
1836) kennen.6 Hij droeg haar op de zeldzame bloemen
en gewassen uit zijn kassen in kleuren te tekenen.7 (afb. 4)
Deze taak moet Elisabeth een uitkomst zijn geweest. Zij
ontwikkelde zo haar talent voor het tekenen van bloemen
en vruchten en oefende zieh in het vlug en accuraat
werken. Hiermee trok zij de aandacht van Adriaan van
der Hoop (1778-1854), een vermögend Amsterdams
bankier, verzamelaar en stichter van het latere Museum
van der Hoop, nu opgenomen in het Rijksmuseum. Hij
verzocht haar de zeldzame en kostbare bloemen en planten
in de kassen op zijn buiten ’Spaarnberg’ te Santpoort
in waterverf te vereeuwigen,8 een taak die ze jarenlang
heeft uitgevoerd. Deze verzameling werd door de erfge-
namen geschonken aan de Hortus Botanicus te Amsterdam,
waar de bladen bij het onderwijs aan Studenten
werden gebruikt.
Op de lessen van Henriette Knip volgde gedurende enige
jaren een cursus in het schilderen met olieverf op het atelier
van de stilleven-schilder Albert Alides Steenbergen
(1814-1900). Zij leerde daar voor het eerst jonge schildere
kennen. Op 24-jarige leeftijd verliet ze het atelier.
Ze bleef echter steeds staderen en naar de nataur
werken. Vanaf 1833 zond zij geregeld werk naar de ten-
toonstellingen van Levende Meesters in. Soms waren het
tekeningen van bloemen, maar meestal bloem- en fruit-
stillevens in olieverf, soms met dood gevogelte. Voor de
laatste maal deed ze dat naar de Rotterdamse tentoon-
stelling in 1879. Het bestaur van Felix Meritis zond haar
in 1842 een uitnodiging voor de wedstrijd op het gebied
der ’Bloemen en Vruchten’. Nadat ze door de Schilder
Karsten gewezen was op een opvallende compositiefout
en vervolgens een nautilusschelp had vervangen door
een perzik en druiven, werd zij begin 1843 met de zilve-
ren medaille bekroond. Hierdoor kreeg ze veel bekend-
heid. Als beginnend kunstenaar was ze al op de Amster-
damse tentoonstelling van Levende Meesters van 1844
zo gelukkig een olieverfstilleven te verkopen aan Koning
Willem II, dat in het paleis het Loo werd opgehangen.9
Hetzelfde jaar bracht haar het erelidmaatschap van het
Haarlems tekencollege Kunst zij ons doel en op 3 fe-
bruari 1845 werd ze benoemd tot honorair lid der Ko-
ninklijke Academie van Beeidende Künsten te Amsterdam.
Het Museum van der Hoop, eveneens in Amsterdam,
en Teylers Museum (1846, BB 69) kochten tekeningen
van haar hand. Na haar bekroning vroegen enkele
Amsterdamse dames Elisabeth Koning om hen les te ge-
ven in tekenen en schilderen. Zij heeft de daarop-vol-
gende zestien jaar in patriciers-kringen verkeerd, ’s winters
in Haarlem en Amsterdam en ’s zomers op de bui-
tenplaatsen rondom Haarlem, niet alleen als een zeer ge-
waardeerd lerares, maar ook als vriendin.10 In deze pe-
riode ontwikkelde ze een enorme werkkracht. Dit hielp
haar het overlijden van haar verloofde, een getalenteerd
Haarlems scheikundige, te dragen.
In het Gemeente Archief te Haarlem worden Elisabeths
aardige, soms met tekeningen versierde, reisverhalen be-
waard (handschrift 208a, b, c en d). Per reiskoets trok ze
in de jaren 1837-41 met een huisvriend en twee zusjes
door Utrecht, Gelderland en Holland. Ze schreef een uit-
voerig verslag van haar reis naar Engeland en Schotland
in gezelschap van de Haagse kunstkoper en etser Jaco-
bus Comelis Gaal (1796-1866) en haar vriendin de we-
duwe Storm-van der Chijs, later een voorvechtster van
de vrouwenemancipatie. De aanleiding tot de reis was de
eerste Wereldtentoonstelling in Londen in 1851. Op 25
Oktober 1850 had Elisabeth haar eerste etsje, een roos
met vergeet-mij-nietjes, onder Gaals leiding gemaakt,
waarbij haar vriendin een toepasselijk gedichtje had ge-
schreven.11 In de zomer van 1855 trok ze naar Parijs,
weer voor de Wereldtentoonstelling. Haar terugreis, dit
maal zonder reisgezelschap, voerde over Duitsland via
de Belgische Ardennen naar Brussel.
In november 1855 kocht Teylers Museum voor f 350,—
het stilleven Vruchten en dood wild aan (cat.nr. 89). De
compositie van het eerder dat jaar door haar geschil-
derde doek is samengesteld uit verscheidene vruchten,
een akkerwinde en een dode patrijs. (afb. 5) Het tweede
Afb.5. Vruchten en doo d wild, olieverf op doek (cat.nr. 89).
stilleven van haar hand dat thans nog in een openbare
collectie is, bevindt zich eveneens te Haarlem, in het
Frans Halsmuseum (cat.nr. 745).
