
Schijnbaar driftig fotograferend heeft Breitner zieh, zon-
der een al te duidelijk technisch kunnen, een voor die tijd
zeer open en spontane stijl eigen geraaakt. Immers, de
meeste bekende foto’s van zo’n eeuw geleden komen ons
nu strak geposeerd en statisch over. Breitner daarentegen
blijkt echter op een bijna ’snapshotachtige’ wijze beeiden
uit zijn directe omgeving vereeuwigd te hebben. Beeiden
van het dagelijkse leven in een drukke Amsterdamse sa-
menleving, vol vaart en beweging: het straatleven, am-
bachten, schepen, paarden, bouwputten en de opruk-
kende stad. Beeiden uit zijn prive-leven zijn intiem en in-
trigerend: verrassende famiüeportretten; foto’s van modelten
en naakten. Vaak zijn lichtomstandigheden ge-
Afb. 2. G.H. Breitner, Naaktmodel voor Spiegel (coll. R.K.D.).
durfd en de composities spannend. Het is inmiddels be-
kend dat Breitner voor deze foto’s meer dan vijf camera’s
heeft gebruikt, waarvan er een op de tentoonstelling te
zien is.
In het licht van de geschiedenis van de Nederlandse foto-
grafie zijn de foto’s van Breitner een mijlpaal. In de eerste
schilderijenzaal van Teylers Museum zullen de hoogte-
punten van Breitner’s fotografisch oeuvre getoond worden.
In een zestigtal grote afdrukken, aangevuld met
ruim honderd kleinere archieffoto’s, zal een compleet
beeid gegeven worden van Breitner’s fascinerende kijk
op het leven aan het eind van de vorige eeuw. De vele
thema’s die Breitner, al dan niet ten behoeve van latere
schilderwerken, fotografeerde, zullen alle in een be-
paalde samenhang zichtbaar worden. Ter aanvulling zijn
er ook enkele van Breitner’s eigentijdse afdrukken geex-
poseerd, afkomstig uit het Rijksprentenkabinet Amsterdam
en het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
De expositie in Teylers Museum is een nieuwsgierig ma-
kende reconstructie: het fenomeen Breitner als de foto-
graferende kunstenaar, een enerverend onderdeel van de
vele manifestaties in 1989 in het kader van de viering van
150 jaar fotografie.
Ter gelegenheid van deze expositie verschijnt er van de
hand van de Breitner-kenner bij uitstek, Paul Hefting,
een prächtige monografie die dezelfde titel draagt als de
tentoonstelling: De foto’s van Breitner (ca. 144 pp., 28 x
24 cm, ca. 150 ill. waarvan 71 gereproduceerd in duotone,
voorzien van een vernislaag). Het boek verschijnt in
twee edities: ingenaaid/gebrocheerd (ISBN 9012 06046
X) voorf69,90, en een luxe editie (ISBN 90 12 06148 2),
gebonden met als bijlage een afdruk van een foto van
Breitner op barietpapier, papierformaat 40 x 50 cm, prijs
f250,-. In deze uitgave van de SDU zal in vele foto’s het
beeid van Breitner als fotograaf zichtbaar worden. Pre-
sentatie van het boek vindt plaats bij de opening op 8
april.Tijdens de tentoonstelling zullen tevens drie fraaie
kunstaffiches met Breitner foto’s te koop zijn, alle uitge-
voerd in duotone. Deze uitgave werd mogelijk gemaakt
door Capi-Lux Vak.
De tentoonstelling kwam verder tot stand door de mede-
werking van drs. R.E.O. Ekkart van het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, drs. I.Th. Leijerzapf van
het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit Leiden en drs E
van Beurkom van de Rijksdienst Beeidende Kunst. Bij de
uiteindelijke keuze van de foto’s voor de tentoonstelling
waren Paul Hefting en Harm Botman zeer nauw betrok-
ken.
Speciaal voor de basisscholen werd met Nancy Ettes van
Stichting Kreater een educatief projekt ontwikkeld rond
de foto’s van Breitner. Een werkblad over de tentoonstel-
ling werd samengesteld, evenals een diaprogramma,
waarin Breitner als fotograaf en Schilder bij de kinderen
wordt gei'ntroduceerd. Een tweede deel van het pro-
gramma bestaat uit het zelf fotograferen met een camera
obscura, waarvan de resultaten in het museum te zien
zullen zijn.
