeeuw.
een boekband is die van eigendomsmerk, een gebruik
dat reeds in de 15de eeuw in Italie voorkomt. Maar op
deze prijsbanden benadrukt het stadswapen met name
het feit dat de Latijnse school, als schenkster van de prijs,
de stadsschool bij uitstek was en Staat het wapen mede
symbool voor de autonomie die deze stedelijke scholen
tot 1814 kenden. Op deze wijze hebben van de 17de tot
en met de 19de eeuw ongeveer 55 Latijnse scholen hun
prijsboeken vormgegeven, waarvan de oudst bekende
exemplaren dateren uit de jaren direct na 1625. Voor
1625 werden ook al boekwerken op de Latijnse school
ten geschenke gegeven, maar een typische perkamenten
prijsband met stadswapen en daterend uit de tijd voor
1625 heeft schrijver dezes nog nergens aangetroffen. Uit
de overgangsperiode dateert een Haarlemse prijsband
(in het bezit van de U.B. te Amsterdam), op 27 maart
1625 onder rector J. Middelhoven geschonken aan C.
Outshoren. Dit prijsboek voldoet aan alle criteria, alleen
ontbreekt nog het stadswapen. Overigens komen perkamenten
banden met het wapenstempel van de stad in
blinddruk ook zonder verguldsel voor. Deze boeken waren
schooleigendom en dienden voor gebruik door cura