
2. Aan het album van zijn dochter voegde hij in december 1842
een landschapstekening (pen in bruin en waterverf) toe. Dit album
bevindt zieh op het Gemeente Archief te Haarlem, hand-
schrift 207.
3. Gemeente archief Haarlem, handschrift 206; Unger Stapert
1916, op.cit., noot 1. Het album werd in 1916 in het nieuwe lo-
kaal (Waag) van Kunst zij ons Doel tentoongesteld met de Indische
portefeuille.
4. In Teylers Museum wordt een groot aantal ’Wandelende
Haarlemmers’ bewaard. Zij werden rond 1805 door J.P. Visser
Bender vastgelegd (inv.nrs. Z 18a-Z 19; Schölten 1904, pp. 509-
510. Zie hiervoor B.C. Sliggers, ’Het portretoeuvre van J.P. Visser
Bender (1785-1813), in het bijzonder zijn Haarlemse typen’,
Jaarboek CentraalBureau voor Genealogie 1984, pp. 233-277.
5. Maria Geertruida Barbiers is een dochter van het kunste-
naars-echtpaar Pieter Barbiers Bzn ID (1772-1837) en Maria
Geertruida Snabilie (1776-1838). Zij was gehuwd met de kun-
stenaar Pieter de Goeje (1779-1859). Haar jongere zuster, Cae-
cilia Geertrui Barbiers (1809-1850), heeft zieh eveneens op het
tekenen van bloemen toegelegd (zie Teylers Museum, inv.nr. Y
77d).
6. Drie gouaches, bewaard op het Gemeente Archief te Haarlem
en recent toegeschreven aan Mattheus Derk Knip (1783-1845)
brengen deze bloemisterij in beeid. Op een (afb.no. 19) is een
vrouw aan het schilderen. Dit zou Henriette Geertruida Knip
zijn. Cat.tent. De familie Knip. Drie generaties kunstenaars uit
Noord-Brabant, Zwolle (Noordbrabants Museum, ’s-Hertogen-
bosch) 1988 (Fr. Kuyvenhoven), pp. 46-55 (afb.nrs. 19, 23 en
24).
7. Gedateerde bladen van bloemen en kasplanten in de collectie
van Teylers Museum: Hibiscus, 1835 (BB* 38); Ananas, na
1835 (wm) (BB* 34); Remannia Chinensis, id. (BB* 36) en Glo-
minata, juli 1836 (BB* 37). Deze bladen zijn waarschijnlijk op
de bloemisterij van Van Eeden tot stand gekomen. Teyler bezit
bovendien twee tekeningen uit een latere periode: Azalea’s,
1846 (BB 69) en Rozen, 1847 (BB 69) en een ongedateerd blad
met Convolvulus (BB* 35).
8. Een viertal bladen was in 1966 op de tentoonstelling, 1000jaar
bloem-illustratie (Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum)
te ’s-Gravenhage te zien; catnrs. 212 t/m 215.
9. Het schilderij maakt geen deel meer uit van de collectie van
het Rijksmuseum Paleis Het Loo te Apeldoorn noch van het
Museum van het Koninklijk Huisarchief te ’s-Gravenhage.
10. Dit blijkt uit de albumblaadjes welke vlak voor haar huwe-
lijksreis door leerlingen werden geschreven. Zie noot 2.
11. Teylers Museum, Haarlem, 2 exemplaren, beiden gesigneerd
en gedateerd: EJK. 25 Oct 50/la Haye, zijn bijgevoegd bij portfolio
BB* (BB* 44a, met opschrift in pen in bruin: Van deze eerste
Etsproeve van mejufr. E.J. Koningzyn, vöör het versje doorMevr:
de Wed Storm geb: Van den Chijs, slechts 12 drukken door den on-
dergeteekenden getrokken. J. C. Gaal 1850: en BB* 44b, met gedieht:
De bloem zoo vaak het beeid van’t leven,/Toond 'hier wat
ook de kunst vermag:fEen stond, der kunstenares gegeven/Die
nooit een ets behandelen zag/Doet tak en bloem te voorschijn ko-
men/Op’t effen roode koperblad/Zoo goed, zoo schoon zoo zon-
der schroomen/zoo fiks geteekend en zoo rad./Ex tempore/Wed S.