Op haar 43-jarige leeftijd trouwde ze met de iets jongere
koopvaardijkapitein Sybrand Stapert (1819-1888). Een
maand later, in mei 1859, vertrok het paar naar Indie. De
heenreis met de driemaster ’Sara Alida Maria’ was voor-
spoedig en duurde slechts 80 dagen. Elisabeth maakte
schetsen van de Engelse kust, van Portugese eilanden en
van wat er aan vissen en ongewervelde dieren uit de Atlantische
Oceaan werd opgevist. Spoedig na haar aan-
komst op Java werd ze benoemd als lid der natuurkun-
dige vereniging in Nederlands-Indie. Zij was de eerste
vrouw die, op tekengebied, een dergelijke onderschei-
ding ontving. In de daaropvolgende maanden, van September
tot december, reisde Elisabeth Stapert-Koning
door Java. Dankzij de eigenhändige opschriften, op de
bladen zelf of op de oorspronkelijke opzetkartons, is het
verloop van de reis te volgen. Zij bezocht onder meer Batavia,
Buitenzorg, Oengaran, Semarang en Cheribon.12
Haar belangrijkste werk, de collectie aquarellen van Indische
bloemen, vruchten en insekten, groeide gestaag.13
Een niet geringe prestatie als men haar handicap en het
afmattende Indische klimaat in gedachten houdt. Zij
zette een tekening voorzichtig in potlood op en werkte
deze vervolgens met penseel en waterverf zeer gedetail-
leerd uit. Ze gebruikte vrijwel altijd wit papier (J. Whatman)
van ca. 240 x 330 mm. Soms was een enkel takje
van de koffieplant (Coffea arabica, BB* 17) het onder-
werp van Studie (afb. 6) maar een verscheidenheid aan
Afb.6. Koffieplant, waterverf (BB* 17).
vruchten en insekten verenigd op een blad komt eveneens
voor (afb. 7). In September 1859 maakte zij bijvoor-
beeld in Batavia een tekening waarop een tor (Gangster)
met vruchten (Terong, Moendoe, Salak, Doeroet Djamtlang,
Kamirie, Djamtoe Aijar en een Mango) werd ge-
combineerd (BB* 20). De op Java tot stand gekomen bladen
zijn zeer mooi, zowel van kleur als van tekening, zo-
dat het te betreuren valt dat in 1906 slechts een enkel
blad, de koffieplant, gereproduceerd werd in het door
Mr. J.E. van Someren Brandt samengestelde en in Amsterdam
(Elsevier) versehenen De Groote Cultures der
Wereld. Haar geschiedenis, teelt en nuttige toepassing.
De terugreis was minder fortuinlijk voor de makkelijk
zeeziek wordende Elisabeth14 en duurde door de aan-
houdende storm 133 dagen. Na de huwelijksreis werd
haar tijd grotendeels door huishoudelijke zorgen in be-
slag genomen; Sybrand had drie kinderen uit een eerder
huwelijk en in 1860 werd hun dochtertje, Cornelia, geboren.
Het gezin verhuisde in 1862 naar Groningen waar
Afb.7. Indische vruchten en insekt, waterverf (BB* 20).
Elisabeth bestaurslid was van Pictura en zich onder meer
bezig hield met de te houden tentoonstellingen. In 1873
maakte ze naar een Drents landschap van Bildere een ko-
pie en op 67-jarige leeftijd, ze woonde inmiddels in Rotterdam
aquarelleerde zij de chrysanten en azalia’s die zij
had gekregen van de hortelaris van de diergaarde. Het
blad met de chrysanten werd door haar, volgens de laatste
mode, voorzien van een achtergrond.
FnVp.lp. jaren later, op 25 juni 1887, overleed Elisabeth
Johanna Stapert-Koning te Rotterdam. Zij werd binnen
het jaar door haar echtgenoot in het graf gevolgd.
Het werk van Elisabeth Koning is van 21 februari 1989
tot en met 2 april 1989 te bewonderen in de eerste schil-
derijenzaal van Teylers Museum als belangrijk onderdeel
van de tentoonstelling Portrettistes van Flora. Haarlemse
vrouwelijke kunstenaars 1800-1860. Daarnaast worden
prächtige kleurrijke tekeningen getoond van de beroeps-
kunstenaressen Maria Geertruida Snabilie (1776-1838)
en haar dochter Caecilia Geertrui Barbiers (1809-1850),
Hendrina Alida Sollewijn (1784-1863), Henriette Geertruida
Knip (1783-1842), en - als voorbeeld van twee talentvolle
uit liefhebberij tekenende vrouwen - van de ge-
zusters ’Chrisje’ (1791-1873) en ’Santje’ Enschede
(1794-1871).
Renske E. Jellema
Noten
1. Immerzeel 1842-43, dl. II, p. 129; Kramm 1857-64, dl. III en
aanhangsel (1864); Nieuw Nederlandsch Biografisch Woorden-
boek (TV), p. 1263; Scheen 1969-70, p. 627 (afb.nr. 204-205).
De biografische gegevens zijn ontleend aan twee artikelen van
haar dochter: C.G. Unger-Stapert, ’Een merkwaardige vrouw uit
de vorige eeuw’, Op de hoogte 3 (1906), pp. 344-349 (ill.) en
C.G. Unger-Stapert, ’Elisabeth Johanna Stapert-Koning 1
maart 1816-1 maart 1916. Een herdenking’, Eigen Haard 42
(1916), pp. 178-183 en het manuscript dd. februari 1944, nage-
laten door mevr. E. Th. Meijer-Unger bij portfolio BB* (de Indische
portefeuille’), Teylers Museum.