Harm Botman/Bert Sliggers
Het opmerkelijke leven en oeuvre van een
Haarlemse kunstenares: Elisabeth Johanna
Koning (1816-1887)1
In de kunstverzameling van Teylers Museum wordt een
groot aantal bladen met bloemen, vruchten en planten
bewaard uit de laat-achttiende en eerste helft negen-
tiende eeuw; onder andere van de hand van kunstenaars
als Wijnen, Schwegman, Reekers, Van Os, Brandt en de
dames Knip, Snabilie, Barbiers en Enschede. Deze teke-
ningen werden in het algemeen gemaakt in de kassen van
bloemisten en liefhebbers in de omgeving van Haarlem.
Er is een afwijkende groep onder, bestaande uit een veer-
tigtal tekeningen van Indische bloemen, vruchten en
kleine dieren, bewaard in een afzonderlijke portfolio. Zij
werden in 1859 vervaardigd door de Haarlemse kunstenares
Elisabeth Johanna Koning.
Elisabeth werd de lste Maart 1816 te Haarlem geboren
in de Zoetestraat. Haar ouders waren Elisabeth Johanna
Deyssenroth en Leendert Koning. Haar vader had een
befaamd onderwijsinstituut, met name dankzij zijn ken-
nis van het Frans en het Engels. ’Betsie’ werd met een
grote handicap geboren. Haar rechterarm was slechts ge-
deeltehjk ontwikkeld, tot een eindje over de elleboog. Zij
had uitsluitend de linkerhand tot haar beschikking. Des-
ondanks had zij een uitgesproken tekentalent, waarvan
zij reeds op haar vijfde jaar blijk gaf. Haar tekeningen van
dieren werden ingelijst getoond op de eerste kunstnijver-
heidtentoonstelling, die in 1825 te Haarlem gehouden
werd. De vrees dat Elisabeth hulpbehoevend zou blij ven,
bleek ongegrond. Als klein meisje, in een gezin van acht
kinderen, wist ze zieh in alle opzichten te redden; ze deed
8- liefst als jongetje gekleed — met alle spelletjes mee.
Dankzij haar vader genoot zij onderwijs. In het gezel-
schap van uitsluitend jongens en gezeten aan een aparte
lessenaar nam zij ’s morgens deel aan zijn lessen in onder
andere de vreemde taten. In de middaguren kreeg zij te-
kenles van haar vader. Hij was zelf een niet onverdienste-
lijk dilettant.2
Afb.3. Schommelende kinderen, detail van een bladzijde uit het knip-
selalbum (Gemeente Archief Haarlem, handschrift 206).
Elisabeth vervaardigde als tiener in de avonduren een al-
bum met knip- en plakwerk.3 Zoals zo velen knipte ze als
tijdverdrijf van wit papier landschapjes welke effectvol
op zwart karton werden geplakt. Veel uitzonderlijker zijn
haar reeksen figuurtjes, luttele centimeters groot, samengesteld
uit snippertjes gekleurd papier en in drie tot vijf
rijen opgeplakt op een witte ondergrond. Zij legde zo in
de jaren 1830-1832 op een zeer charmante en persoon-
lijke wijze niet alleen haar familieleden, wandelende ’bekende’
Haarlemmers en speiende kinderen vast, maar
bijvoorbeeld ook vogels, acrobatiek op paarden, exotische
figuren en bespannen koetsen, waartussen als ver-
dwaald, de kerstman met zijn door een hert getrokken
slee. Zij observeerde haar stadsgenoten goed, volgde niet
alleen hun kleding getrouw, maar gaf ze individuele, gete-
kende, gelaatstrekken.4 (afb. 3) Haar ’plakpoppetjes’
sluiten direkt aan bij de door ’Hildebrand’ in de Camera
obscura (eerste druk in 1839) beschreven Haarlemmers.
De auteur, Nicolaas Beets (1814-1903), was vanaf de
schoolbanken met Elisabeth bevriend. ’Zijn’ plakpop-
petje heeft hij zuinig bewaard, zoals meer van haar mede-
leerlingen dat deden. Niet alle figuurtjes werden naar het
leven geknipt en geplakt. Zij volgde voor sommige van de
exotische typen het voorbeeld van een prent, die nog
steeds, los, achter in het album wordt bewaard.
Afb.4. Hibiscus, waterverf (BB* 38).
Na haar zestiende jaar kwam ze voor körte tijd onder lei-
ding van Maria Geertruida de Goeje-Barbiers5 (1801-
1849) en later onder die van Henriette Geertruida Knip
(1783-1842). Dankzij de laatste leerde ze de succesvolle
Haarlemse bloemist Arie Comelis van Eeden (1766-