Delft). Kramm, op.cit. noot 1, dl. II, p. 900 en aanhangsel, p. 95.
12. Heenreis (mei-augustus 1859): de Engelse kust t.h.v. Beachy
Head en Seaford, mei (BB* 43); Porto Santo, juni (BB* 42); Atlantische
Oceaan, 2 juli (BB* 39); 26 ° NBr & 38 * WL, ongedateerd
(BB* 32a en b). Java (augustus-december): Batavia (Djakarta):
augustus (BB* 4, 9, 24); September (BB* 8,10, 20); december
(BB* 11,25) en ongedateerd (BB* 28). Buitenzorg (Bo-
gor): augustus (BB* 15,40); Oengaran: 12 augustus (BB* 31b),
Oktober (BB* 9,12,13,17); november (BB* 22); ongedateerd
(BB* 2,19,27). Tjokrek (?), September (BB* 16,18). Semarang,
September (BB* 3); oktober (BB* 7, 14). Cheribon (Tjeribon),
Oktober (BB* 31 a); nov. (BB* 1,5,6,23,29,30b); ongedateerd
(BB* 21, 26). Terugreis (december 1859-maart 1860): St. Helena,
februari (BB* 30a).
13. Deze portfolio wordt bewaard in Teylers Museum (inv.nr.
BB*). De portfolio moet meer bladen geteld hebben aangezien
in het artikel van Unger-Stapert uit 1906, op.cit. noot 1, p. 348
een vliegende vis is afgebeeld, welke er geen deel meer van uit
maakt. In 1906 werden ruim 30 aquarellen uit deze serie tentoongesteld
in de Rotterdamsche Kunstkring. Zie Unger-Stapert
1906, op.cit., noot 1, p. 344 en Unger-Stapert 1916, op.cit.,
noot 1, p. 374. De bladen werden op de kunstbeschouwingen in
de Academie voor Beeidende Kunst te Rotterdam en in 1816 te
Haarlem bij Kunst zij ons Doel getoond. In 1919 werden ze tentoongesteld
op de Tentoonstelling ter herdenking van het 300-ja-
rig bestaan van Batavia, Stedelijk Museum, Amsterdam (met ca-
talogus uitgegeven door het Koloniaal Instituut). In 1972 werden
vijf bladen getoond in het Rijksmuseum. Zie Cattent. Ne-
derlandse schilders en tekenaars in de Oost. 17de-20ste eeuw; Amsterdam
(Rijksmuseum) 1972 (J. Terwen-de Loos), cat.nos. 79,
80,81,82 (afb.), 83 (afb.).
14. Dit blijkt uit het verslag van de reis naar Engeland en Schotland.
Op 13 juli 1851 is ze tijdens een boottochtje op de Ierse zee
zeeziek. Zij schrijft: Dit maakt mij eeniger mate bevreesd voor de
terug togt naar Holland, daar ik juist geen groote liefhebster van
zeereizen ben.
Van een leien dakje. Leven in leisteen
doorgelicht
Van 18 maart tot en met 21 mei wordt in de kleine boven-
zaal van Teylers Museum een tentoonstelling gehouden
over leisteenfossielen uit het Westduitse Bundenbach in
de Hunsrück. De Hunsrück is een middelgebergte dat
wordt omsloten door de rivieren de Moezel, Nahe, Rijn
en Saar. Bij Bundenbach worden versteende resten van
dieren en planten gevonden, die meestal volledig bewaard
zijn gebleven. Zij leefden ongeveer 400 miljoen
jaar geleden ten tijde van het Onder Devoon. Nergens ter
wereld zijn dergelijke fossielen van deze ouderdom gevonden.
Dat maakt Bundenbach wereldberoemd.
Voor zover bekend werden de eerste fossielen omstreeks
1860 door de houtvester Tischbein en burgemeester
Köhler uit Herrstein gevonden. Tischbein vond onder
andere een slangster, die later naar hem werd vefnoemd:
Euzonosoma tischbeinianum. In 1862 werden deze
vondsten voor het eerst wetenschappeüjk beschreven
door de paleontoloog K.F. Roemer. De toenmalige conservator
en directeur van Teylers Museum, professor
J.G.S. van Breda, zag al snel de waarde van deze fossielen
in. Het was zijn Verdienste dat het museum in 1863 een
collectie van 29 stuks aanschafte. Hiervan werden vier
holotypen van Roemer, oftewel exemplaren waarnaar
een soort voor het eerst wordt beschreven en weten-
schappelijk benoemd, in de vaste museale presentatie
opgenomen. De rest van de collectie leidde een sluime-
rend bestaan in de laden daaronder.
Afb. 8. Bundenbachia beneckeivóói het prepareren, zeester-fossiel uit Afb. 9. Bundenbachia beneckei na preparatie d oor drs. W.H. Süd-
Bundenbach, coll. Teylers Museum. kamp, 1984; coll. Teylers Museum.
Ruim een eeuw na de aankoop van de fossielen werden
deze door drs. W. Südkamp in Teylers Museum heront-
dekt. Hij vroeg toestemming de ongeprepareerde fossielen
schoon te maken, waardoor detaüs zichtbaar komen
die nodig zijn voor het determineren van de soorten. Het
museum stemde erin toe dat acht exemplaren werden ge-
prepareerd, onder voorwáarde dat eerst oppervlakte- en
röntgenfoto’s zouden worden gemaakt. In 1985 werden
de nieuwe resultaten in het tijdschrift Grondboor en Homer
gepubMczeid. De tentoonstelling over dit onderwerp
beoogt de herontdekking van de oude Bundenbach-fos-
sielen in een grotere kring bekend te maken.
Het onderwerp van de tentoonstelling is daartoe ruim
gekozen. Aan de orde komen het ontstaan van leisteen
waarin de fossielen worden gevonden, het milieu van de
zee ter plaatse en een reconstructie van de bodemfauna
ten tijde van het Devoon. Tevens wordt aandacht besteed
aan het wetenschappeüjk onderzoek van de laatste hon-
derd jaar aan de Bundenbachfossielen, voomameüjk resten
van zeesterren, zeeleües, pantservissen, trilobieten
en andere kreeftachtigen. Hierbij heeft vanaf ca. 1940 de
toepassing van de röntgentechniek een belangrijke rol
gespeeld. Een schematische röntgenopstelüng en röntgenfoto’s
van leisteenfossielen zijn op de tentoonstelling
aanwezig. Ook het economische belang van leisteen
wordt belicht, onder andere door de presentatie van een
videofilm over leisteenwinning, zowel vroeger als nu.
Leisteen als dakbedekking, üefst zonder fossielen, is het
laatste thema van de tentoonstelling waar dit oude am-
bacht van lei tot dak in beeid wordt gebracht.
De leisteenexpositie is de eerste educatieve geologie-ten-
toonstelüng in Teylers Museum waarin de eigen collectie
centraal Staat. Initiatiefnemer was drs. W. Südkamp, bij-
gestaan door mensen van het Mineralogisch en Paleontologisch
Kabinet, en de Educatieve Afdeling. Veel me-
dewerking werd verkregen van Siemens Nederland NV
voor de röntgentechniek, en Verkoelen Dakbedekkingen
BV voor de presentatie van lei als dakbedekking. De
Stichting Geologische Aktiviteiten zal een op de ten-
toonstelling aansluitend themanummer uitgeven, dat als
’catalogus’ voor f 7.50 in het museum verkrijgbaar is.
Wouter Südkamp/Bert Sliggers
Trotse trofeeen, een collectie prijsboeken in
Teylers Museum
Wanneer Martinus van Marum in 1784 tot bibüothecaris
van Teylers Museum wordt aangesteld, krijgt hij mede tot
taak de reeds aanwezige collectie systematisch uit te brei-
den. In het bijzonder ten behoeve van Teylers Godge-
leerd Genootschap legt hij met zorg een uitgebreide ver-
zameling Griekse en Latijnse tekstuitgaven aan, waaron-
der ook de Kerkvaders en bijvoorbeeld de Opera Omnia